ECLI:NL:RBDHA:2025:7464
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn echtgenote. Eiser had de aanvraag op 9 mei 2023 ingediend, en de minister was verplicht om binnen 90 dagen te beslissen. De minister heeft de beslistermijn verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig een besluit genomen. Eiser heeft de minister op 21 november 2023 in gebreke gesteld en heeft op 20 december 2023 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tijdig is ingesteld en kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiser moet betalen, en heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan op 1 mei 2025 door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. S. Mohandes.