In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiseres had eerder een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister werd verplicht om binnen zestien weken een besluit te nemen op haar asielaanvraag. Aangezien de minister niet tijdig heeft beslist, heeft eiseres een nieuw beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. De rechtbank legt de minister een nieuwe beslistermijn van acht weken op, te rekenen vanaf de bekendmaking van deze uitspraak. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank motiveert deze beslissing door te verwijzen naar capaciteitsproblemen bij de minister, maar benadrukt dat dit niet wegneemt dat de minister verantwoordelijk is voor het tijdig nemen van besluiten. De rechtbank bepaalt ook dat de eerder opgelegde dwangsom aanvangt op 13 juni 2025, na afloop van de eerdere dwangsom. Eiseres krijgt gelijk in haar beroep, en de minister wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van € 453,50.