In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, zijn de beroepen van eisers tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen gegrond verklaard. De rechtbank had eerder, in een procedure van oktober 2024, de minister opgedragen om uiterlijk 23 december 2024 een beslissing te nemen op de aanvragen van eisers. Deze uitspraak betreft het opvolgende beroep omdat de minister niet tijdig heeft beslist op de aanvragen van 28 januari 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, maar deze termijn is inmiddels verstreken. Eisers hebben de minister verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd, wat hen heeft doen besluiten om beroep in te stellen.
De rechtbank oordeelt dat de beroepen ontvankelijk en kennelijk gegrond zijn. De minister wordt opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvragen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank legt deze dwangsom op, omdat de bovengrens van 21 maanden is overschreden en een kortere beslistermijn passend is. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50, aangezien het om samenhangende zaken gaat en de rechtsbijstand door dezelfde persoon is verleend.