ECLI:NL:RBDHA:2025:7685
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een terugkeerbesluit in het bestuursrecht, met betrekking tot asielaanvraag en removal order
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het daaropvolgende terugkeerbesluit beoordeeld. Eiser, die de Iraanse nationaliteit heeft, heeft op 8 maart 2025 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie op 24 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, en er werd een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser ontving op 4 en 7 maart 2025 aanvullende terugkeerbesluiten, waarin werd bepaald dat hij moest terugkeren naar Tanzania of Iran. Eiser is het niet eens met deze besluiten en voert aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door een tweede land van terugkeer toe te voegen zonder dat er een wettelijke grondslag voor zou zijn. De rechtbank heeft op 8 april 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat verweerder niet onterecht Tanzania in het aanvullend terugkeerbesluit heeft opgenomen, mede op basis van de aanwezige removal order. De rechtbank stelt vast dat het voor verweerder mogelijk is om een vreemdeling op basis van een removal order naar een derde land te sturen, en dat er geen verplichting is om voorafgaand aan het terugkeerbesluit te onderzoeken of eiser toegang zal krijgen tot dat derde land. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat terugkeer naar Tanzania in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is en dat het terugkeerbesluit in stand blijft. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.