ECLI:NL:RBDHA:2025:7949
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Chinese nationaliteit houder, beoordeeld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De minister heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarbij Kroatië als verantwoordelijk land is aangewezen voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft op 26 februari 2025 een verzoek ingediend, maar de minister heeft dit niet in behandeling genomen, wat heeft geleid tot het beroep van eiser.
De rechtbank heeft op 7 april 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. Eiser heeft aangevoerd dat zijn overdracht aan Kroatië zou leiden tot onevenredige hardheid, gezien zijn eerdere negatieve ervaringen met de Kroatische autoriteiten, waaronder mishandeling en pushbacks. De minister heeft echter gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister in redelijkheid geen toepassing heeft hoeven geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De persoonlijke ervaringen van eiser zijn niet voldoende onderbouwd om te concluderen dat de overdracht naar Kroatië onevenredige hardheid met zich meebrengt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister's besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.