ECLI:NL:RBDHA:2025:8006

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
NL24.50759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres afgewezen op grond van ongeloofwaardige verklaringen over Al-Shabaab

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Somalische vrouw, had op 17 februari 2023 een asielaanvraag ingediend, waarin zij stelde dat zij door Al-Shabaab was benaderd om een pakket af te leveren op het politiebureau. Na haar weigering werd haar theehuis aangevallen, waarbij haar echtgenoot om het leven kwam. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de verklaringen van eiseres over de bedreigingen door Al-Shabaab niet geloofwaardig achtte. Eiseres heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat haar verklaringen consistent waren en dat het ontbreken van documenten haar niet ten nadele mocht worden uitgelegd. Tijdens de zitting op 27 maart 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres als ongerijmd en inconsistent moesten worden beschouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond, met de opdracht aan de minister om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50759

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk was aanwezig [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1968 en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Eiseres heeft op 17 februari 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Aan haar asielaanvraag heeft zij het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres is benaderd door Al-Shabaab met het verzoek om een pakket achter te laten op het politiebureau. Zij heeft het verzoek geweigerd en is naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen. Kort daarna werd een aanslag op haar theehuis gepleegd door Al-Shabaab, waarbij haar echtgenoot om het leven kwam. Eiseres vreest bij terugkeer naar Somalië te worden gedood door Al-Shabaab.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond. De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres zijn door verweerder geloofwaardig geacht. Verweerder acht de gestelde problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig. Volgens verweerder vormen de verklaringen van eiseres hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel. Verweerder heeft daarbij onder meer overwogen dat eiseres wisselend heeft verklaard over de aard van het verzoek van Al-Shabaab. Daarnaast zijn haar verklaringen over het overlijden van haar echtgenoot beoordeeld als wisselend en ongerijmd. Ook heeft eiseres volgens verweerder summier en ongerijmd verklaard over haar handelen na de aanslag op haar theehuis.
4. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Verweerder heeft haar ten onrechte geconfronteerd met een zwaardere bewijslast door eerst vast te stellen dat documenten ter onderbouwing van het relaas ontbreken en vervolgens te toetsen aan alle cumulatieve voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Eiseres betwist dat haar verklaringen onsamenhangend of tegenstrijdig zijn. Zij stelt dat zij onderdelen van haar relaas pas in de zienswijze kon verduidelijken, omdat eerst in het voornemen duidelijk werd wat werd tegengeworpen. Verweerder verlangt volgens haar ten onrechte uitleg over de handelswijze van de politie en de beweegredenen van Al-Shabaab..Voor zover verweerder vindt dat eiseres na de aanslag anders heeft gehandeld dan normaal gesproken verwacht zou mogen worden heeft verweerder dat volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd. Verweerder beschouwt eiseres ten onrechte niet als alleenstaande vrouw. Eiseres stelt ook dat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt waarom een aanvullend gehoor noodzakelijk was en vindt dat verweerder niet is ingegaan op haar zienswijze op dit punt. Het ontbreken van evidente tegenstrijdigheden en het gegeven dat de verklaringen van eiseres in overeenstemming zijn met beschikbare algemene en specifieke informatie draagt bij aan de geloofwaardigheid van het relaas, aldus eiseres.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiseres heeft geen documenten of ander objectief bewijs overgelegd ter onderbouwing van haar relaas. Het niet overleggen van documenten wordt haar in het bestreden besluit evenwel niet tegengeworpen. Voor zover eiseres stelt dat op haar toch een verzwaarde bewijslast rust doordat, vanwege het ontbreken van documenten, is getoetst aan artikel 31, zesde lid, van de Vw, volgt de rechtbank haar daarin niet. Het is aan verweerder om de aannemelijkheid van de aangevoerde elementen, waaronder het asielmotief, te beoordelen. Nu objectief bewijs van de gestelde persoonlijke problemen van eiseres ontbreekt, dient verweerder voor de vraag naar de aannemelijkheid van het asielrelaas de geloofwaardigheid van haar verklaringen te beoordelen. Het is daarbij aan verweerder om hierover (eventueel meermaals) te horen.
6. Verweerder heeft eiseres terecht tegengeworpen dat zij wisselend heeft verklaard over de opdracht van Al-Shabaab. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat haar was gevraagd om spullen, zoals munitie, te bewaren in haar theehuis en soms pakketjes af te leveren bij het politiebureau. In haar overige verklaringen sprak zij echter alleen over het afleveren van een pakketje, waarop tijdens het aanvullend gehoor om opheldering is gevraagd. Hierop heeft eiseres verklaard dat zij zelf heeft begrepen, dan wel geïnterpreteerd, dat een pakket met explosieven of munitie bij haar zou worden afgezet, waarna zij dit naar het politiebureau moest brengen. Verweerder stelt terecht dat deze uitleg niet rijmt met haar eerdere verklaringen, waaruit volgde dat sprake wasvan een tweedelige opdracht van Al-Shabaab. Voor zover eiseres stelt dat haar verklaringen anders moeten worden begrepen en dat dit misverstand in de zienswijze is opgehelderd, geldt dat zij dit had moeten aangeven in de correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor.
7. In het voornemen is overwogen dat eiseres niet op aannemelijke wijze had uitgelegd hoe ruim vóór het verstrijken van de aan eiseres geboden termijn om na te denken over het verzoek van Al-Shabaab een aanslag zou zijn gepleegd. In het bestreden besluit heeft verweerder die tegenwerping laten vallen. Verweerder werpt in plaats daarvan echter ten onrechte tegen dat eiseres niet aannemelijk heeft verklaard over hoe Al-Shabaab er achter zou zijn gekomen dat zij inmiddels aangifte tegen hen had gedaan bij de politie. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt namelijk dat eiseres slechts op uitdrukkelijke uitnodiging van verweerder heeft geprobeerd te bedenken hoe, in weerwil van de gestelde bedenktijd en zo snel na haar bezoek aan het politiebureau, een aanslag is gepleegd. Zij heeft hierbij niet beweerd te weten hoe Al-Shabaab gehandeld heeft. Nu verweerder de tegenwerping over de gepleegde aanslag voor het verstrijken van de gegeven bedenktijd heeft laten vallen, kan het enkele feit dat de gesuggereerde scenario’s volgens verweerder ongerijmd zijn, niet aan eiseres worden tegengeworpen. Bovendien heeft eiseres verklaard het verzoek van Al-Shabaab onmiddellijk te hebben afgewezen en, zoals verweerder in het bestreden besluit erkent, heeft eiseres geen invloed gehad op het handelen van Al-Shabaab.
8. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat de verklaringen van eiseres over het overlijden van haar echtgenoot wisselend en ongerijmd zijn. Eiseres zou kort na de explosie door een jongen zijn aangesproken, die enerzijds zei dat haar echtgenoot was omgekomen en anderzijds dat hij haar echtgenoot bloedend op de grond had zien liggen. Verweerder heeft niet verder toegelicht waarom deze verklaringen als wisselend worden tegengeworpen. Voor zover verweerder heeft tegengeworpen dat het ongerijmd is om de jongen op zijn woord te geloven en de dood van de echtgenoot niet nader te verifiëren, geldt dat verweerder ter zitting heeft erkend dat eiseres ook heeft verklaard dat haar vriendin het lichaam van de overleden echtgenoot heeft gezien.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres summier en ongerijmd heeft verklaard over haar gedragingen na de aanslag. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat uit de verklaringen van eiseres niet blijkt dat zij heeft geprobeerd te achterhalen wat er precies is gebeurd. Na de aanslag is eiseres niet teruggegaan naar het politiebureau waar zij kort daarvoor aangifte had gedaan, noch naar haar woning, terwijl haar kinderen daar verbleven. Bovendien heeft zij tot haar vertrek geen persoonlijk contact met haar kinderen gezocht. Dat eiseres stelt daarmee de veiligheid van haar kinderen te hebben gewaarborgd, heeft verweerder niet hoeven volgen. Verweerder heeft in dat verband nog gewezen op de verklaring van eiseres dat zij zich juist zorgen maakt om hun veiligheid.
10. Nu echter een wezenlijk deel van verweerders motivering niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd, kan verweerders conclusie dat de verklaringen van eiseres geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen niet zonder nadere motivering worden gehandhaafd. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard. Er is geen ruimte voor de rechtbank om de rechtsgevolgen in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [2] is het aan verweerder, en niet aan de bestuursrechter, om de geloofwaardigheid van het asielrelaas te beoordelen. [3] De rechtbank kan daarom niet zelf bepalen welke gewicht moet worden toegekend aan de resterende elementen van verweerders motivering.
11. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. [4] De rechtbank komt gelet hierop niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (duizend achthonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan op 8 mei 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens
bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Zie uitspraken van de Afdeling gepubliceerd onder nummers ECLI:NL:RVS:2024:4586, ECLI:NL:RVS:2022:1513 en ECLI:NL:RVS:2019:280.
4.Algemene wet bestuursrecht.