ECLI:NL:RBDHA:2025:9304
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Oekraïense nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 19 april 2025 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat de minister zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag baseren, wat betekent dat hij mag aannemen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat er systeemfouten zijn in de Duitse asielprocedure die het vertrouwen in de Duitse autoriteiten ondermijnen. De rechtbank wijst erop dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over negatieve ervaringen in Duitsland en dat zijn gezondheidsproblemen niet voldoende zijn om de overdracht aan Duitsland als onevenredig hard te kwalificeren.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de minister in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 mei 2025, en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.