In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op haar bezwaar tegen een besluit van 30 april 2024, waarin werd vastgesteld dat zij in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres heeft op 10 juni 2024 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft niet tijdig op het bezwaar beslist. Eiseres heeft op 10 maart 2025 beroep ingesteld wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn om te beslissen op het herbeoordelingsverzoek is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft bepaald dat het Uwv binnen negen weken na de uitspraak een besluit moet nemen en dat er een dwangsom van € 100,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moet het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden en is het Uwv veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de achterstanden bij het Uwv als gevolg van een tekort aan verzekeringsartsen, wat heeft geleid tot het niet tijdig nemen van besluiten.