ECLI:NL:RBDHA:2025:9830

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
23/5233
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen intrekking aanwijzing De Dreven in Den Haag tot gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak over de intrekking van de aanwijzing van De Dreven als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. De eisers, waaronder het Cuypersgenootschap en Stichting SOS Den Haag, waren het niet eens met deze intrekking en voerden verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelde of de intrekking van de aanwijzing als beschermd stadsgezicht stand kon houden. De gemeenteraad had op 10 februari 2022 besloten om de aanwijzing in te trekken, wat later werd herzien in een bestreden besluit van 9 februari 2023. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad onvoldoende had gemotiveerd waarom de intrekking noodzakelijk was en dat de cultuurhistorische waarden onvoldoende waren gewogen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het motiveringsgebrek was hersteld in de beroepsprocedure. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad het griffierecht en proceskosten aan de eisers moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5233

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] , gevestigd te [vestigingsplaats 1] , Stichting tot behoud van het negentiende en twintigste-eeuwse cultuurgoed in Nederland en tot ondersteuning van het Cuypersgenootschap (het Cuypersgenootschap) , gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,

Stichting SOS Den Haag, gevestigd te Den Haag ,
Vereniging Vrienden van Den Haag ,gevestigd te Den Haag , eisers
(gemachtigde: mr. R.B. van Heijningen),
en

de gemeenteraad van Den Haag

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
Stichting Staedion, gevestigd te Den Haag en
[derde-partij 2] B.V., gevestigd [vestigingsplaats 4]
(gemachtigden: mr. J.A. Mohuddy en mr. E. Euverman).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking van de aanwijzing van [stadsbuurt] als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Eisers zijn het niet eens met de intrekking. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de intrekking van de aanwijzing als beschermd stadsgezicht stand kan houden.

Procesverloop

2. Met het besluit van 10 februari 2022 heeft de gemeenteraad de aanwijzing van
[stadsbuurt] als gemeentelijk beschermd stadsgezicht ingetrokken (het primaire besluit).
2.1.
Met het bestreden besluit van 9 februari 2023 op het bezwaar van eisers heeft de gemeenteraad zijn intrekkingsbesluit herzien. Aan het herziene besluit is als opschortende voorwaarde verbonden dat een nieuw planologisch kader voor [stadsbuurt] in werking is getreden.
2.2.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De gemeenteraad heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De derde-partijen hebben ook schriftelijk gereageerd. Op 27 januari 2025 hebben eisers een nader stuk ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 februari 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eisers is verschenen, vergezeld door [naam 1] van het Cuypersgenootschap . De gemeenteraad heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam 2] . Gemachtigde J.A. Mohuddy van de derde-partijen heeft deelgenomen aan de zitting, vergezeld door [naam 3] en [naam 4] namens Stichting Staedion en [naam 5] namens [derde-partij 2] B.V.
2.4.
Eisers hebben op 27 januari 2025, dus buiten de in artikel 8:58, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn, een nader stuk van de heer [naam 6] in het geding gebracht. Het onderzoek ter zitting is in verband daarmee aangehouden en de rechtbank heeft de gemeenteraad en derde-partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het nadere stuk, hetgeen zij hebben gedaan. Omdat geen van de partijen heeft gevraagd om een tweede zitting, is het onderzoek vervolgens door de rechtbank gesloten en is aangekondigd dat uitspraak zal worden gedaan op 4 juni 2025.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de onderliggende regelingen in werking getreden. Uit artikel 22.4 van de Omgevingswet in samenhang met artikel 2.8, onder B, van de Invoeringswet Omgevingswet en het Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onder meer de Invoeringswet Omgevingswet [1] volgt dat een gemeentelijke erfgoedverordening van kracht blijft gedurende de overgangsfase van het omgevingsplan. Op 1 januari 2024 is tevens de Erfgoedverordening Den Haag 2024 in werking getreden. In het overgangsrecht in artikel 7:3, tweede lid, van deze verordening is bepaald dat de bepalingen van de Monumentenverordening Den Haag 2019 van toepassing blijven op bezwaar- en beroepsprocedures betreffende bezwaar- en beroepschriften die vóór de dag van inwerkingtreding van de Erfgoedverordening Den Haag 2024 zijn ingediend. Dat betekent dat de rechtbank het besluit beoordeelt aan de hand van de bepalingen van de Monumentenverordening Den Haag 2019 (de Monumentenverordening).
Feiten en omstandigheden
4. [stadsbuurt] is een buurt in de wijk [wijk] die in 2004 aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Aanleiding voor die aanwijzing is dat de buurt kenmerkend is voor na-oorlogse uitbreidingswijken en een oorspronkelijk karakter met een bijzondere verkaveling heeft. Tussen partijen is niet in geschil dat de cultuurhistorische waarden op grond waarvan [stadsbuurt] zijn aangewezen als beschermd stadsgezicht nog altijd aanwezig zijn. Ook zijn partijen het erover eens dat de woningen in [stadsbuurt] zijn verouderd en bouwtechnisch aan grote ingrepen toe zijn. De gemeenteraad wenst het wooncomfort van de woningen te vergroten, de woningen te verduurzamen en meer woningen aan de wijk toe te voegen. Stichting [derde-partij 1] is eigenaar van woningen in deze wijk en zal uitvoering geven aan een beoogde verbetering van de wijk.
4.1.
De gemeenteraad heeft tot intrekking van de aanwijzing als beschermd stadsgezicht besloten. [stadsbuurt] ontwikkelen binnen de kaders van de beschermde status en met behoud van de verkavelingsstructuur is volgens de gemeenteraad niet mogelijk. Uit onderzoek blijkt onder meer dat dit financieel niet houdbaar is. Een variant met minder woningen zal leiden tot een kleiner aandeel sociale woningen, hetgeen de gemeenteraad wenst te voorkomen. In het bestreden besluit wordt daarom geconcludeerd dat de aanwijzing als beschermd stadsgezicht moet worden ingetrokken, omdat dit in de weg staat aan de beoogde herontwikkeling volgens de ‘verdichte variant’ ECLI:NL:RBDHA:2023:22064. Die herontwikkeling voorziet in de sloop van ongeveer 1.000 woningen, renovatie van 200 woningen en in nieuwbouw van 2.600 woningen.
Nader stuk van [naam 6]
5. Over het op 27 januari 2025 door eisers ingediende nadere stuk van [naam 6] hebben de gemeenteraad en de derde-partijen op de zitting het standpunt ingenomen dat het buiten beschouwing moet worden gelaten wegens strijd met de goede procesorde.
5.1.
De rechtbank ziet hiervoor geen aanleiding. Het nadere stuk van [naam 6] sluit aan op wat eerder door eisers in beroep naar voren is gebracht. Verder bevat het veelal een verwijzing naar tot het dossier behorende onderzoeken, waaraan – kort gezegd – een andere lezing wordt gegeven dan die in het bestreden besluit. De gemeenteraad en derde-partijen zijn in de gelegenheid gesteld op het nadere stuk te reageren en hebben daarvan ook gebruik gemaakt.
5.2.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van de gemeenteraad en de derde-partijen dat het nadere stuk van [naam 6] niet kan worden beschouwd als een deskundig tegenadvies, alleen al omdat [naam 6] voorzitter is van één van de eisers.
Is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd?
6. Volgens eisers heeft de Adviescommissie bezwaarschriften (Acb) de door hen aangevoerde bezwaargronden ten onrechte niet in haar advies betrokken en niet inhoudelijk gewogen. In plaats daarvan omvat het advies een procedurevoorstel
.In het bestreden besluit heeft de gemeenteraad vervolgens ook niet inhoudelijk gereageerd op de bezwaargronden.
6.1.
De rechtbank overweegt dat in het advies van de Acb wordt opgemerkt dat partijen het erover eens zijn dat bepaalde gebouwen en structuren behouden dienen te blijven. Volgens de Acb lijkt het wenselijk om een nieuw, genuanceerder besluit voor te bereiden, waarbij de bescherming grotendeels vervalt, maar deels ook in stand blijft. De Acb overweegt dat het voor nu onverstandig lijkt om de aanwijzing als beschermd stadsgezicht volledig in te trekken. Ten behoeve van een nieuw te nemen besluit wijst de Acb erop dat een koppeling met het nog vast te stellen bestemmingsplan voor de hand ligt.
6.2.
In het bestreden besluit wordt overwogen dat de Acb niet ingaat op de inhoudelijke weging die gemaakt is bij het besluit, maar constateert dat inwerkingtreding van het besluit voor de gehele buurt, op dit tijdstip, ongewild meer ruimte biedt dan gewenst door de gemeente. Vervolgens wordt in het bestreden besluit een inhoudelijke reactie gegeven op het advies van de Acb. In dit verband wordt onder meer toegelicht waarom alleen het voorstel van de Acb wordt gevolgd om de inwerkingtreding van het besluit tot intrekking van het beschermd stadsgezicht te koppelen aan de inwerkingtreding van een nieuw bestemmingsplan. Het bezwaar van eisers wordt gegrond verklaard voor wat betreft de inwerkingtreding van het beschermde stadsgezicht.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de door eisers aangevoerde bezwaargronden ertoe strekken dat van intrekking van het beschermd stadsgezicht wordt afgezien. Daartoe is onder meer aangevoerd dat onvoldoende onderzoek aan het intrekkingsbesluit ten grondslag ligt en dat het mogelijk is om woningen te renoveren met behoud van het beschermd stadsgezicht. Op die verderstrekkende bezwaargronden van eisers wordt in het bestreden besluit niet inhoudelijk gereageerd. Gelet hierop is het bestreden besluit in strijd genomen met artikel 7:12 van de Awb en moet dat besluit worden vernietigd. In het navolgende zal de rechtbank beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
Is intrekking van de aanwijzing in strijd met gemeentelijk beleid en de rechtszekerheid?
7. Eisers voeren aan dat de status van de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht niet vrijblijvend is. Volgens eisers kan het niet zo zijn dat deze status wordt opgeheven wanneer deze niet uitkomt of in de weg zit. Intrekking is in strijd met het gemeentelijk monumentenbeleid en met de rechtszekerheid.
7.1.
De rechtbank volgt eisers niet in het standpunt dat het gemeentelijk monumentenbeleid in de weg staat aan intrekking van het beschermd stadsgezicht. Dat – naar eisers stellen – aanwijzing van een beschermd stadsgezicht bij uitstek een instrument is van het gemeentelijk monumentenbeleid is daartoe onvoldoende. De rechtbank volgt eisers ook niet in het betoog dat de beleidsnota ‘Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten’ aan intrekking van de aanwijzing in de weg staat. Dit document bevat aanwijzingen over hoe te bouwen in beschermd stadsgezicht, maar daaruit kunnen geen voorwaarden voor intrekking van een aanwijzing worden afgeleid. Verder worden in artikel 5:3, eerste lid, van de Monumentenverordening geen nadere voorwaarden gesteld aan de mogelijkheid tot intrekking. Dit betekent dat de gemeenteraad beleidsvrijheid heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot intrekking. Gelet hierop ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het in strijd is met de rechtszekerheid om de aanwijzing van een beschermd stadsgezicht in te trekken in een situatie waarin cultuurhistorische waarden nog aanwezig zijn. Dit betoog slaagt niet.
7.2.
De rechtbank volgt eisers ook niet in het betoog dat uit de door hen aangehaalde uitspraak [2] van de rechtbank Overijssel volgt dat altijd doorslaggevend gewicht moet worden toegekend aan behoud van monumentale waarden, als wordt geconstateerd dat die nog aanwezig zijn. De rechtbank leest dit niet in deze uitspraak. De uitspraak heeft betrekking op aanwijzing van een monument en daaruit kan worden afgeleid dat ook andere relevante belangen in de afweging mogen worden betrokken, zoals in dat geval de financiering van renovatie. Uit de door de derde-partijen aangedragen uitspraak [3] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan eveneens worden afgeleid dat niet altijd een doorslaggevend gewicht toekomt aan bescherming van monumentale waarden. Onder meer financiële belangen, duurzaam en woonkwaliteit mogen een rol spelen in de te maken belangenafweging.
Zijn cultuurhistorische waarden voldoende in de afweging betrokken?
8. Eisers betogen dat de gemeenteraad ten onrechte geen cultuurhistorische toets aan het intrekkingsbesluit ten grondslag heeft gelegd. Daar komt bij dat de gemeenteraad geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar varianten waarbij de verkavelingsstructuur niet verloren gaat. Uit het Crimsonrapport dat in 2021 in opdracht van het college is opgesteld, blijkt dat hier wel mogelijkheden voor zijn. De gemeenteraad had dan ook niet kunnen concluderen dat renovatie of vervanging van bestaande bebouwing met inachtneming van de te beschermen waarden van het beschermde stadsgezicht niet haalbaar is.
8.1.
De stelling van eisers dat er geen cultuurhistorische toets heeft plaatsgevonden volgt de rechtbank niet. De gemeenteraad wijst terecht op de notitie van Bureau Palmhout [4] waarin cultuurhistorische waarden zijn gewogen. De rechtbank stelt vast dat ook het in de besluitvorming betrokken rapport Crimson [5] uit november 2021 in een cultuurhistorische toets voorziet. Onderdeel van het rapport Crimson is een waardenstellende inventarisatie, waarin de belangrijkste structuren, ensembles en beeldbepalende objecten worden beschreven en gevisualiseerd op een waarderingskaart.
8.2.
Ook uit het advies van Monumentenzorg blijkt dat cultuurhistorie wel degelijk bij het besluit is betrokken. Volgens eisers is de status van het advies van Monumentenzorg onduidelijk, omdat de datum, briefhoofd en ondertekening bij deze brief ontbreken. Op de zitting heeft de gemeenteraad bevestigd dat het advies wel degelijk door de afdeling Monumentenzorg is opgesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. In wat eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de gemeenteraad zich niet mede op basis van dit advies op het standpunt heeft mogen stellen dat voor verbetering van de woningvoorraad noodzakelijk is om het beschermd stadsgezicht in te trekken. Het betoog slaag niet.
8.3.
Het betoog van eisers dat de gemeenteraad in strijd heeft gehandeld met het negatieve preadvies van de monumenten- en welstandscommissie treft geen doel. De rechtbank kan het standpunt van de gemeenteraad volgen dat het gelet op de verschillende aan de orde zijnde belangen geen doorslaggevend gewicht heeft hoeven toekennen aan een negatief preadvies over intrekking van de aanwijzing als beschermd stadsgezicht. De gemeenteraad mocht daarom gemotiveerd afwijken van dit advies.
8.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat de gemeenteraad bij de afweging van cultuurhistorische belangen betekenis heeft mogen toekennen aan beschermingswaardige onderdelen in [stadsbuurt] die zullen worden behouden. Daartoe behoren de als gemeentelijk monument aangewezen voormalige winkelbebouwing met portiekwoningen langs [straatnaam] , de singel met bajonet in het hart van de wijk, en de singelstructuur. Dat, zoals eisers betogen, de aanwijzing in stand had moeten worden gelaten ten behoeve van deze delen volgt de rechtbank niet. De gemeenteraad heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat ook met andere instrumenten in bescherming kan worden voorzien. Daarbij gaat het onder meer om een aanwijzing als gemeentelijk monument en aan gestelde randvoorwaarden bij de herontwikkeling, die worden overgenomen in een nieuw bestemmingsplan voor [stadsbuurt] .
Mocht de gemeenteraad uitgaan van een noodzaak van verdichting?
9. Eisers betogen dat de noodzaak van verdichting binnen het beschermde deel van [stadsbuurt] niet vaststaat. Het overgrote deel van Den Haag Zuidwest is niet beschermd, zodat daar kan worden verdicht zonder het beschermd stadsgezicht aan te tasten.
9.1.
Volgens de gemeenteraad staat de noodzaak van verdichting voor heel Den Haag vast, gezien de woningbouwopgave en de woningnood. Ook vraagt de benodigde differentiatie van de woonvoorraad om verdichting. Verdichting vindt niet alleen plaats in [stadsbuurt] , maar ook in andere delen van Den Haag Zuidwest.
9.2.
De derde-partijen brengen naar voren dat de redenen waarom verdichting gewenst is, zijn opgesomd in het primaire besluit. Verdichting is onder meer noodzakelijk om te voorzien in de vraag naar woningen in Den Haag, om meer balans te laten ontstaan tussen sociale- en marktwoningen, en om te voorkomen dat wordt ingeleverd op de sociale woningvoorraad en die uit te breiden zodat bewoners een terugkeergarantie hebben. Verder draagt het toevoegen van woningen bij aan de financiële haalbaarheid.
9.3.
Het betoog van eisers geeft geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de gemeenteraad ten onrechte uitgaat van de noodzaak van verdichting. Eisers hebben hun stelling dat de noodzaak van verdichting niet vaststaat niet onderbouwd met objectieve gegevens of een deskundig tegenadvies. Met de beschrijving van de noodzaak tot verdichting in het primaire besluit en de daarop in beroep gegeven toelichting heeft de gemeenteraad navolgbaar toegelicht waarom verdichting noodzakelijk is. Ook heeft de gemeenteraad onweersproken gesteld dat verdichting ook plaatsvindt in andere delen van Den Haag Zuidwest. Het betoog slaagt niet.
Heeft de gemeenteraad voldoende onderzoek gedaan naar varianten?
10. Volgens eisers is onvoldoende onderzoek gedaan naar varianten waarbij het beschermde stadsgezicht (meer) in acht wordt genomen. Zij wijzen op de mogelijkheid de woningen te renoveren en eventueel op te toppen en de ‘tuinstadvariant’.
10.1.
In het primaire besluit is toegelicht welke varianten zijn onderzocht en waarom is gekozen voor een variant met verdichting en gedeeltelijke sloop. Eisers hebben de juistheid van deze bevindingen niet met een deskundig tegenbericht betwist. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de verschillende varianten in voldoende mate zijn onderzocht en dat navolgbaar is gemotiveerd dat de gekozen variant met verdichting recht doet aan de doelstelling van toevoeging van woningen binnen een evenwichtige woningvoorraad, waarin de huidige bewoners ook kunnen terugkeren na de herontwikkeling. De stelling van eisers dat renovatie van met het Rottinghuis-systeem gebouwde woningen mogelijk is doet daar niet aan af. De gemeenteraad en de derde-partijen hebben er onbetwist op gewezen dat renovatie van de woningen kostbaar is, met een suboptimaal resultaat, onder meer omdat geluidsproblemen niet goed zijn op te lossen.
10.2.
Voor zover eisers betogen dat de gemeenteraad zijn besluit niet mocht baseren op door Stichting Staedion aangedragen onderzoek over varianten van herontwikkeling en de financiële haalbaarheid daarvan, overweegt de rechtbank het volgende. De gemeenteraad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het voor een succesvolle herontwikkeling noodzakelijk is dat draagvlak bestaat bij de eigenaar van de woningen en dat het plan ook voor de eigenaar financieel uitvoerbaar moet zijn. Op zitting heeft de gemeenteraad toegelicht dat bevindingen over financiële haalbaarheid zijn getoetst door de gemeentelijke afdeling Grondzaken. De rechtbank is verder van oordeel dat eisers hun stelling dat op basis van een businesscase en een subsidieaanvraag is toegewerkt naar een financieel zo gunstig mogelijk scenario niet aannemelijk hebben gemaakt. De gemeenteraad en de derde-partijen hebben dit gemotiveerd betwist en uit de toelichting op de gekozen variant blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat financiële aspecten niet doorslaggevend zijn geweest.
Nieuw bestemmingsplan voor [stadsbuurt]
11. Eisers betogen dat het niet mogelijk is om voorafgaand aan de intrekking van het beschermd stadsgezicht een bestemmingsplan vast te stellen dat niet strekt tot bescherming van het beschermde stadsgezicht.
11.1.
Dit betoog slaagt niet, alleen al omdat de vaststelling van een bestemmingsplan in deze procedure niet ter beoordeling staat. Uit het dossier blijkt dat inmiddels het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” is vastgesteld. Tegen de vaststelling van dat bestemmingsplan hebben eisers beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11.2.
Het betoog van eisers dat voorafgaand aan het opstellen van een bestemmingsplan een structuurplan had moeten worden vastgesteld, dat de rechtbank begrijpt als een betoog dat een structuurvisie had moeten worden vastgesteld, slaagt gelet op het voorgaande ook niet.
Precedentwerking
12. Ten aanzien van de vrees van eisers voor ongewenste precedentwerking overweegt de rechtbank dat hier in het primaire besluit aandacht aan is besteed. De rechtbank kan zich vinden in de overweging van de gemeenteraad dat ongewenste precedentwerking niet aan de orde is, aangezien andere naoorlogse gebieden met grote cultuurhistorische waarde in Den Haag op nationaal niveau bescherming genieten. Bovendien wordt ongewenste precedentwerking voorkomen doordat het intrekkingsbesluit is gebaseerd op een specifieke en met onderzoeken onderbouwde belangenafweging voor [stadsbuurt] .
Verzoek om vaststelling dwangsom wegens niet tijdig beslissen
13. Tot slot hebben eisers de rechtbank verzocht om vast te stellen dat de gemeenteraad dwangsommen aan hen verschuldigd is, omdat niet tijdig is beslist op hun bezwaarschrift. De rechtbank overweegt dat zij hierover geen oordeel kan geven, omdat eisers geen beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 van de Awb niet is voorzien van een deugdelijke motivering. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Met de toelichting van de gemeenteraad in beroep is het bestreden besluit alsnog van een dragende motivering voorzien. Omdat het motiveringsgebrek is hersteld ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
14.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 9 februari 2023;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat de gemeenteraad het griffierecht van € 365,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt de gemeenteraad tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten van eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Wesselo, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Stb. 2023, 113.
2.Uitspraak van 17 september 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:2236.
3.Uitspraak van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2231.
4.“ [stadsbuurt] verdichten en vernieuwen in het Gemeentelijk Beschermd Stadsgezicht”.
5.“Cultuurhistorische Verkenning – herijking cultuurhistorische waarden Den Haag Zuidwest”, Crimson Historians & Urbanists.