In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en verweerder over de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wmo 2015. Eiseres had eerder huishoudelijke hulp ontvangen voor vier uren per week, maar verweerder heeft haar meegedeeld dat zij per 1 juli 2015 niet meer in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en in plaats daarvan onder de vangnetregeling Algemene Voorziening Huishoudelijke Hulp valt, die slechts 2,2 uren per week biedt. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de algemene voorziening niet voldeed aan haar behoeften en dat verweerder geen onderzoek had gedaan naar haar financiële situatie.
De rechtbank oordeelde dat de algemene voorziening niet voldeed als volwaardig alternatief voor de maatwerkvoorziening, gezien de medische situatie van eiseres en haar blijvende behoefte aan vier uren huishoudelijke hulp per week. De rechtbank stelde vast dat verweerder had nagelaten om de financiële situatie van eiseres te onderzoeken, wat noodzakelijk was om te bepalen of de algemene voorziening haalbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij een voorlopige voorziening werd getroffen die eiseres recht gaf op vier uren huishoudelijke hulp per week tot het nieuwe besluit was genomen.
De rechtbank benadrukte dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid van mensen met beperkingen en dat de Wmo 2015 gemeenten verplicht om te onderzoeken of een algemene voorziening een volwaardig alternatief is voor maatwerkvoorzieningen. De uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige afweging door de gemeente bij het toekennen van ondersteuning en de noodzaak om de individuele situatie van cliënten in acht te nemen.