In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland geoordeeld over de afwijzing van een aanvraag voor huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres had een indicatie voor 7,5 uur huishoudelijke hulp per week, maar haar aanvraag voor verlenging werd afgewezen door verweerder. De rechtbank oordeelde dat de aangevraagde huishoudelijke hulp niet als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt, omdat deze specifiek bedoeld is om eiseres met haar beperkingen te ondersteunen bij het voeren van een gestructureerd huishouden. De rechtbank stelde vast dat de kosten van de benodigde huishoudelijke hulp te hoog zijn om als algemeen gebruikelijk te worden beschouwd.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat verweerder ten onrechte de financiële situatie van eiseres centraal heeft gesteld in het beoordelingstraject. Dit is in strijd met het beginsel dat er geen inkomens- en vermogenstoets plaatsvindt aan de poort van de Wmo. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en kende eiseres de gevraagde huishoudelijke hulp toe voor de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag vanwege het ontbreken van financiële gegevens niet stand kon houden, aangezien dit niet in overeenstemming was met de geldende wetgeving.
De rechtbank heeft de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 1.984 en gelast dat verweerder het betaalde griffierecht vergoedt. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter mr. C.W.C.A. Bruggeman, in tegenwoordigheid van griffier mr. J.W.M. Litjens.