In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma (vof) en de inspecteur van de Belastingdienst over de voldoening van omzetbelasting. De eiseres, een vof, had op 26 januari 2016 aangifte gedaan voor omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2015, maar maakte bezwaar tegen de voldoening van omzetbelasting die betrekking had op het privégebruik van een woning die zowel zakelijk als privé werd gebruikt. De rechtbank moest beoordelen of de woning, die in 2011 in gebruik was genomen, achteraf gezien als zakelijk geëtiketteerd kon worden, gelet op een arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2015. De rechtbank oordeelde dat de hoofdregels uit eerdere arresten, zoals het Charles en Charles-Tijmens-arrest, nog steeds van toepassing waren. De rechtbank concludeerde dat de eiseres recht had op volledige aftrek van voorbelasting, omdat de woning als een investeringsgoed werd aangemerkt dat zowel zakelijk als privé werd gebruikt. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.