In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 februari 2019 uitspraak gedaan over de heffing van precariobelasting aan eiseres, een netbeheerder, door de heffingsambtenaar van de gemeente Neder-Betuwe. Eiseres is economisch eigenaar van gas- en elektriciteitsnetwerken in de gemeente, terwijl de juridische eigenaar [A] N.V. is, een dochtermaatschappij van eiseres. De rechtbank behandelt de vraag of eiseres belastingplichtig is voor de precariobelasting, ondanks dat zij niet door de minister is aangewezen als netbeheerder op grond van de Gaswet en de Elektriciteitswet.
De rechtbank oordeelt dat eiseres onder artikel 3, tweede lid, van de relevante verordening valt, omdat zij niet door de minister is aangewezen. Eiseres stelt dat de aanslagen niet aan haar, maar aan [A] als juridisch eigenaar opgelegd hadden moeten worden. De rechtbank verwerpt dit standpunt, omdat eiseres als netbeheerder en economisch eigenaar van de leidingen de verplichtingen en risico's met betrekking tot de leidingen draagt.
Daarnaast wordt de vraag behandeld of er sprake is van een gedoogplicht die de heffing van precariobelasting in de weg staat. De rechtbank concludeert dat een contractuele gedoogplicht alleen werkt tussen de partijen bij de overeenkomst en dat eiseres geen rechten kan ontlenen aan de overeenkomst tussen de gemeente en [B]. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, omdat er een duidelijke wettelijke grondslag voor de heffing is en de heffingsambtenaar niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen.