ECLI:NL:RBGEL:2020:7233

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
7469268
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenlease-overeenkomsten tussen Afnemer en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Afnemer en Dexia Nederland B.V. Afnemer had in het verleden effectenlease-overeenkomsten afgesloten met Dexia, maar stelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door deze overeenkomsten aan te gaan zonder dat de tussenpersoon, Spaar Select, over de benodigde vergunning beschikte. Afnemer vorderde onder andere schadevergoeding voor de door hem betaalde inleg en restschuld. De rechtbank oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door Afnemer als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat Spaar Select niet alleen de klant aanbracht, maar ook persoonlijk advies gaf zonder de vereiste vergunning. De rechtbank verklaarde voor recht dat Dexia aansprakelijk was voor de schade die Afnemer had geleden en veroordeelde Dexia tot betaling van de door Afnemer betaalde inleg, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Dexia veroordeeld in de proceskosten van Afnemer. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van financiële instellingen en de noodzaak voor vergunningen bij het geven van financieel advies.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
Zaakgegevens: 7469268 CV EXPL 19-206
Grosse aan: mr. van Dijk
Afschrift aan: mr. van Staveren
Verzonden d.d.
vonnis van de kantonrechter d.d. 24 januari 2020
inzake
[eisende partij] ,wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, [betrokkene 1] ,
tegen
de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V.
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.R. van Staveren.
Partijen worden hierna Afnemer en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 december 2018,
- de conclusies van antwoord, repliek en dupliek,
- de akte uitlaten producties van de zijde van Afnemer.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Afnemer is op 17 augustus 1999 met (de rechtsvoorganger van) Dexia een effectenlease-overeenkomst aangegaan met de naam ‘WinstVerDrieDubbelaar’. De overeenkomst heeft contractnummer [nummer 1] . Deze overeenkomst is op 19 augustus 2002 geëindigd. Daarbij is een restschuld van € 860,04 ontstaan, die door Afnemer is betaald.
2.2.
Daarnaast is Afnemer op 9 oktober 2000 met Dexia een tweetal effectenlease-overeenkomsten aangegaan met de naam ‘Overwaarde Effect’. (hierna: de overeenkomsten). De overeenkomsten hebben contractnummers [nummer 2] en [nummer 3] . De overeenkomsten zijn geëindigd op 27 maart 2006. Daarbij zijn een restschulden ontstaan van € 8.479,61 en
€ 6.834,86. De restschulden zijn door Afnemer voldaan. Dexia heeft in 2012 een bedrag van € 14.118,97 aan Afnemer terugbetaald.
2.3.
De gemachtigde van Afnemer, [betrokkene 1] , heeft bij brief van 6 april 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de drie overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
2.4.
Afnemer heeft door middel van een zogenaamde ‘opt-out verklaring’ aangegeven niet gebonden te willen zijn aan de door het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2007 algemeen verbindend verklaarde Duisenberg-regeling.
2.5.
Namens Afnemer zijn (stuitings)brieven aan Dexia gezonden in 2009, 2012 en 2016.

3.3. De vordering en het verweer

3.1.
Afnemer vordert (samengevat) dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens Afnemer en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan Afnemer van al datgene dat Afnemer aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten met contractnummers [nummer 2] en [nummer 3] , vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
3. voor recht zal verklaren dat Dexia aansprakelijk is voor de door Afnemer geleden hypotheekschade, bestaande uit de afsluitkosten, de notariskosten, de taxatiekosten en de betaalde hypotheekrente voor het gedeelte van de hypotheek dat gebruikt is om de inleg in die overeenkomsten te betalen, op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van Afnemer,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenlease-overeenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 á 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, waaronder Afnemer.
4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:11363.30). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
Afnemer heeft schade geleden, bestaande uit verschuldigde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
volmacht4.4. Dexia betwist (voor het eerst bij dupliek) dat [betrokkene 1] nog gevolmachtigd is om namens Afnemer deze procedure op te starten. Zij verzoekt de kantonrechter daarom om [betrokkene 1] te gelasten een recente volmacht te overleggen waaruit de wil blijkt van Afnemer om Dexia nog immer in rechte te betrekken.
Dit verweer slaagt niet. Door Dexia is niet betwist dat [betrokkene 1] door Afnemer gevolmachtigd is. Zij wil bewijs dat dit niet veranderd is. Hiervoor is geen grond. Dexia heeft haar stelling dat het voorgekomen is dat [betrokkene 1] namens een overleden cliënt procedeert niet onderbouwd. Evenmin heeft Dexia onderbouwd dat er aanleiding bestaat om te veronderstellen dat juist Afnemer zijn machtiging heeft ingetrokken.
tussenpersoon4.5. In de arresten van 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012 en 2016:2015) heeft de Hoge Raad geoordeeld, kort weergegeven, dat indien een cliëntenremisier zich niet beperkt tot het aanbrengen van potentiële cliënten bij een beleggingsinstelling of effecteninstelling, maar hij die belegger tevens in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf adviseert, de aldus handelende cliëntenremisier over een vergunning dient te beschikken. Als de cliëntenremisier geen vergunning heeft en zich niet alleen heeft beperkt tot het aanbrengen van de cliënt maar ook jegens de afnemer als financieel adviseur is opgetreden, handelt zij in strijd met artikel 41 NR 1999. Indien Dexia wist of behoorde te weten dat de cliëntenremisier tevens adviseerde, dan levert dit een (extra) onrechtmatigheidsgrond jegens de afnemer van het effectenproduct op. Gelet op de uiteenlopende ernst van de wederzijds gemaakte fouten, eist de billijkheid in dat geval in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft zowel wat betreft een eventuele restschuld als wat de door de particuliere belegger reeds betaalde rente, aflossing en kosten aangaat. Dit geldt ook als de mogelijke financiële gevolgen van de leaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware financiële last voor de afnemer vormden.
4.6.
Afnemer heeft de overeenkomsten met contractnummers [nummer 2] en [nummer 3] met Dexia afgesloten via tussenpersoon Spaar Select. Tussen partijen is niet in geschil dat Spaar Select niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. Beoordeeld moet daarom worden of Spaar Select beleggingsadvieswerkzaamheden verrichtte en of Dexia daarvan op de hoogte was of behoorde te zijn.
Partijen zijn het erover eens dat van advisering sprake is indien een aanprijzing wordt toegesneden op de persoonlijke financiële situatie en/of als een product (in dit geval een effectenleaseovereenkomst) als vanwege diens financiële situatie geschikt voor de betrokken persoon wordt aanbevolen. De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon hem in voormelde zin heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon Afnemer, anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op Afnemer.
4.7.
Afnemer stelt hierover het volgende:
Hij werd door Spaar Select ongevraagd telefonisch benaderd met een voorstel voor een huisbezoek. Afnemer heeft hiermee ingestemd. De financieel adviseur [betrokkene 2] is bij Afnemer thuis geweest. De echtgenote van Afnemer was daarbij aanwezig. Gesproken is over de wensen en financiële situatie van Afnemer. Hij wilde eerder stoppen met werken en vermogen opbouwen voor de studie van de kinderen. Afnemer was alleenverdiener en wilde wat extra ruimte creëren voor zijn gezin. De adviseur adviseerde om twee Overwaarde Effect producten af te sluiten. Afnemer diende de overwaarde van zijn woning op te nemen door middel van een af te sluiten hypotheek. Het geld werd aangewend voor de vooruitbetaling in een beleggingsdepot. Daaruit zou de maandelijkse inleg van de producten betaald worden. De adviseur heeft een financieel plan opgesteld waarin specifiek de Overwaarde Effect werd aangeraden. In een tweede gesprek is het plan door de adviseur toegelicht. De adviseur adviseerde om een hypotheek op te nemen van ƒ 209.500,- en een gedeelte van ƒ 152.408,- aan te wenden voor het beleggingsdepot. Het overige deel was bestemd als buffer voor de hypotheekrente en de hypotheekkosten. Volgens het plan zou het Overwaarde Effect product in vijf jaar tijd een bedrag van ƒ 278.373,00 opleveren, waarmee de extra hypotheek kon worden afgelost en een kapitaal zou resteren. Door dat nogmaals in het depot te storten zou in 14 jaar tijd een bedrag van ƒ 323.000,- worden opgebouwd. De adviseur heeft niet gewezen op de specifieke risico’s. Afnemer had geen beleggingservaring of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De adviseur is een derde maal op bezoek gekomen om de contracten in orde te maken.
4.8.
Afnemer heeft zijn stellingen onderbouwd met de volgende stukken:
- twee aanvraagformulieren, voorzien van het logo van Spaar Select en de naam van adviseur [betrokkene 2] ,
- een persoonlijk Financieel Plan ten name van Afnemer en zijn echtgenote, gedateerd
20 september 2000 en voorzien van het logo van Spaar Select en de naam van adviseur [betrokkene 2] . In het plan is onder meer te lezen:
“(…) Uw wens is om eerder te kunnen stoppen met werken en wel vanaf 60 jaar. (…) Ook heeft u aangegeven dat u een substantieel bedrag graag ter beschikking wil hebben om ook de studie voor de kinderen te kunnen financieren. (…)Op basis van de gegevens zoals u die mij heeft verstrekt, kom ik tot de volgende berekeningHuidig netto inkomen ƒ 50.414,- (per jaar)Direct ter beschikking ƒ 20.000,-Totaal netto doelvermogen ƒ 302.486,- (…)Het totale doelvermogen gaat u opbouwen doormiddel van het “Overwaarde Effect”.Op de volgende pagina treft u tekst en uitleg over dit plan.(…)Het overwaarde Effect werkt als volgt: u neemt een gedeelte van uw overwaarde op en dit stort u in een depot. In uw situatie hebben we dan nodig ƒ 152.408,-. Het geld in depot voldoet samen met het rendement over dit depot, gedurende 5 jaar de maandelijkse inleg in de aandelen lease. (…) De totaal benodigde hypotheek komt hiermee op ƒ 183.180,-. (…)
Depot Overwaarde Effect ƒ 152.408,-Kosten hypotheek (…)(…)Hypotheeksom ƒ 209.500,-(…)U ziet dat u dankzij uw overwaarde u in 14 jaar, met 12,5%, een netto kapitaal kunt opbouwen van ƒ 323.000,- om rustig van uw pensioen te kunnen genieten en u kunt nuƒ 20.000,- gebruiken en dit alles ZONDER MAANDELIJKSE LASTEN! U heeft bovendien al na 5 jaar heeft u de overwaarde terug in uw woning! (…)”.,
- een nota van een notariskantoor van 13 december 2000 op naam van Afnemer, met betrekking tot een hypotheek van ƒ 350.000,00.
4.9.
Uit de hiervoor gedeeltelijk aangehaalde stukken blijkt dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van Afnemer gericht financieel advies van de adviseur van Spaar Select om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. Aan de hand van een inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van Afnemer heeft Spaar Select geadviseerd het product aan te schaffen. Spaar Select heeft zich niet beperkt tot het geven van algemene informatie over de verschillende beleggingen of over effectenleaseproducten. Dat Afnemer vervolgens, naar hij stelt in overleg met de adviseur, gekozen heeft voor een iets andere uitvoering van het plan, doordat hij geen geld in het afgesloten beleggingsdepot heeft gestort, maar de maandelijkse inleg vanaf zijn eigen rekening heeft voldaan en de Winstverdriedubbelaar heeft volgestort, maakt dit niet anders.
4.10.
Afnemer stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat Spaar Select een op zijn persoon toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit.
In diverse uitspraken van verschillende rechtbank is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door [betrokkene 1] in vele procedures (waaronder deze) overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat Spaar Select op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaf. De rechtbank betrekt hierbij ook het oordeel van het Gerechtshof Den Haag, neergelegd in het arrest van 12 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2530, waarin is geoordeeld over de wetenschap destijds van Dexia, haar gerichtheid op het op grote schaal door tussenpersonen adviseren over effectenleaseproducten, ook door cliëntenremisiers, de wetenschap van Dexia van de op stelselmatig adviseren gerichte werkwijze van Spaar Select en het belang van Spaar Select als tussenpersoon. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure omtrent deze stukken een ander oordeel te geven.
4.11.
Hoewel het voorgaande betrekking heeft op de algemene gang van zaken bij de verkoop en bemiddeling van beleggingsproducten via en door tussenpersonen en daaruit niet blijkt dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van Spaar Select aan Afnemer, komt uit deze stukken wel naar voren dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat Spaar Select op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaf. Het had daarom op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van leaseovereenkomsten, zoals in dit geval de overeenkomst met Afnemer, navraag te doen bij Spaar Select of de desbetreffende klant de overeenkomst(en) is aangegaan op advies van Spaar Select, teneinde te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met Afnemer kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat Afnemer door Spaar Select is geadviseerd.
aansprakelijkheid4.12. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met Afnemer de overeenkomsten met contractnummers [nummer 2] en [nummer 3] is aangegaan, heeft zij jegens hem onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan Afnemer omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie de eerdergenoemde arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
4.13.
De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens Afnemer heeft gehandeld doordat Dexia niet heeft geweigerd de overeenkomsten met contractnummers [nummer 2] en [nummer 3] met Afnemer aan te gaan, terwijl Afnemer als potentiële cliënt bij Dexia was aangebracht door een cliëntenremisier die, in strijd met de Wte 1995, tevens beleggingsadvieswerkzaamheden heeft verricht zonder over de daarvoor noodzakelijke vergunning te beschikken, en Dexia hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn.
4.14.
De als gevolg daarvan door Afnemer geleden schade, bestaande uit de door Afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus dividenduitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de betaalde restschuld dient Dexia te vergoeden. De gevorderde wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim is geraakt, zijnde de dag van betaling van het desbetreffende gedeelte van de schade. Afnemer heeft geen concreet bedrag ter zake van de schade gesteld. Dit moet echter inmiddels door partijen te begroten zijn.
Ook moet rekening gehouden worden met het fiscale voordeel dat door Afnemer is genoten. Afnemer heeft niet betwist dat dit voordeel € 4.510,97 bedraagt, zoals Dexia stelt.
Dit deel van de vordering zal derhalve worden toegewezen als na te melden.
hypotheekschade
4.15.
De door Afnemer gevorderde kosten van de hypotheek komen niet voor vergoeding in aanmerking. De schade staat namelijk niet in zodanig verband met de schending door Dexia van artikel 41 NR 1999, dat zij als gevolg daarvan aan Dexia kan worden toegerekend. Daarvoor is redengevend dat Dexia en haar rechtsvoorgangster niet zelf betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de hypothecaire geldlening en het ook voor Afnemer duidelijk moet zijn geweest dat het om een lening ging en dus geld kostte.
buitengerechtelijke kosten4.16. Afnemer heeft vergoeding gevorderd van buitengerechtelijke kosten. De Hoge Raad heeft zich in het arrest van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590, over deze kwestie uitgesproken. In het arrest is geoordeeld dat de buitengerechtelijke werkzaamheden die in die procedure door [betrokkene 1] waren gesteld op grond van art. 6:96 lid 3 BW in verbinding met art. 241 Rv niet voor vergoeding in aanmerking komen.
In de procedure van partijen zijn dezelfde buitengerechtelijke werkzaamheden gesteld als die, welke in het arrest aan de orde waren, namelijk het opstellen en versturen van enkele gestandaardiseerde stukken (zoals een klachtbrief, een opt-out verklaring en stuitingsbrieven), het voeren van een intakegesprek, het beoordelen van de haalbaarheid van de aanspraken van de belegger en het adviseren daaromtrent en het verzamelen van gegevens om de omvang van de aanspraken van de belegger te kunnen bepalen, zodat ook in dit geval geen aanspraak bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
uitvoerbaar bij voorraad4.17. Afnemer vordert het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dexia voert verweer hiertegen en verzoekt een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarbij wijst Dexia er op dat deze vordering onderdeel is van het grote aantal procedures. De financieel nadelige gevolgen voor Dexia bij een (massale) uitvoerbaar bij voorraad verklaring van betalingsveroordelingen staan niet in verhouding tot het relatieve ongemak van Afnemer om wat langer te moeten wachten op betalingen, te meer omdat Afnemer zelf al vele jaren gewacht heeft voordat de procedure is begonnen. Ook is er een restitutierisico, aldus Dexia.
Volgens vaste jurisprudentie kan aangenomen worden, dat degene, die een veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft (HR 27 februari 1998, NJ 1998/512), terwijl een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd moet worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994/591). Dat de executie mogelijk tot ingrijpende gevolgen leidt, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staat op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar is slechts een omstandigheid die meegewogen moet worden (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468). Dexia heeft niet onderbouwd dat en waarom uitvoerbaar bij voorraadverklaring voor haar zal leiden tot financieel nadelige gevolgen. Het gestelde restitutierisico is niet geconcretiseerd voor wat betreft de situatie van Afnemer Het belang van Dexia weegt niet zwaarder dan het belang van Afnemer, zodat de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegewezen zal worden.
proceskosten
4.18.
Nu Dexia grotendeels in het ongelijk gesteld wordt zal zij worden veroordeeld in de proceskosten. De nakosten zullen, zoals gevorderd, worden vastgesteld op € 100,00.

5.De beslissing

5.1.
verklaart voor recht dat Dexia bij de totstandkoming van de overeenkomsten met contractnummers [nummer 2] en [nummer 3] onrechtmatig jegens Afnemer heeft gehandeld door hem als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat Spaar Select Afnemer niet alleen als klant aanbracht maar hem tevens persoonlijk had geadviseerd en Spaar Select geen vergunning daarvoor bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan Afnemer te betalen de door hem met betrekking tot de overeenkomsten met contractnummers [nummer 2] en [nummer 3] geleden schade, bestaande uit de door hem betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus dividenduitkeringen en het fiscale voordeel ad € 4.510,97) en het niet vergoede gedeelte van de betaalde restschuld, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf het moment waarop een desbetreffend gedeelte van de betaling daadwerkelijk is voldaan tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Afnemer tot op heden vastgesteld op:
a. kosten dagvaarding € 98,01
b. griffierecht € 81,00
c. salaris gemachtigde € 960,00
5.4.
veroordeelt Dexia in de nakosten ten bedrage van € 100,00,
5.5.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.