Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
€ 6.834,86. De restschulden zijn door Afnemer voldaan. Dexia heeft in 2012 een bedrag van € 14.118,97 aan Afnemer terugbetaald.
3.3. De vordering en het verweer
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens Afnemer en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan Afnemer van al datgene dat Afnemer aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten met contractnummers [nummer 2] en [nummer 3] , vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van Afnemer,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
tussenpersoon4.5. In de arresten van 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012 en 2016:2015) heeft de Hoge Raad geoordeeld, kort weergegeven, dat indien een cliëntenremisier zich niet beperkt tot het aanbrengen van potentiële cliënten bij een beleggingsinstelling of effecteninstelling, maar hij die belegger tevens in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf adviseert, de aldus handelende cliëntenremisier over een vergunning dient te beschikken. Als de cliëntenremisier geen vergunning heeft en zich niet alleen heeft beperkt tot het aanbrengen van de cliënt maar ook jegens de afnemer als financieel adviseur is opgetreden, handelt zij in strijd met artikel 41 NR 1999. Indien Dexia wist of behoorde te weten dat de cliëntenremisier tevens adviseerde, dan levert dit een (extra) onrechtmatigheidsgrond jegens de afnemer van het effectenproduct op. Gelet op de uiteenlopende ernst van de wederzijds gemaakte fouten, eist de billijkheid in dat geval in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft zowel wat betreft een eventuele restschuld als wat de door de particuliere belegger reeds betaalde rente, aflossing en kosten aangaat. Dit geldt ook als de mogelijke financiële gevolgen van de leaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware financiële last voor de afnemer vormden.
Hij werd door Spaar Select ongevraagd telefonisch benaderd met een voorstel voor een huisbezoek. Afnemer heeft hiermee ingestemd. De financieel adviseur [betrokkene 2] is bij Afnemer thuis geweest. De echtgenote van Afnemer was daarbij aanwezig. Gesproken is over de wensen en financiële situatie van Afnemer. Hij wilde eerder stoppen met werken en vermogen opbouwen voor de studie van de kinderen. Afnemer was alleenverdiener en wilde wat extra ruimte creëren voor zijn gezin. De adviseur adviseerde om twee Overwaarde Effect producten af te sluiten. Afnemer diende de overwaarde van zijn woning op te nemen door middel van een af te sluiten hypotheek. Het geld werd aangewend voor de vooruitbetaling in een beleggingsdepot. Daaruit zou de maandelijkse inleg van de producten betaald worden. De adviseur heeft een financieel plan opgesteld waarin specifiek de Overwaarde Effect werd aangeraden. In een tweede gesprek is het plan door de adviseur toegelicht. De adviseur adviseerde om een hypotheek op te nemen van ƒ 209.500,- en een gedeelte van ƒ 152.408,- aan te wenden voor het beleggingsdepot. Het overige deel was bestemd als buffer voor de hypotheekrente en de hypotheekkosten. Volgens het plan zou het Overwaarde Effect product in vijf jaar tijd een bedrag van ƒ 278.373,00 opleveren, waarmee de extra hypotheek kon worden afgelost en een kapitaal zou resteren. Door dat nogmaals in het depot te storten zou in 14 jaar tijd een bedrag van ƒ 323.000,- worden opgebouwd. De adviseur heeft niet gewezen op de specifieke risico’s. Afnemer had geen beleggingservaring of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De adviseur is een derde maal op bezoek gekomen om de contracten in orde te maken.
- twee aanvraagformulieren, voorzien van het logo van Spaar Select en de naam van adviseur [betrokkene 2] ,
- een persoonlijk Financieel Plan ten name van Afnemer en zijn echtgenote, gedateerd
20 september 2000 en voorzien van het logo van Spaar Select en de naam van adviseur [betrokkene 2] . In het plan is onder meer te lezen:
“(…) Uw wens is om eerder te kunnen stoppen met werken en wel vanaf 60 jaar. (…) Ook heeft u aangegeven dat u een substantieel bedrag graag ter beschikking wil hebben om ook de studie voor de kinderen te kunnen financieren. (…)Op basis van de gegevens zoals u die mij heeft verstrekt, kom ik tot de volgende berekeningHuidig netto inkomen ƒ 50.414,- (per jaar)Direct ter beschikking ƒ 20.000,-Totaal netto doelvermogen ƒ 302.486,- (…)Het totale doelvermogen gaat u opbouwen doormiddel van het “Overwaarde Effect”.Op de volgende pagina treft u tekst en uitleg over dit plan.(…)Het overwaarde Effect werkt als volgt: u neemt een gedeelte van uw overwaarde op en dit stort u in een depot. In uw situatie hebben we dan nodig ƒ 152.408,-. Het geld in depot voldoet samen met het rendement over dit depot, gedurende 5 jaar de maandelijkse inleg in de aandelen lease. (…) De totaal benodigde hypotheek komt hiermee op ƒ 183.180,-. (…)
- een nota van een notariskantoor van 13 december 2000 op naam van Afnemer, met betrekking tot een hypotheek van ƒ 350.000,00.
In diverse uitspraken van verschillende rechtbank is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door [betrokkene 1] in vele procedures (waaronder deze) overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat Spaar Select op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaf. De rechtbank betrekt hierbij ook het oordeel van het Gerechtshof Den Haag, neergelegd in het arrest van 12 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2530, waarin is geoordeeld over de wetenschap destijds van Dexia, haar gerichtheid op het op grote schaal door tussenpersonen adviseren over effectenleaseproducten, ook door cliëntenremisiers, de wetenschap van Dexia van de op stelselmatig adviseren gerichte werkwijze van Spaar Select en het belang van Spaar Select als tussenpersoon. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure omtrent deze stukken een ander oordeel te geven.
aansprakelijkheid4.12. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met Afnemer de overeenkomsten met contractnummers [nummer 2] en [nummer 3] is aangegaan, heeft zij jegens hem onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan Afnemer omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie de eerdergenoemde arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
Ook moet rekening gehouden worden met het fiscale voordeel dat door Afnemer is genoten. Afnemer heeft niet betwist dat dit voordeel € 4.510,97 bedraagt, zoals Dexia stelt.
Dit deel van de vordering zal derhalve worden toegewezen als na te melden.
buitengerechtelijke kosten4.16. Afnemer heeft vergoeding gevorderd van buitengerechtelijke kosten. De Hoge Raad heeft zich in het arrest van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590, over deze kwestie uitgesproken. In het arrest is geoordeeld dat de buitengerechtelijke werkzaamheden die in die procedure door [betrokkene 1] waren gesteld op grond van art. 6:96 lid 3 BW in verbinding met art. 241 Rv niet voor vergoeding in aanmerking komen.
In de procedure van partijen zijn dezelfde buitengerechtelijke werkzaamheden gesteld als die, welke in het arrest aan de orde waren, namelijk het opstellen en versturen van enkele gestandaardiseerde stukken (zoals een klachtbrief, een opt-out verklaring en stuitingsbrieven), het voeren van een intakegesprek, het beoordelen van de haalbaarheid van de aanspraken van de belegger en het adviseren daaromtrent en het verzamelen van gegevens om de omvang van de aanspraken van de belegger te kunnen bepalen, zodat ook in dit geval geen aanspraak bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Volgens vaste jurisprudentie kan aangenomen worden, dat degene, die een veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft (HR 27 februari 1998, NJ 1998/512), terwijl een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd moet worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994/591). Dat de executie mogelijk tot ingrijpende gevolgen leidt, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staat op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar is slechts een omstandigheid die meegewogen moet worden (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468). Dexia heeft niet onderbouwd dat en waarom uitvoerbaar bij voorraadverklaring voor haar zal leiden tot financieel nadelige gevolgen. Het gestelde restitutierisico is niet geconcretiseerd voor wat betreft de situatie van Afnemer Het belang van Dexia weegt niet zwaarder dan het belang van Afnemer, zodat de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegewezen zal worden.