Uitspraak
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces
gemachtigde mr. J.R. van Staveren.
1.De procedure
2.De feiten
€ 4.193,72 ontstaan. Deze is door Afnemer voldaan. Dexia heeft in 2012 een bedrag van
€ 3.553,06 aan Afnemer vergoed.
3.De vordering en het verweer
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens Afnemer en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan Afnemer van al datgene dat Afnemer aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
3. voor recht zal verklaren dat Afnemer de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
4. voor recht zal verklaren dat Dexia aansprakelijk is voor de door Afnemer geleden hypotheekschade, bestaande uit de afsluitkosten, de notariskosten, de taxatiekosten en de betaalde hypotheekrente voor het gedeelte van de hypotheek dat gebruikt is om de inleg in de overeenkomst te betalen, op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente,
5. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van Afnemer,
6. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
Hij hoorde van een familielid over de diensten van NBG Finance. Hij wilde een deel van de overwaarde van de woning aanwenden voor de verbouwing van de woning. Een medewerker van NBG Finance stelde voor een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van Afnemer door te spreken. Hij heeft ingestemd met dit voorstel. De financieel adviseur van de tussenpersoon, de heer [betrokkene 1] , is bij Afnemer thuis geweest en heeft geïnformeerd naar de wensen en financiële situatie van Afnemer. Er is gesproken over de wens van Afnemer om de woning te verbouwen en om eerder te stoppen met werken.
De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde om een Capital Effect product van bank Labouchere af te sluiten. Afnemer diende hiervoor de overwaarde van de woning op te nemen met een tweede hypotheek en daarmee een vooruitbetaling te doen. De adviseur zou een en ander op papier zetten.
De adviseur heeft in een tweede gesprek het persoonlijk financieel plan, dat hij op papier gezet had, toegelicht aan Afnemer. Hierin werd geadviseerd een extra hyotheek op te nemen van ƒ 90.000,-. Hiervan kon een bedrag van ƒ 48.000,- gebruikt worden voor de vooruitbetaling van het Capital Effect product. Het overige deel was beschikbaar voor de verhoding van de woning, voor een financieel product van Fortis en voor de hypotheekrente en -kosten.
De adviseur heeft niet gewezen op de specifieke risico’s. Afnemer had geen beleggingservaring of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd.
- de overeenkomst, waarop NBG Finance als adviseur is vermeld,
- het aanvraagformulier, waarop als kantoor ‘NBG Finance’ is ingevuld en als adviseur “ [betrokkene 1] ’ en de datum 6 februari 2001,
- een visitekaartje van NBG Finance met daarop de naam [betrokkene 1] , financieel adviseur,
- een stuk van twee pagina’s, voorzien van het logo van NBG Finance, waarin te lezen is:
‘Financieel totaal plan Fam. Kling(…)WensenF30.000,- voor woningverbeteringEerder stoppen met werken
4.11. Uit de hiervoor gedeeltelijk aangehaalde stukken blijkt, dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van Afnemer gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon. Aan de hand van een inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van Afnemer heeft de tussenpersoon in het persoonlijk financieel plan geadviseerd een overeenkomst met (de rechtsvoorganger van) Dexia aan te gaan. Hoewel daarin niet expliciet een effectenleaseproduct genoemd wordt, is het - gelet op de data van de overeenkomst en de hypotheekakte en de genoemde bedragen - voldoende onderbouwd dat het de tussenpersoon geweest is die afsluiting van de overeenkomst heeft geadviseerd.
4.13. Dexia heeft deze gang van zaken niet voldoende weersproken. Hoewel het voorgaande betrekking heeft op de algemene gang van zaken bij de verkoop en bemiddeling van beleggingsproducten via en door tussenpersonen en daaruit niet blijkt dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan Afnemer, komt uit deze stukken wel naar voren dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat door sommige tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies werd gegeven.
In diverse uitspraken van verschillende rechtbank is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures (waaronder deze) overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat Spaar Select op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaf. De rechtbank betrekt hierbij ook het oordeel van het Gerechtshof Den Haag, neergelegd in het arrest van
12 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2530, waarin is geoordeeld over de wetenschap destijds van Dexia, haar gerichtheid op het op grote schaal door tussenpersonen adviseren over effectenleaseproducten, ook door cliëntenremisiers, de wetenschap van Dexia van de op stelselmatig adviseren gerichte werkwijze van Spaar Select en het belang van Spaar Select als tussenpersoon.
4.14. Het had daarom op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van leaseovereenkomsten, zoals in dit geval de overeenkomst met Afnemer, navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst(en) is aangegaan op advies van de tussenpersoon, teneinde te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met Afnemer kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat Afnemer door de tussenpersoon is geadviseerd.
Dit deel van de vordering zal derhalve worden toegewezen als na te melden.
In de procedure van partijen zijn dezelfde buitengerechtelijke werkzaamheden gesteld als die, welke in het arrest aan de orde waren, namelijk het opstellen en versturen van enkele gestandaardiseerde stukken (zoals een klachtbrief, een opt-out verklaring en stuitingsbrieven), het voeren van een intakegesprek, het beoordelen van de haalbaarheid van de aanspraken van de belegger en het adviseren daaromtrent en het verzamelen van gegevens om de omvang van de aanspraken van de belegger te kunnen bepalen, zodat ook in dit geval geen aanspraak bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.