Uitspraak
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces
gemachtigde mr. J.R. van Staveren.
1.De procedure
2.De feiten
€ 7.231,68. Afnemer heeft dit bedrag voldaan. Dexia heeft in 2012 een bedrag van
€ 6.910,15 aan Afnemer terugbetaald.
3.De vordering en het verweer
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens Afnemer en/of toerekenbaar is tekort geschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan Afnemer van al datgene dat Afnemer aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
4. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van Afnemer,
5. Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.De beoordeling
Hij werd telefonisch benaderd door een financieel adviseur van NBG Finance, de heer [betrokkene 1] , die de gegevens van Afnemer had doorgekregen van de dochter van Afnemer. Zij had goede ervaringen met de adviseur. Daarom heeft afnemer ingestemd met het voorstel van de adviseur om op huisbezoek te komen om de financiële situatie van Afnemer door te nemen. De financieel adviseur heeft geïnformeerd naar de wensen en financiële situatie van Afnemer. Er is gesproken over de wens van Afnemer om een aanvulling op zijn pensioen op te bouwen. Afnemer wilde graag vermogen opbouwen om later, in tijden van pensioen, met zijn vrouw te gaan reizen of hij hypotheek volledig te kunnen aflossen. De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde om een Capital Effect product van Bank Labouchere af te sluiten. Afnemer diende hiervoor de overwaarde van zijn woning te benutten door een nieuwe hypothecaire lening aan te gaan en deze te gebruiken voor de inleg. De adviseur zou een en ander op papier zetten.
De adviseur heeft in een tweede gesprek het persoonlijk financieel plan, dat hij op papier gezet had, toegelicht aan Afnemer. Hierin werd aangeraden een extra hypotheek op te nemen van ƒ 100.000,- en een gedeelte van ƒ 36.000,- te gebruiken om de oude hypotheek af te lossen. Ook zou er een deel in depot worden gestort en een deel als buffer voor de hypotheekrente en de hypotheekkosten worden bestemd. Vanuit het depot zouden maandelijkse onttrekkingen gedaan kunnen worden voor de hypotheekrente en de maandelijkse inleg voor het Capital Effect. Na vijf jaar zou het plan een bedrag van
ƒ 38.298,96 opleveren en na tien jaar zelfs meer dan ƒ 100.000,-. De adviseur heeft twee persoonlijke prognoses en rekenvoorbeelden getoond. Hij heeft niet gewezen op de specifieke risico’s. Afnemer had geen beleggingservaring of kennis van complexe financiële producten en heeft het advies van de adviseur opgevolgd. De adviseur heeft de hypotheekaanvraag geregeld en is een derde keer thuis geweest voor de ondertekening van het contract.
- de overeenkomst, waarop NBG Finance als adviseur is vermeld,
- een stuk van twee pagina’s, gericht aan Afnemer, voorzien van het logo van NBG Finance, gedateerd 29 maart 2000 en het onderschrift ‘NBG Finance kantoor Beuningen Financieel adviseur [betrokkene 1] ’, waarin te lezen is:
“Financieel Totaal Plan(…)Nieuwe situatie hypothecaire geldlening: Hoofdsom fl. 100.000,-Geldverstrekker: (…)(…)Verdeling van de Hoofdsom: fl. 100.000,-Inlossing RABO Hypotheek fl. 36.000,-Oversluitkosten fl. 2.000,- (notaris/bank)Depot Fortis OBAM fl. 62.000,-
- een pagina ‘CashFlow Capital Effect’, ten name van Afnemer met berekeningen voor een geleased kapitaal van ƒ 46.808,53 en een maandbedrag van ƒ 499,18 voor twintig jaar.
4.13. Dexia heeft deze gang van zaken niet voldoende weersproken. Hoewel het voorgaande betrekking heeft op de algemene gang van zaken bij de verkoop en bemiddeling van beleggingsproducten via en door tussenpersonen en daaruit niet blijkt dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan Afnemer, komt uit deze stukken wel naar voren dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat door sommige tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies werd gegeven.
In diverse uitspraken van verschillende rechtbank is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures (waaronder deze) overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat Spaar Select op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaf. De rechtbank betrekt hierbij ook het oordeel van het Gerechtshof Den Haag, neergelegd in het arrest van
12 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2530, waarin is geoordeeld over de wetenschap destijds van Dexia, haar gerichtheid op het op grote schaal door tussenpersonen adviseren over effectenleaseproducten, ook door cliëntenremisiers, de wetenschap van Dexia van de op stelselmatig adviseren gerichte werkwijze van Spaar Select en het belang van Spaar Select als tussenpersoon.
4.14. Het had daarom op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van leaseovereenkomsten, zoals in dit geval de overeenkomst met Afnemer, navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst(en) is aangegaan op advies van de tussenpersoon, teneinde te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met Afnemer kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat Afnemer door de tussenpersoon is geadviseerd.
buitengerechtelijke kosten4.19. Afnemer heeft vergoeding gevorderd van buitengerechtelijke kosten. De Hoge Raad heeft zich in het arrest van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590, over deze kwestie uitgesproken. In het arrest is geoordeeld dat de buitengerechtelijke werkzaamheden die in die procedure door Leaseproces waren gesteld op grond van art. 6:96 lid 3 BW in verbinding met art. 241 Rv niet voor vergoeding in aanmerking komen.
In de procedure van partijen zijn dezelfde buitengerechtelijke werkzaamheden gesteld als die, welke in het arrest aan de orde waren, namelijk het opstellen en versturen van enkele gestandaardiseerde stukken (zoals een klachtbrief, een opt-out verklaring en stuitingsbrieven), het voeren van een intakegesprek, het beoordelen van de haalbaarheid van de aanspraken van de belegger en het adviseren daaromtrent en het verzamelen van gegevens om de omvang van de aanspraken van de belegger te kunnen bepalen, zodat ook in dit geval geen aanspraak bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
5.De beslissing
24 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.