In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die sinds 2013 een WIA-uitkering ontvangt, en het UWV. Het UWV had op 17 februari 2021 besloten om de WIA-uitkering van eiseres te herzien en een bedrag van € 11.522,33 terug te vorderen, alsook een boete van € 2.364,= op te leggen. Dit besluit volgde op de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning van eiseres, die op 17 juni 2020 door de politie werd aangetroffen. Eiseres was als huurder van de woning gehoord in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, dat echter werd geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Het UWV werd op de hoogte gesteld van de hennepkwekerij en startte een onderzoek, wat leidde tot de herziening van de uitkering en de oplegging van de boete.
Eiseres voerde aan dat het strafrechtelijk onderzoek was beëindigd en dat de Officier van Justitie de zaak had geseponeerd, wat volgens haar zou moeten leiden tot de conclusie dat zij niet betrokken was bij de hennepkwekerij. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV terecht de WIA-uitkering had herzien en teruggevorderd, omdat eiseres niet had aangetoond dat zij niets te maken had met de hennepkwekerij. De rechtbank stelde vast dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de huurwoning van eiseres voldoende grond vormde voor de veronderstelling dat zij (mede) exploitant was geweest.
Wat betreft de boete oordeelde de rechtbank dat het UWV de boete terecht had opgelegd, omdat eiseres haar inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de boete, die was aangepast aan de financiële situatie van eiseres, evenredig was aan de ernst van de overtreding. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij de terugvordering en de boete moest betalen.