De rechtbank is van oordeel dat verweerder de bruidsgave terecht heeft toegerekend aan het vermogen bij aanvang van de bijstand.
Op grond van de Pwkan het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kosten van bijstand terugvorderen voor zover de bijstand anders dan door schending van de inlichtingenverplichting onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen de situatie dat de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de Pw beschikt of kan beschikken.
Uit rechtsoverweging 2.5. van de beschikking van 23 januari 2020 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden blijkt dat, zoals eiseres terecht stelt, de bruidsgave van eiseres geen verband houdt met een boedelscheiding omdat de bruidsgave niet valt onder het (Iraans) huwelijksvermogensrecht. Voor zover eiseres heeft willen stellen dat alleen al om die reden geen rekening gehouden mag worden met de bruidsgave, volgt de rechtbank haar daarin niet. De besluitvorming is gebaseerd op het standpunt dat eiseres de beschikking heeft gekregen over middelen (vermogen). Aangezien niet in geschil is dat eiseres de beschikking heeft verkregen over middelen (de bruidsgave), en uitsluitend in geschil is of (de aanspraak op) dit vermogen er al was op 24 april 2019, is in deze procedure niet relevant of deze middelen zijn verkregen na een boedeldeling of om een andere reden. Het maakt dus niet dat verweerder om die reden de bruidsgave niet had mogen toerekenen aan het vermogen.
Eiseres ontving vanaf 24 april 2019 bijstand. Anders dan eiseres betoogt, bestond de aanspraak op de bruidsgave toen al. Uit rechtsoverweging 2.7. van de beschikking van 23 januari 2020 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden maakt de rechtbank op dat eiseres recht had op een bruidsgave van de zijde van haar (ex-)echtgenoot en dat zij deze op elk moment kon opeisen, zonder dat daar nadere voorwaarden aan gesteld konden worden. Uit die beschikking kan ook worden afgeleid dat zij de bruidsgave kon opeisen tijdens en ná het huwelijk. Eiseres had zodoende op ieder moment, zo ook bij aanvang van de bijstand, aanspraak op de bruidsgave.De omstandigheid dat over die bruidsgave nog een procedure liep en de hoogte van de vordering nog niet vaststond, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
Eiseres heeft in totaal een bedrag van € 31.500,00 ontvangen. Het voorgaande brengt mee dat de aanspraak daarop al bestond bij aanvang van de bijstand. Zij beschikte dus over middelen met betrekking tot een periode waarover bijstand was verleend.Verweerder heeft eiseres ook op voorhand er over geïnformeerd dat haar vermogen mogelijk opnieuw zou worden beoordeeld. Verweerder heeft in het toekenningsbesluit van 2 mei 2019 namelijk vermeld dat het vermogen opnieuw kan worden vastgesteld als blijkt dat de aanspraak van eiseres op geld uit de boedeldeling hoger is dan het huidige (lees: ten tijde van de aanvraag) vastgestelde vermogen.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder terecht geen rekening gehouden met de schulden van eiseres bij aanvang van de uitkering?
9. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met de door eiseres bij aanvang van de bijstand niet vermelde schulden. Verweerder had met deze schulden rekening moeten houden nu hij er ook voor heeft gekozen om de bruidsgave in aanmerking te nemen. Volgens eiseres was er ten tijde van de aanvraag voor eiseres geen noodzaak voor het melden van de schulden, omdat dat volgens haar geen gevolgen had voor haar recht op bijstand. Bovendien heeft eiseres voldoende toegelicht hoe het komt dat deze schulden door haar niet eerder waren gemeld. Eiseres stelt dat zij, anders dan verweerder aangeeft, wel een terugbetalingsverplichting heeft.