ECLI:NL:RBGEL:2022:4695

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
C/05/405467 FZ RK 22-1770
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek tot wijziging van geslachtsaanduiding in geboorteakte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding in de geboorteakte van de betrokkene. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zutphen gelast om een latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte, waarbij het geslacht zal worden gewijzigd naar 'X'. Dit verzoek is gedaan door de betrokkene, die zich identificeert als non-binair en heeft verzocht om een genderneutrale vermelding in de akte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het primaire verzoek, maar heeft het verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding toegewezen op basis van de huidige maatschappelijke en juridische ontwikkelingen omtrent genderidentiteit. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken en naar de noodzaak om de rechten van de betrokkene te respecteren in het licht van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat het recht op persoonlijke ontwikkeling en genderidentiteit waarborgt. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/405467 FZ RK 22-1770
Datum uitspraak: 5 augustus 2022
beschikking
naar aanleiding van het verzoek van
[naam](nader te noemen: de betrokkene),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk te Vught.
Als belanghebbenden ter zake de verbetering van de geboorteakte worden aangemerkt:
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zutphen,nader te noemen: de ambtenaar,
zetelende te Zutphen;
De officier van justitie,
in het arrondissement Gelderland.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen ingekomen bij de griffie op 28 juni 2022;
  • een brief van de officier van justitie, ingekomen op 11 juli 2022;
  • het bericht van de ambtenaar, ingekomen op 18 juli 2022.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Betrokkene is op [geboortedatum] in [geboorteplaats] geboren. Betrokkene heeft de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De rechtbank zal, net zoals de advocaat van betrokkene heeft gedaan, naar betrokkene verwijzen met “die” en “hen” als voornaamwoord en “diens” gebruiken als bezittelijk voornaamwoord.
3.2.
Betrokkene heeft verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zutphen te gelasten om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente Zutphen van het jaar [geboortejaar] (aktenummer: [nummer] ) een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘X’ zal zijn;
subsidiair:
- een ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zutphen te gelasten om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente Zutphen van het jaar [geboortejaar] (aktenummer: [nummer] ) een latere vermelding toe te voegen van verbetering van het geslacht in die zin dat het geslacht ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’ zal zijn.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank Gelderland is bevoegd om kennis te nemen van de verzoeken en op de verzoeken is het Nederlands recht van toepassing, omdat betrokkene de Nederlandse nationaliteit heeft.
4.2.
De officier van justitie heeft aangegeven geen aanleiding te zien stelling in te nemen naar aanleiding van de gedane verzoeken.
4.3.
De ambtenaar heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verzoek tot verbetering van de geboorteakte. De ambtenaar heeft daartoe naar voren gebracht dat voor zowel het primaire als het subsidiaire verzoek binnen het huidige Burgerlijk Wetboek geen ruimte bestaat voor het wijzigen van het geslacht. Indien de rechtbank toch overgaat tot toewijzing van het primaire verzoek, dan adviseert de ambtenaar bij het geslacht in plaats van ‘X’ het geslacht ‘onbekend’ te vermelden en indien de rechtbank overgaat tot toewijzing van het subsidiaire verzoek, adviseert de ambtenaar om de geboorteakte als volgt te doen verbeteren: ‘kind waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’.
inhoudelijke beoordeling van de rechtbank in het kader van de verbetering van de geslachtsaanduiding
4.4.
De verzoeken van betrokkene komen er in de kern op neer dat die diens geslacht in de geboorteakte wil veranderen naar ‘X’ of ‘geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’, met het doel om op officiële documenten geen mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te hebben.
4.5.
Naast diens advocaat heeft betrokkene zelf onder punt 7 van het verzoekschrift uiteengezet waarom de verbetering van diens geboorteakte naar ‘X’ zo belangrijk is voor betrokkene.
4.6.
De rechtbank moet beoordelen of het verzoek om de geslachtsaanduiding te wijzigen naar ‘X’ mogelijk is. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
4.7.
De rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 17 december 2021 prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad met onder andere de vraag: “hoe dient in een genderneutrale vermelding te worden voorzien: door bij het geslacht een ‘X’ op te nemen, door bij het geslacht een ‘-’ op te nemen, door de vermelding ‘waarvan het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld’, of op een andere wijze?”
De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 geadviseerd om op de voet van artikel 393 lid 8 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv) af te zien van beantwoording van de prejudiciële vragen.
Bij uitspraak van 4 maart 2022 heeft de Hoge Raad inderdaad afgezien van het beantwoorden van de prejudiciële vragen. Daartoe overweegt de Hoge Raad onder andere dat het Tweede Kamerlid Van Ginneken op 30 november 2021 op het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 1 van het BW in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte, een amendement ingediend heeft. Dat amendement strekt ertoe een nieuw artikel (artikel 1:28e BW) aan het Burgerlijk Wetboek toe te voegen dat de registratie van ‘X’ als geslachtsaanduiding voor non-binaire personen zonder tussenkomst van de rechter mogelijk maakt. Naar aanleiding van dit amendement heeft de minister voor Rechtsbescherming op 17 december 2021 een brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd waaruit blijkt dat er advies wordt gevraagd over het amendement.
4.8.
Uit deze gang van zaken blijkt dat wetgeving in voorbereiding is over dit onderwerp, maar dat het wetsvoorstel nog niet is aangenomen. Van betrokkene kan niet worden verwacht dat die wacht op het wetgevingsproces. De rechtbank zal het verzoek daarom wel inhoudelijk behandelen.
4.9.
Voor het door betrokkene gedane primaire verzoek ontbreekt een wettelijke basis. Op grond van artikel 1:19d BW is het mogelijk om - in het geval dat het geslacht van het kind (om medische redenen) twijfelachtig is - in de geboorteakte de vermelding op te nemen dat het geslacht van het kind niet is kunnen worden vastgesteld. Hiervan is bij betrokkene geen sprake. In tegenstelling tot wat de Hoge Raad daarover op 30 maart 2007 overwoog (ECLI:NL:HR:2007:AZ5686), is er inmiddels sprake van een maatschappelijke erkenning en (een trend naar) juridische erkenning van een neutrale geslachtelijke identiteit.
4.10.
In diverse uitspraken van rechtbanken in het land, ook van deze rechtbank, is ervoor gekozen om (in een latere vermelding) in de geboorteakte op te nemen dat “het geslacht niet is kunnen worden vastgesteld”. Onder meer in de uitspraken van de rechtbank Limburg van 28 mei 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:4931), de rechtbank Noord-Nederland van 24 juli 2019 (ECLI:NL:RBNNE:2019:3437) de rechtbank Midden-Nederland van 10 februari 2020 (ECLI:RBMNE:2020:522) en de rechtbank Den Haag van 13 april 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:3907) en ook in uitspraken van deze rechtbank, onder meer die van 3 december 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:6592) is voornoemde lijn gevolgd.
4.11.
Inmiddels kan deze rechtbank zich, in navolging van de rechtbanken Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2021:3732) en Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2022:2040), niet langer verenigen met deze oplossing. Van een situatie zoals beschreven in artikel 1:19d BW waarbij het geslacht van een kind om medische redenen onduidelijk is, is immers geen sprake. De rechtbank is, op gelijke wijze als de rechtbanken Amsterdam en Noord-Holland, van oordeel dat het onderhavige verzoek tot wijziging van de geslachtsaanduiding op dezelfde wijze dient te worden benaderd als die welke is omschreven in de artikelen 1:28 tot en met 1:28c BW, voor mensen die de - door een deskundige getoetste en onderschreven - overtuiging hebben tot “het andere geslacht” te behoren. Nu deze artikelen niet voorzien in de mogelijkheid om te kiezen voor een non-binaire geslachtsaanduiding, wordt naar het oordeel van de rechtbank een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen personen die de overtuiging hebben tot het andere geslacht te behoren en personen die de overtuiging hebben buiten de exclusief mannelijke of vrouwelijke geslachtsaanduiding te vallen (non-binair).
4.12.
In het amendement wordt ook aansluiting gezocht bij de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Amsterdam, om in plaats van ‘het geslacht is niet kunnen worden vastgesteld’ zoals in eerdere uitspraken is gedaan, de geboorteakte te wijzigen naar ‘X’. De rechtbank overweegt dat zij zich in deze overwegingen kan vinden en zal daarom het primaire verzoek toewijzen. Daarbij speelt mee dat betrokkene voldoende heeft onderbouwd dat die de overtuiging heeft niet tot het geslacht te behoren dat op de geboorteakte staat vermeld, maar zich te identificeren als non-binair persoon.
4.13.
Ook bezien in het licht van artikel 8 (
family life) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) zou ontzegging van een geslachtsregistratie overeenkomstig de innerlijke overtuiging van betrokkene in strijd met dit artikel zijn. In 2003 heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) reeds bevestigd, dat het recht op genderidentiteit en persoonlijke ontwikkeling een fundamenteel element van artikel 8 EVRM vormt en genderidentiteit één van de meest intieme aspecten van het privéleven en één van de meest wezenlijke elementen van zelfbeschikking vormt (EHRM 12 juni 2003, ECLI:EC:ECHR:2003:0612JUD003596897, Van Kück tegen Duitsland).
4.14.
Nu aan de vereisten van artikel 1:28a BW is voldaan zal de rechtbank op de voet van artikel 1:28b BW de ambtenaar gelasten aan de akte van geboorte van betrokkene een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht, waarbij het gewijzigde, non-binaire, geslacht zal worden aangeduid met ‘X’ zoals verzocht.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zutphen om aan de geboorteakte ingeschreven in het register van de gemeente Zutphen van het jaar [geboortejaar] (aktenummer: [nummer] ) een latere vermelding toe te voegen van wijziging van het geslacht in die zin dat het geslacht zal zijn: X;
5.2.
draagt de griffier op, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zutphen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E.M. Overkamp, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P. van der Meer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2022.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.