ECLI:NL:RBGEL:2022:5940

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
AWB-22_438
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M. Steinebach – de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor het veranderen van het gebouw De Linde in 30 zelfstandige woningen voor asielzoekers

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn verleende omgevingsvergunning voor het veranderen van het gebouw De Linde in 30 zelfstandige woningen voor de huisvesting van asielzoekers. De rechtbank heeft op 14 september 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres, het college en de vergunninghouder aanwezig waren. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning, maar het college heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres volgens het college geen belanghebbende is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder op 7 april 2021 een aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft ingediend en dat het college op 29 juli 2021 de vergunning heeft verleend. Eiseres heeft in haar beroep aangevoerd dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat zij zich bezighoudt met de komst van een asielzoekerscentrum en de effecten daarvan op de leefomgeving. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de feitelijke werkzaamheden van eiseres, die voornamelijk gericht zijn op het voeren van juridische procedures, niet voldoende zijn om als belanghebbende te worden aangemerkt.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft beslist dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach – de Wit, in aanwezigheid van mr. F.M. van den Assem, griffier. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/438

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn(het college)
(gemachtigde: mr. J. van der Pol).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]([derde-partij]) uit [woonplaats] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. J. Zweers).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door het college verleende omgevingsvergunning aan de vergunninghouder.
Het college heeft in het primaire besluit van 29 juli 2021 de omgevingsvergunning verleend. In het bestreden besluit van 15 december 2021 heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De vergunninghouder heeft een nadere reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2022 op zitting behandeld samen met de zaken Awb 22/350, 22/368, 22/380, 22/381 en 22/430. Hieraan hebben onder andere deelgenomen: namens eiseres [eiseres], namens het college de gemachtigde en P.J.G. Scherders en namens de vergunninghouder de gemachtigde, dhr. R.J. Wijnakker en
mr. V. Els.

Totstandkoming van het besluit

1. Vergunninghouder heeft op 7 april 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het veranderen van het gebouw De Linde in 30 zelfstandige woningen op het terrein van [locatie], [locatie] in [woonplaats] (het gebouw De Linde).
2. Het perceel is in het bestemmingsplan ‘Zuidbroek’ (het bestemmingsplan) en op de plankaart bestemd als ‘Woondoeleinden – uit te werken’.
3. De verandering van gebouw De Linde is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingplan. Het college heeft daarom, met het primaire besluit, naast een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen van een bouwwerk’ [1] , ook een omgevingsvergunning verleend voor ‘gebruik in strijd met het bestemmingsplan’ [2] .
Het plan is volgens het college in strijd met het bestemmingsplan, omdat in artikel 3.2, derde lid van de bestemmingsplanvoorschriften een voorlopig bouwverbod is opgenomen. Het bouwen van bouwwerken dient te geschieden overeenkomstig een (concept) uitwerkingsplan. Maar op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o van de Wabo wijkt het college af van het bestemmingsplan. De verandering van gebouw De Linde voldoet aan artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Daarnaast wordt het stedenbouwkundig beeld niet aangetast.
Verder voldoet het plan aan de redelijke eisen van welstand en is het aannemelijk dat bij het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden wordt voldaan aan het Bouwbesluit 2012 en aan de Bouwverordening, aldus het college.
4. Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbende is.

Beoordeling door de rechtbank

5. Eiseres voert aan dat zij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat zij zich bezighoudt met de komst van een asielzoekerscentrum en de effecten daarvan op de leefomgeving. De doelstelling en feitelijke werkzaamheden van eiseres zien dan ook op het gebruik van het terrein, waaronder het gebouw De Linde valt.
5.1.
Volgens artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
5.2.
Om te kunnen bepalen of het belang van de stichting rechtstreeks is betrokken bij het besluit tot vergunningverlening is, naast haar statutaire doel, van belang of zij feitelijke werkzaamheden verricht met het oog op de behartiging van haar doelstelling.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) moet bij de feitelijke werkzaamheden worden gekeken naar de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift. [3] Verder geldt dat het enkel in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet kan worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Dat geldt ook voor werkzaamheden die daarmee verband houden, zoals het indienen van zienswijzen over ontwerpbesluiten, het vergaren van informatie ten behoeve van bestuursrechtelijke procedures en het via de website informeren van derden over aanhangige of afgeronde procedures. Een andere uitleg zou betekenen dat voor de ontvankelijkheid van een bezwaar of beroep van een rechtspersoon, in een geval als hier aan de orde, voldoende is dat hij dergelijke rechtsmiddelen wil aanwenden. De uitleg van de criteria van artikel 1:2, derde lid, van de Awb zou er dan op neerkomen dat het beroepsrecht in feite voor een ieder open zou staan (actio popularis). Dat is echter juist niet de bedoeling van de beroepsmogelijkheid voor belanghebbende rechtspersonen. [4]
5.3.
Het college heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat de statuten onvoldoende blijk geven van een rechtstreeks belang bij de verleende omgevingsvergunning. Bovendien bestaan de feitelijke werkzaamheden van eiseres alleen uit handelingen ter voorbereiding van het voeren van juridische procedures tegen de komst van een asielzoekerscentrum, welke onvoldoende zijn om als belanghebbende te worden aangemerkt.
Statutaire doelstelling
5.4.
Op grond van artikel 1 van de statuten heeft de stichting als werkgebied de gemeente Apeldoorn. Daarnaast volgt uit artikel 2 van de statuten dat eiseres als doel heeft:
a. Het steunen en uitdragen van de woonfunctie in de breedste zin van het woord en het bewaken en bevorderen van het voorkomen dat op de [locatie]-locatie een asielzoekerscentrum (AZC) zal worden gerealiseerd, dan wel een AZC die een ongewenste invloed zal hebben op de omgeving van het woongebied. Tevens heeft de stichting als doel het bewaken in juridisch opzicht en het overleggen met de gemeente ten einde de kwaliteit van de woonomgeving van de omwonenden van het gebied te bevorderen dan wel niet negatief te beïnvloeden.
b. Het verrichten van alle verdere handelingen die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
c. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het inzetten van alle daartoe geoorloofde middelen, waaronder het voeren van juridische procedures, het verzamelen en reageren op dan wel het weerleggen van informatie over de voorgenomen vestiging van het AZC en het opkomen tegen de activiteiten die schade kunnen toebrengen of afbreuk kunnen doen aan de woonomgeving.
5.4.1.
De bij het primaire besluit verleende vergunning maakt het mogelijk om het gebouw De Linde te veranderen in 30 zelfstandige woningen zodat 275 asielzoekers kunnen worden gehuisvest. Dit perceel ligt in het werkgebied van de stichting dat in de statuten is genoemd. Daarom valt het opkomen tegen de verleende omgevingsvergunning door eiseres binnen de reikwijdte van de statutaire doelstellingen.
Feitelijke werkzaamheden
5.6.
Het bezwaarschrift is ingediend op 7 september 2021. Dit betekent dat het gaat om de vraag of de stichting in de periode voorafgaand aan het indienen van het bezwaarschrift, dus tot september 2021, voldoende relevante feitelijke werkzaamheden heeft verricht. [5]
5.6.1.
Bij brief van 29 november 2021 heeft eiseres aangegeven dat in het kader van de statutaire doelstellingen een zienswijze is ingediend voor wat betreft de totstandkoming van het bestemmingsplan De Wellen Zuid en dat procedures zijn gevoerd bij de voorzieningenrechter en de Afdeling. Daarnaast heeft eiseres de ontwikkelingen rondom de vestiging van het asielzoekerscentrum en de impact hiervan op de omgeving zowel fysiek, sociaal, maatschappelijk en de sociale veiligheid nauwgezet gevolgd. Verder heeft eiseres informatie verzameld en verstrekt aan omwonenden.
5.6.2.
Op zitting heeft eiseres toegelicht concreet de door het college genomen besluiten ten aanzien van het asielzoekerscentrum in de gaten te houden en daarop te reageren door middel van het voeren van juridische procedures.
5.6.3.
Uit wat eiseres naar voren heeft gebracht in de brief van 29 november 2021 en de toelichting op zitting blijkt dat eiseres wel enige feitelijke werkzaamheden heeft verricht maar deze werkzaamheden kunnen niet los worden gezien van het voeren van procedures en de voorbereiding hiervan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de feitelijke werkzaamheden van eiseres in de periode voorafgaande aan het indienen van het bezwaarschrift onvoldoende om aan te kunnen nemen dat eiseres in die periode relevante feitelijke werkzaamheden ter behartiging van de statutaire doelstelling heeft verricht. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het college heeft terecht beslist dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat onvoldoende is gebleken dat eiseres blijkens haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij de verleende omgevingsvergunning betrokken belang in het bijzonder behartigt. Het college heeft eiseres dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard in bezwaar.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach – de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. F.M. van den Assem, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) juncto artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo.
2.Artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo. Naast omgevingsvergunning voor activiteit bouwen (artikel 2.1, onder a van de Wabo), ook omgevingsvergunning voor activiteit afwijkend gebruik (artikel 2.1,
3.ABRvS 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3431.
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 1 oktober 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BF3911 &
5.Zie bijvoorbeeld ABRvS 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4292