Overwegingen
1. Eiseres heeft op 10 september 2018 een verzoek ingediend om teruggaaf van BPM voor een personenauto van het merk en type Volkswagen Touran. De registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister is beëindigd op 13 juli 2018. De auto is geëxporteerd naar Frankrijk.
2. Bij het verzoek om teruggaaf heeft eiseres een kentekenbewijs overgelegd dat is afgegeven op basis van een tijdelijke inschrijving in het Franse kentekenregister per 3 september 2018.
3. Vanwege het feit dat sprake was van een tijdelijke registratie heeft verweerder bij brief van 20 november 2018 het verzoek om teruggaaf van BPM afgewezen.
4. Op 25 oktober 2018 heeft verweerder een tweede verzoek om teruggaaf van BPM ontvangen waarbij een kentekenbewijs is overgelegd dat is afgegeven op basis van een definitieve registratie in het Franse kentekenregister per 16 oktober 2018.
5. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de afwijzing gehandhaafd omdat de definitieve registratie niet is voltooid binnen dertien weken na het vervallen van de tenaamstelling in het Nederlandse kentekenregister.
6. In geschil is of verweerder terecht het teruggaafverzoek BPM heeft afgewezen wegens overschrijding van de termijn van dertien weken zoals bepaald in artikel 4a, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit BPM.
Taalgebruik in de pleitnota
7. Verweerder heeft de rechtbank verzocht om de gemachtigde te weigeren wegens beledigend taalgebruik in de pleitnota. Verweerder beroept zich daarbij op een afspraak die met de gemachtigde en de rechtbank is gemaakt in maart 2021 toen de onderhavige zaken deel uitmaakten van een project tot clustergewijze behandeling van BPM-zaken van de gemachtigde. Die afspraak behelst dat beledigingen aan het adres van verweerder zouden leiden tot weigering van de gemachtigde in alle zaken van het project.
8. De gemachtigde heeft voor de onderhavige zaak een pleitnota overgelegd waarin kort gezegd de integriteit van de rechtspraak in Nederland in twijfel wordt getrokken en waarin vervolgens het standpunt wordt gehuldigd dat langdurige eenzame opsluiting te weinig is voor mensen in een verantwoordelijke taak die zich bezighouden met bedrog, misleiding en oplichting, welke passage eindigt met de woorden “idem voor de heffende autoriteit”. Verweerder heeft met name vanwege die laatste vier woorden betoogd dat de gemachtigde zou moeten worden geweigerd.
9. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Er is ontegenzeglijk sprake van ontoelaatbaar taalgebruik, dat zich primair echter richt tegen de rechtspraak en met name de Hoge Raad. In het feit dat de Hoge Raad tot nu toe deze gemachtigde niet heeft geweigerd ziet de rechtbank aanleiding terughoudend te zijn met dit middel. De uitlatingen jegens de Belastingdienst zijn niet anders dan die jegens de Hoge Raad. Klaarblijkelijk moet verweerder dus naar de standaarden van de Hoge Raad dergelijke teksten accepteren. De rechtbank ziet dan geen ruimte tot een ander oordeel te komen. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de gemachtigde de medewerkers van de Belastingdienst in de pleitnota’s niet persoonlijk heeft aangesproken en dat de gemachtigde er ter zitting mee heeft ingestemd de woorden ‘idem voor de heffende autoriteit’ uit de pleitnota te schrappen. De rechtbank ziet daarom onvoldoende aanleiding om de gemachtigde voor deze zaken te weigeren.
10. Op grond van artikel 14a, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM), wordt onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen op aanvraag een teruggaaf van BPM verleend indien:
- de tenaamstelling van het motorrijtuig in het kentekenregister komt te vervallen omdat het motorrijtuig buiten Nederland wordt gebracht;
- het motorvoertuig overeenkomstig Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen wordt ingeschreven in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en
- als bewijs van die inschrijving door de bevoegde autoriteit een kentekenbewijs wordt afgegeven.
11. Verder is in dat artikellid bepaald dat geen teruggaaf wordt verleend als het buitenlandse kentekenbewijs is afgegeven op basis van een tijdelijke inschrijving van het motorrijtuig als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 1999/37/EG.
12. In artikel 4a, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit BPM, zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan om voor teruggaaf van BPM in aanmerking te komen. Een van die voorwaarden is dat het verzoek om teruggaaf van BPM wordt gedaan binnen dertien weken na het vervallen van de tenaamstelling in het kentekenregister. Artikel 4a, eerste lid, onderdeel d, van het Uitvoeringsbesluit BPM eist dat bij het teruggaafverzoek bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het motorrijtuig is geregistreerd in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
13. In de memorie van toelichting bij de Fiscale verzamelwet 2015is over de uitzondering voor tijdelijke inschrijvingen het volgende opgenomen: