Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 27 mei 2021 van Dexia, met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagden] , met producties;
- de conclusie van repliek van Dexia, met producties, tevens wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek van [gedaagden] , met producties;
- de rolmededeling van 16 juni 2022;
- de akte van Dexia van 24 november 2022;
- de antwoordakte van [gedaagden] van 22 december 2022.
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
1. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten I., II. en III (met respectievelijk nummers 21691697, 39284111 en 51400081), na betaling van een bedrag van € 7.458,37, te vermeerderen met wettelijke rente, aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [gedaagden] verschuldigd is,
2. [gedaagden] zal veroordelen in de proceskosten.
4.De beoordeling4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [gedaagden] .
afwachten ontwikkelingen in de jurisprudentie
4.11. De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [gedaagden] respectievelijk [gedaagde 2] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [gedaagden] en [gedaagde 2] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [gedaagden] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept.
De door [gedaagden] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gedaagden] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
- kopieën van de overeenkomsten van 14 september 2000 op naam van [gedaagden] met contractnummers 21691697 en 39284111, voorzien van het adviseursnummer: ATP00793-[tussenpersoon] en [adviseur],
5.De beslissing
donderdag 16 maart 2023, waar Dexia zich schriftelijk dient uit te laten omtrent hetgeen hiervoor in 4.15. is overwogen;