ECLI:NL:RBGEL:2023:3198

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
C/05/403260 / FA RK 22-1311
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgoederengemeenschap onder toepassing van Pools recht met betrekking tot echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van een echtpaar na hun echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. van Oosten, en de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.B. Chylinska, hebben een geschil over de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen, waaronder een echtelijke woning, appartementen in Polen, auto’s en bankrekeningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Pools recht van toepassing is op de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk. De vrouw heeft verzocht om een gelijke verdeling van de huwelijksgemeenschap, terwijl de man heeft gepleit voor een afwijking van de hoofdregel van verdeling bij helfte, onder verwijzing naar zijn investeringen in de gezamenlijke bezittingen en het feit dat de vrouw minder heeft bijgedragen aan de gezamenlijke financiën.

De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er onvoldoende gewichtige redenen zijn om af te wijken van de hoofdregel van gelijke verdeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huwelijksgoederengemeenschap gelijkelijk moet worden verdeeld, waarbij elk van de partijen recht heeft op de helft van de waarde van de gezamenlijke bezittingen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw om de man te verplichten mee te werken aan de verkoop van de echtelijke woning en de verdeling van de opbrengst bij helfte toegewezen. De man is in de gelegenheid gesteld om de woning over te nemen, en de rechtbank heeft de waarde van de appartementen in Polen vastgesteld. De rechtbank heeft de man ook verplicht om een bedrag van € 20.000 aan de vrouw te betalen ter compensatie voor zijn investeringen in haar appartement. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat partijen de uitspraak moeten nakomen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/403260 / FA RK 22-1311
Datum uitspraak: 2 juni 2023
beschikking
in de zaak van
[verzoekster], nader te noemen: de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. A. van Oosten in Elst (Gld.),
tegen
[verweerder], nader te noemen: de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.B. Chylinska in Zaandam.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 14 oktober 2022;
- de brief met bijlagen van mr. Chylinska van 6 april 2023;
- het F9-formulier met bijlagen van mr. Van Oosten van 10 april 2023;
- de F9-formulieren met bijlagen van mr. Chylinska van 11, 12 en 18 april 2023.
1.2.
De zaak is verder behandeld ter zitting met gesloten deuren van 21 april 2023. Daarbij waren de beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten en voor elk een tolk in de Poolse taal.
1.3.
In de beschikking van 14 oktober 2022 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de man aan de vrouw € 1.555 bruto per maand zal betalen voor haar levensonderhoud, vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in het daartoe bestemde Poolse register. Iedere verdere beslissing over de vermogensrechtelijke afwikkeling is aangehouden.
1.4.
Blijkens een akte van 17 februari 2023 is de echtscheiding inmiddels ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand in Polen.

2.De verdere beoordeling

De vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk
2.1.
De rechtbank heeft in de beschikking van 14 oktober 2022 vastgesteld dat zij bevoegd is en dat Pools recht van toepassing is op de vermogensrechtelijke afwikkeling.
2.2.
De vrouw heeft, kort samengevat, aangegeven dat de huwelijksgemeenschap tussen partijen gelijkelijk dient te worden verdeeld. Zij heeft daartoe verzoeken gedaan. Een afwijking van de verdeling bij helfte is volgens de vrouw niet aan de orde.
De man heeft zich, kort samengevat, beroepen op de mogelijkheid in het Poolse recht om af te wijken van het uitgangspunt dat de vermogensbestanddelen bij helfte moeten worden verdeeld. De man stelt dat de vrouw niet heeft bijgedragen aan de bekostiging van de Poolse appartementen en de woning in Nederland. Zij heeft hem bovendien verlaten en is de echtscheidingsprocedure begonnen. De man stelt dat de hele verdeling in de verhouding 75% voor hem en 25% voor de vrouw dient plaats te vinden. Verder heeft de man gesteld dat hij heeft geïnvesteerd in een woning die de vrouw voor het huwelijk al had. Hij wenst daarvoor een vergoeding te ontvangen.
De omvang van de gemeenschap
2.3.
Het is de rechtbank niet gelukt met zekerheid vast te stellen wat het moment is waarop de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen is ontbonden naar Pools recht. Uiterlijk op het moment van de echtscheiding is deze ontbonden. Omdat het voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap in dit geval geen verschil maakt, kan de precieze peildatum in het midden blijven.
2.4.
De rechtbank zal bij haar beoordeling uitgaan van de door partijen aangedragen vermogensbestanddelen:
de echtelijke woning aan de [adres 1] in [plaats 1] met hypotheekschuld;
drie appartementen in [plaats 2] , Polen;
twee auto’s;
banksaldi;
inboedel;
een creditcard.
Verdeling anders dan bij helfte?
2.5.
Voordat de rechtbank kan beslissen over de verdeling van de vermogensbestanddelen, dient zij eerst vast te stellen of er aanleiding is af te wijken van de verdeling van het huwelijkse vermogen bij helfte. Zoals de rechtbank in de tussenbeschikking heeft overwogen, bepaalt artikel 43 van de Kodeks rodzinny i opiekuńczy (KRO) dat beide echtgenoten een gelijk aandeel hebben in het gemeenschappelijke vermogen, en dat elke echtgenoot om gewichtige redenen kan vorderen dat de vaststelling van de aandelen in het gemeenschappelijke vermogen plaatsvindt overeenkomstig de bijdrage die elk van hen heeft geleverd in de totstandkoming daarvan. Bij de beoordeling in hoeverre elke echtgenoot heeft bijgedragen aan het ontstaan van het gemeenschappelijke vermogen wordt mede rekening gehouden met de persoonlijke bijdrage aan het opvoeden van de kinderen of de gemeenschappelijke huishouding.
2.6.
De man heeft zich beroepen op de mogelijkheid de aandelen anders dan bij helfte vast te stellen. Hij moet daarom onderbouwen dat hiervoor redenen zijn. De hoofdregel is immers dat de aandelen gelijk zijn. De man heeft erop gewezen dat de vrouw een deel van het huwelijk niet of nauwelijks inkomen heeft genoten en dat zij daardoor financieel aanzienlijk minder heeft bijgedragen dan hij. Omdat partijen geen kinderen hebben, was daarvoor geen noodzaak en heeft de vrouw ook niet op andere wijze meer bijgedragen dan hij. Toen de vrouw wel inkomsten had, is een groot deel daarvan naar haar familie in Polen gegaan. De vrouw bestrijdt dat er aanleiding is af te wijken van de verdeling bij helfte. Zij heeft in de eerste plaats aangevoerd dat een dergelijke bepaling in strijd is met de Nederlandse openbare orde en daarom buiten toepassing zou moeten blijven. Inhoudelijk heeft zij onder meer verklaard dat zij in 2013 voor de man naar Nederland is gekomen. Zij had een goede baan in Polen, maar kon in Nederland niet zomaar aan het werk. Dat verklaart dat zij inderdaad enige tijd financieel minder heeft bijgedragen, maar zij heeft wel degelijk ook financieel naar vermogen bijgedragen. Zij bestrijdt dat zij (structureel) geld naar haar familie in Polen heeft gestuurd. Er is volgens haar dan ook geen reden af te wijken van de hoofdregel.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat de bepaling dat bij gewichtige redenen kan worden afgeweken van verdeling bij helfte niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Het Nederlandse recht kent een dergelijke mogelijkheid in zeer uitzonderlijke gevallen namelijk ook [1] . De rechtbank gaat er wel van uit dat ook naar Pools recht dit een uitzondering moet blijven. Het karakter van een gemeenschap van goederen brengt nu immers juist mee dat er niet precies gekeken wordt wie wat betaalt en bijdraagt. De rechtbank leidt uit de tekst van artikel 43 KRO ook af dat het enkele feit dat de echtgenoten niet evenveel hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het gemeenschappelijke vermogen onvoldoende reden vormt om af te wijken van de hoofdregel. Er moet immers eerst sprake zijn van gewichtige redenen, en pas als die er zijn, kan de vaststelling van het aandeel plaatsvinden op basis van de bijdragen [2] . De rechtbank is van oordeel dat het feit dat echtgenoten niet evenveel bijdragen wel kan meewegen bij het vaststellen of sprake is van gewichtige redenen, maar voor zover de vrouw minder heeft bijgedragen, is dat dus niet genoeg reden om af te wijken van de hoofdregel. In dit geval staat bovendien niet vast wat het precieze aandeel van partijen in de vermogensopbouw is geweest. De man heeft maar gedeeltelijk inzage gegeven in de herkomst van gelden en daarover zal de rechtbank hierna bij de verschillende onderdelen nader beslissen. Als de man privégeld (al dan niet geleend) heeft geïnvesteerd in een gemeenschappelijk goed, heeft hij namelijk op grond van artikel 45 lid 1 KRO al een vergoedingsrecht en is het niet nodig hem ook nog eens op de voet van artikel 43 KRO te compenseren. Daar komt bij dat partijen een aantal jaren in een appartement van de vrouw hebben gewoond, volgens de stellingen van de man ook nog nadat zij getrouwd waren, wat ook een vorm van bijdragen is. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat de vrouw juist vanwege het huwelijk met de man in 2013 naar Nederland is gekomen en daardoor enige tijd niet of beperkt kon werken. Dit hangt zodanig samen met de lotsverbondenheid tussen partijen dat de man dit de vrouw niet kan tegenwerpen. Dat de vrouw een groot deel van haar inkomsten overmaakte naar haar moeder in Polen, in plaats van dit te besteden aan de gezamenlijke kosten van partijen, heeft de vrouw betwist en is voor de rechtbank onvoldoende komen vast te staan, nog daargelaten dat dat enkele argument dus niet genoeg zou zijn.
2.8.
Voor zover de man zich er daarnaast op heeft beroepen dat de vrouw schuld zou hebben aan de echtscheiding, is de rechtbank van oordeel dat zij met dat argument geen rekening kan houden. De schuldvraag is in Nederland al meer dan een halve eeuw niet meer van belang en een beroep daarop wordt in zijn algemeenheid ook niet als passend ervaren. Zelfs als dit naar Pools recht anders zou zijn (wat uit de informatie die de rechtbank ter beschikking staat niet volgt) acht de rechtbank het in strijd met de Nederlandse openbare orde een dergelijk argument mee te wegen, omdat dit een belemmering zou kunnen opwerpen om van echt te scheiden.
2.9.
Al met al zijn er in dit geval te weinig redenen om af te wijken van de hoofdregel dat het aandeel van partijen in het gemeenschappelijke vermogen gelijk is en dus heeft elk van partijen recht op de helft van (de waarde van) het gemeenschappelijke vermogen. Hiermee passeert de rechtbank alle stellingen van de man over investeringen tijdens het huwelijk in gemeenschappelijke vermogensbestanddelen, omdat die niet meer van belang zijn.
De vermogenbestanddelen
a. de echtelijke woning en hypotheekschuld
2.10.
De vrouw verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de man zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop van de echtelijke woning aan een derde, waarbij de netto verkoopopbrengst bij helfte kan worden verdeeld tussen partijen. Ook vraagt zij aan het niet meewerken door de man een dwangsom te verbinden.
2.11.
De man wil in de gelegenheid worden gesteld te onderzoeken of hij de woning kan overnemen.
2.12.
Omdat de man voor de mogelijkheid de woning over te nemen mede afhankelijk is van de uitkomst van deze procedure, zal de rechtbank hem nog een termijn geven om zijn mogelijkheden te onderzoeken. Hiervoor zal eerst een taxatie moeten plaatsvinden, waaraan beide partijen moeten meewerken. De rechtbank zal hierna onder de beslissing een “routeboekje” opnemen, waarbij de man vanaf het moment van de taxatie een termijn van drie maanden zal worden gegund om te proberen de woning over te nemen onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Lukt dat niet, dan zal de woning verkocht moeten worden. Omdat de man dit dan ook onder ogen zal moeten zien, is er vooralsnog geen aanleiding voor het opleggen van dwangsommen of het in de plaats stellen van deze beschikking van de medewerking van de man.
b. de appartementen in Polen
2.13.
Er is sprake van drie appartementen in [plaats 2] , Polen, met de volgende adressen:
  • [adres 2]
  • [adres 3]
  • [adres 4] (voorheen [adres 5] ).
Verder hadden partijen elk al een of twee appartementen voordat zij met elkaar trouwden. Op grond van het Poolse recht zijn die appartementen privé gebleven. Die worden dus niet in de verdeling betrokken.
2.14.
De vrouw heeft taxatierapporten overgelegd van de drie te verdelen appartementen. De man heeft de juistheid hiervan betwist, omdat hij niet bij de totstandkoming is betrokken. Dat enkele feit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende reden om aan de juistheid ervan te twijfelen. De man had ervoor kunnen kiezen, samen met de vrouw of zelfstandig, taxaties te laten uitvoeren, maar heeft dat niet gedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding de taxaties van de vrouw buiten beschouwing te laten en zal deze als uitgangspunt nemen.
2.15.
Het appartement aan de [adres 2] is per 27 januari 2023 gewaardeerd op 275.900 złoty. Omgerekend komt dat neer op € 58.828,05. [3]
2.16.
Beide partijen willen het appartement toegedeeld krijgen. In het appartement woont de moeder van de man. Daarom zal de rechtbank het appartement toedelen aan de man.
2.17.
De man heeft verzocht bij toedeling van het appartement aan hem te bepalen dat de vrouw recht heeft op 25% van de waarde. Weliswaar heeft de man daaraan ten grondslag gelegd dat hij van mening is dat er aanleiding is af te wijken van de verdeling bij helfte op grond van artikel 43 KRO, en heeft de rechtbank hiervoor al geoordeeld dat zij daar in algemene zin niet in meegaat, maar de rechtbank ziet wel aanleiding het verzoek van de man getalsmatig te volgen. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat de taxateur bij de vaststelling van de waarde van het appartement met een waardedrukkend effect van het woonrecht van de moeder rekening heeft gehouden. De Poolse tekst is voor de rechtbank niet eenvoudig te doorgronden, maar zij gaat hierbij af op de getalsmatige onderbouwing op pagina 16 van het rapport. Daarin zijn elf vergelijkingspanden opgenomen, die zijn verkocht in de maanden april tot en met augustus 2022. Van elk pand zijn de vierkante meters, de transactieprijzen, en vervolgens de prijzen per vierkante meter vermeld. Hieruit heeft de taxateur een gemiddelde vierkantemeterprijs afgeleid van 4.484,30 złoty. Daarna heeft de taxateur een correctiefactor van 1,2435 toegepast, die in het Pools is onderbouwd en daardoor voor de rechtbank niet goed te volgen is. Deze correctie lijkt te maken te hebben met een weging van de factoren die in Nederlandse WOZ-taxaties wel KOLDU- of KOUDV-factoren worden genoemd [4] . Daaruit volgt uiteindelijk de prijs van 5.576,10 złoty die is vermenigvuldigd met de oppervlakte van het appartement, die 49,48 vierkante meter is, wat leidt tot de getaxeerde waarde. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat met de bewoning door de moeder geen rekening is gehouden. Toedeling van het appartement aan de man tegen de vrije verkoopwaarde acht de rechtbank niet juist. Zij zal bij gebrek aan informatie op dit punt aansluiten bij het verzoek van de man, waarmee dus in feite de waardedruk als gevolg van de bewoning op 50% wordt gesteld. Dat betekent dat de rechtbank in het kader van de verdeling in goede justitie uitgaat van een waarde van het appartement van € 29.414,02. Zij zal bepalen dat de man de helft van dat bedrag, oftewel € 14.707,01, aan de vrouw dient te betalen.
2.18.
De appartementen aan de [adres 3] en [adres 4] gewaardeerd op onderscheidenlijk 214.200 en 195.200 złoty, oftewel € 45.672,23 en € 41.621,01. De rechtbank ziet geen aanleiding voor deze appartementen van andere waarden uit te gaan. De man zal in staat worden gesteld deze appartementen over te nemen tegen uitbetaling van de helft van de waarden (in totaal € 43.646,62) aan de vrouw. Als de man hiertoe niet in staat is, moeten de appartementen worden verkocht en wordt de netto opbrengst gedeeld.
c. de auto’s
2.19.
De volgende voertuigen behoren tot de huwelijksgoederengemeenschap:
  • een Volvo S40, met kenteken [kentekennummer 1] ;
  • een Audi A2, met kenteken [kentekennummer 2] .
2.20.
Partijen zijn het eens over toedeling van de Volvo aan de man en toedeling van de Audi aan de vrouw. De waarde van de Volvo is € 6.000, die van de Audi € 3.000. Dat betekent dat de man aan de vrouw € 1.500 dient te betalen, de helft van het verschil in waarde.
d. bankrekeningen
2.21.
Van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen maken de navolgende bankrekeningen deel uit:
  • de bankrekening op beider naam met IBAN [rekeningnummer 1] ;
  • de bankrekening op naam van de vrouw met IBAN [rekeningnummer 2] ;
  • de Oranjerekening op naam van de vrouw bij ING met nummer [rekeningnummer 3] ;
  • de bankrekening op naam van de man met IBAN [rekeningnummer 4] ;
  • de spaarrekening op naam van de man met IBAN [rekeningnummer 5] ;
  • de bankrekening met IBAN [rekeningnummer 6] ;
  • de bankrekening met IBAN [rekeningnummer 7] .
2.22.
Partijen zijn het niet eens over de te hanteren peildatum. De vrouw wil uitgaan van 31 augustus 2021, de datum van het feitelijk uiteengaan van partijen. De man wil uitgaan van 19 januari 2022, de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat zij de peildatum naar Pools recht voor de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap niet met zekerheid kan vaststellen, maar het ligt niet voor de hand dat die datum gekoppeld is aan het moment van feitelijk uiteengaan, omdat dit voor derden niet kenbaar is. Weliswaar gaat het hier om de peildatum voor de waardering, maar een banksaldo is in feite een vordering op de bank. Allereerst moet de omvang van de vordering worden vastgesteld en dat gebeurt op de peildatum voor de omvang. De rechtbank zal daarom voor de banksaldi aansluiten bij het standpunt van de man. Omdat de man inzage heeft gegeven in zijn saldi, is er geen grond om - zoals de vrouw heeft verzocht - schattenderwijs het saldo vast te stellen.
2.23.
Omdat niet van alle bankrekeningen de saldi per 19 januari 2022 bekend zijn, zal de rechtbank de wijze van verdeling gelasten aldus dat aan elk van partijen de op hun naam staande rekeningen worden toegedeeld en dat de rekening op gezamenlijke naam wordt opgeheven met verdeling van het saldo bij helfte. Van de Poolse rekeningen staat niet vast op wiens naam die staan; volgens de vrouw staan ze op naam van de man, volgens de man op naam van de vrouw. Voor zover dit betekent dat beiden hier geen belang meer bij hebben, kunnen zij die rekeningen desgewenst ook opheffen.
e. inboedel
2.24.
Partijen zijn het erover eens dat zij de inboedel in overleg bij helfte zullen verdelen.
f. creditcard bij Citi Handlowy
2.25.
De vrouw wenst de creditcard met nummer [nummer] toegedeeld te krijgen. Zij is bereid een eventuele schuld zelf te dragen zonder nadere verrekening. De man heeft hiermee ingestemd, zodat de rechtbank dit zal beslissen.
De vordering van de man
2.26.
De vrouw had voor het huwelijk al een appartement in [plaats 3] . Partijen hebben daar een aantal jaren gewoond. Het appartement bevond zich volgens de man bij aankoop in slechte staat. De man stelt dat hij ongeveer € 70.000 in de woning heeft geïnvesteerd. Hij verzoekt de rechtbank daarom te bepalen dat de vrouw € 35.000 aan hem terugbetaalt op grond van artikel 45 van het KRO. De man is van mening dat de vrouw moet aantonen voor welk bedrag het appartement is aangekocht en het appartement moet laten taxeren naar de huidige waarde, zodat duidelijk wordt voor welk bedrag is geïnvesteerd. In de aanloop naar de tweede mondelinge behandeling heeft de man de stelling ingenomen dat zijn vordering € 40.000 bedraagt.
2.27.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij voor een kwart eigenaar van het appartement is. Haar zus is ook voor een kwart eigenaar en haar moeder voor de andere helft. Zij heeft verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld nader te reageren op de stellingen van de man over de geldstromen.
2.28.
De rechtbank ziet geen aanleiding de vrouw een nadere reactiemogelijkheid te bieden. Daarvoor had zij ten minste stellingen moeten innemen, die zij nader had willen onderbouwen, of de stellingen van de man naar vermogen moeten betwisten. Beide heeft zij onvoldoende gedaan. Al op 31 mei 2022 heeft de man de stelling ingenomen dat hij geld heeft geïnvesteerd in het appartement van de vrouw. In de brief van mr. Van Oosten van 5 september 2022 is het appartement wel genoemd en is benoemd dat de vrouw maar voor een kwart eigenaar is, maar de stelling van de man dat hij hierin heeft geïnvesteerd is niet bestreden. Tijdens de mondelinge behandeling reikte de betwisting van de vrouw van de stelling van de man niet verder dan het stellen van de vraag waar dat geld van de man dan vandaan kwam. Een eigen onderbouwde stelling over de financiering van haar aandeel in het appartement heeft de vrouw op geen enkel moment ingenomen. Een eventuele nadere schriftelijke ronde is niet bedoeld dergelijke gaten in de stelplicht te dichten. Dat de man € 40.000 in het appartement heeft geïnvesteerd, kan de rechtbank bij gebreke van een gemotiveerde betwisting als feit aannemen. Dat betekent dat zij de overgelegde bankafschriften, waarop de vrouw nog zou willen reageren, niet bij de beoordeling hoeft te betrekken en ook om die reden is er geen aanleiding de vrouw nog in de gelegenheid te stellen daarop in te gaan.
2.29.
De vrouw heeft met haar vraag waar het geld vandaan kwam naar de rechtbank begrijpt daarnaast bedoeld het privékarakter van het bedrag van € 40.000 te bestrijden. Het bankafschrift waarop de man heeft gewezen heeft betrekking op de huwelijkse periode. Als het gaat om tijdens het huwelijk opgebouwd vermogen, had de vrouw al recht gehad op de helft van het bedrag. Omdat het in een privégoed van haar is geïnvesteerd, zou zij de man zijn aandeel, oftewel de helft van het bedrag, moeten vergoeden. Dat sluit ook aan bij de oorspronkelijke benadering door de man, toen hij stelde dat de investering ongeveer € 70.000 bedroeg en hij de helft daarvan, namelijk € 35.000, terugvorderde. Het kan niet zo zijn dat een kleinere investering tot een hogere vordering leidt. De rechtbank zal daarom - bij gebreke van voldoende onderbouwing door de man van de oorspronkelijke herkomst van de gelden - de vordering van de man op de vrouw ter zake van de investeringen in het appartement in Pietrzaki bepalen op € 20.000.
Resumé
2.30.
De echtelijke woning moet worden getaxeerd. De man wordt in de gelegenheid gesteld te onderzoeken of hij de woning en de appartementen [adres 3] en [adres 4] in [plaats 2] kan overnemen onder vergoeding van de helft van de overwaarden aan de vrouw. Het appartement [adres 2] en de Volvo worden aan de man toegedeeld, de Audi aan de vrouw. De man moet aan de vrouw daarvoor € 14.707,01 en € 1.500 betalen. Elke partij houdt de op eigen naam staande bankrekeningen, de gezamenlijke rekening wordt opgeheven met verdeling van het saldo. De vrouw behoudt de creditcard zonder verrekening. Partijen verdelen de inboedel in overleg bij helfte. De vrouw moet aan de man € 20.000 vergoeden vanwege zijn investeringen in haar appartement. Dit bedrag kan worden verrekend met de bedragen van € 14.707,01 en € 1.500 die de man aan de vrouw verschuldigd is, zodat per saldo de vrouw aan de man op dit moment € 3.792,99 verschuldigd is. Dat bedrag kan desgewenst verrekend worden bij de overname door de man van de woning, of als de man die niet kan overnemen bij de verdeling van de verkoopopbrengst daarvan.
Overige beslissingen
2.31.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat partijen deze moeten nakomen, ook als er hoger beroep zou worden ingesteld.
2.32.
Omdat partijen echtgenoten zijn worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
gelast de wijze van verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen van partijen als volgt:
3.1.1.
Aan de man wordt toegedeeld:
  • het appartement [adres 2] , in [plaats 2] , Polen,
  • de Volvo S40,
  • de bankrekening met [rekeningnummer 4]
  • de spaarrekening met [rekeningnummer 5] ,
  • de helft van de inboedel, in overleg te bepalen,
onder vergoeding aan de vrouw van de helft van de saldi van beide rekeningen per 19 januari 2022;
3.1.2.
Aan de vrouw wordt toegedeeld:
  • de Audi A2,
  • de bankrekening met [rekeningnummer 2] ,
  • de Oranjerekening bij ING met nummer [rekeningnummer 3] ,
  • de helft van de inboedel, in overleg te bepalen,
  • de creditcard bij Citi Handlowy met nummer [nummer]
onder vergoeding aan de man van de helft van de saldi van beide rekeningen per 19 januari 2022;
3.1.3.
Partijen moeten - voor zover nog nodig - meewerken aan opheffing van de bankrekeningen met IBAN [rekeningnummer 1] , [rekeningnummer 6] en [rekeningnummer 7] dan wel meewerken aan het voortzetten van de rekeningen door de ander, met verdeling van de saldi per 19 januari 2022 bij helfte;
3.1.4.
De vrouw dient aan de man € 3.792,99 te betalen ter verrekening van de waarde van de auto’s, de waarde van het appartement [adres 2] , in [plaats 2] en de investeringen van de man in het appartement van de vrouw in [plaats 3] ;
3.1.5.
De man wordt in de gelegenheid gesteld de woning aan de [adres 1] over te nemen tegen de taxatiewaarde met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening, als volgt:
  • Partijen wijzen binnen een week na de datum van deze beschikking een makelaar aan die de woning zal taxeren. Indien zij het niet binnen een week eens worden, noemt de vrouw aan de man binnen twee weken na de datum van deze beschikking drie erkende taxateurs/NVM-makelaars aan de man die bekend zijn met de huizenmarkt in de omgeving [woonplaats] , van wie de man er binnen één week daarna één uitkiest die wordt belast met de taxatie van de woning;
  • Partijen zullen binnen een week nadat zij overeenstemming hebben over de makelaar of binnen een week nadat de man zijn keuze aan de vrouw kenbaar heeft gemaakt opdracht geven aan de taxateur/makelaar de woning (bindend) te taxeren;
  • De kosten van de taxatie zullen door partijen gezamenlijk gedragen worden, ieder voor de helft;
  • De man dient binnen drie maanden vanaf de datum van het taxatierapport de vrouw schriftelijk te berichten of hij in staat is de woning over te nemen tegen de taxatiewaarde, waarbij hij de op de woning rustende hypothecaire geldleningen bij ABN AMRO geheel voor zijn rekening zal nemen en als eigen schuld zal voldoen en de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypothecaire geldleningen;
  • Partijen dienen eraan mee te werken dat levering van de woning aan de man plaatsvindt binnen één maand nadat de man de vrouw schriftelijk heeft bericht dat hij de woning kan overnemen onder de hiervoor genoemde voorwaarden;
  • De man dient de helft van de overwaarde, bestaande uit de taxatiewaarde na aftrek van de hypothecaire schuld(en) op het moment van de notariële overdracht, aan de vrouw te vergoeden;
  • De kosten van het notariële transport van de woning komen in dit geval voor rekening van de man;
  • Als de man de vrouw binnen drie maanden bericht dat hij niet in staat is de woning over te nemen, dan wel niet binnen de genoemde termijn van drie maanden schriftelijk heeft bericht dat hij in staat is de woning onder voormelde voorwaarden over te nemen, dan wel als ondanks laatstgenoemd bericht het transport van de woning - buiten schuld van de vrouw - niet uiterlijk een maand na dat bericht heeft plaatsgevonden, zal de woning door partijen te koop worden aangeboden door de makelaar die de taxatie heeft verricht;
  • Partijen dienen binnen een week nadat de hiervoor bedoelde omstandigheid zich voordoet een opdracht tot verkoop aan de makelaar te geven;
  • Partijen zijn gehouden de aanwijzingen van de makelaar op te volgen;
  • Wanneer de verkoopprijs is vastgesteld zijn beide partijen verplicht hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan een derde;
  • De hypothecaire geldlening zal bij gelegenheid van de eigendomsoverdracht worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de woning, waarna de resterende netto verkoopopbrengst gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld;
  • De verkoopkosten (kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering) zullen door partijen gezamenlijk gedragen worden, ieder voor de helft;
3.1.6.
De man wordt in de gelegenheid gesteld de appartementen [adres 3] en [adres 4] beide in [plaats 2] , Polen, over te nemen tegen waarden van respectievelijk
€ 45.672,23 en € 41.621,01. Wanneer de man niet in staat is om binnen drie maanden de appartementen over te nemen onder uitkering van de helft van de bedragen aan de vrouw, dienen de appartementen te worden verkocht door een in overleg door partijen te benoemen makelaar. Indien partijen het niet binnen een week nadat duidelijk is dat de man de appartementen niet zal/kan overnemen eens worden over een te benoemen makelaar, noemt de vrouw aan de man drie mogelijke verkoopmakelaars aan de man, van wie de man er binnen één week daarna één uitkiest die wordt belast met de verkoop van de appartementen. Partijen dienen vervolgens binnen een week een opdracht tot verkoop aan die makelaar te geven en zijn gehouden de aanwijzingen van de makelaar op te volgen. Wanneer de verkoopprijs is vastgesteld zijn beide partijen verplicht hun medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan een derde. De verkoopkosten zullen door partijen gezamenlijk gedragen worden, ieder voor de helft. De netto verkoopopbrengst zal gelijkelijk tussen partijen worden gedeeld;
3.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar zijn bij voorraad;
3.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.4.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A. van de Vendel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 7 december 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC0071, NJ 1991/593.
2.In wezen betoogt de man hetzelfde in het aanvullend verweerschrift onder 9, waar hij aanvoert dat de twee omstandigheden (gewichtige redenen en ongelijke bijdragen) zich samen moeten voordoen.
3.De man heeft de door de vrouw gehanteerde omrekenkoers niet betwist.
4.Kwaliteit, Onderhoud, Ligging (of Luxe), Doelmatigheid, Uitstraling, Voorzieningen. Zie bijvoorbeeld Rechtbank Gelderland 5 juli 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:3473.