ECLI:NL:RBGEL:2023:380

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
9188290
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en effectenleaseovereenkomsten tussen Dexia en gezamenlijke eisers

In deze zaak, die betrekking heeft op effectenleaseovereenkomsten, hebben de gezamenlijke eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen Dexia Nederland B.V. De eisers stellen dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door hen als cliënt te accepteren, terwijl de tussenpersoon, [naam financieel adviesbureau], niet beschikte over de benodigde vergunning voor het geven van financieel advies. De procedure begon met een dagvaarding op 20 april 2021, gevolgd door verschillende conclusies van partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden en dat er een causaal verband bestaat tussen de schade van de eisers en de onrechtmatige daad van Dexia. De rechtbank heeft geoordeeld dat Dexia aansprakelijk is voor de schade die de eisers hebben geleden door de effectenleaseovereenkomsten, en heeft Dexia veroordeeld tot schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De vorderingen van Dexia in reconventie zijn afgewezen. De uitspraak is gedaan op 12 januari 2023.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Locatie Arnhem
Civiele kantonzaken
zaaknummer: 9188290 EL 21-5
vonnis van de kantonrechter van 12 januari 2023
in de zaak van
[eiser 1] ,[eiser 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces.
tegen
de besloten vennootschap
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.,
Partijen worden hierna [gezamenlijke eisers] (eisende partijen in conventie tezamen, ofwel afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] ) en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 april 2021 van [eiser 1] c.s,
  • de conclusie van antwoord in conventie van Dexia, tevens houdende eis in reconventie,
  • de conclusie van repliek in conventie van [gezamenlijke eisers] , tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in conventie van Dexia, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in reconventie van [gezamenlijke eisers] ,
  • de akte uitlaten jurisprudentie van Dexia,
  • de antwoordakte van [gezamenlijke eisers]
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gezamenlijke eisers] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
39200240
17-08-1999
AEX Plus Effect
240 mnd
€ 27.226,80
II.
39200238
17-08-1999
AEX Plus Effect
240 mnd
€ 27.226,80
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
09-09-2004
- € 2.883,54
Ja
II.
09-09-2004
- € 2.883,54
Ja
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [gezamenlijke eisers] op grond van de leaseovereenkomsten– al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 10.890,72 aan maandtermijnen en een bedrag van € 5.767,08 aan restschuld aan Dexia betaald. Dexia heeft in 2012 aan [gezamenlijke eisers] een bedrag van € 5.295,46 uitgekeerd.
2.4.
De gemachtigde van [gezamenlijke eisers] , Leaseproces, heeft bij brieven van 22 juni 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomsten ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3.De vordering en het verweer in conventie en in reconventie

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gezamenlijke eisers] en/of toerekenbaar is tekortgeschoten,
2. Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [gezamenlijke eisers] van al datgene dat [gezamenlijke eisers] aan Dexia heeft betaald uit hoofde van de onderhavige effectenlease-overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
3. Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, met rente.
3.2.
Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten:
1. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten met contractnummers 39200240 en 39200238 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [gezamenlijke eisers] verschuldigd is,
2. [gezamenlijke eisers] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

algemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 á 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [gezamenlijke eisers]
4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[gezamenlijke eisers] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
verjaring
4.4.
Dexia stelt dat een eventuele vordering van [gezamenlijke eisers] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat het beroep op verjaring doel treft.
tussenpersoon
4.5.
[gezamenlijke eisers] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon [naam financieel adviesbureau] . Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten- als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.6.
Dexia stelt dat op basis van de door de Hoge Raad tot uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die - wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.7.
De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [gezamenlijke eisers] Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept. De door [gezamenlijke eisers] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gezamenlijke eisers] in 2007 - weten dat over de totstandkoming van de overeenkomsten en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.8.
[gezamenlijke eisers] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
wilde destijds mogelijk zijn hypotheek verhogen, zodat er wat vermogen vrij zou komen. Toen [gezamenlijke eisers] destijds telefonisch benaderd werd door een adviseur van [naam financieel adviesbureau] , had hij daarom wel interesse in financieel advies. Telefonisch is er een afspraak ingepland bij [gezamenlijke eisers] thuis ten behoeve van verder financieel advies. Bij het huisbezoek waren zowel [eiser 1] als [eiser 2] aanwezig. Tijdens het huisbezoek heeft [gezamenlijke eisers] zijn financiële situatie en wens besproken met [naam adviseur] (hierna: de adviseur). [gezamenlijke eisers] gaf aan graag wat vermogen vrij te krijgen, omdat [gezamenlijke eisers] in de toekomst misschien plannen had verbouwingen aan zijn woning te doen. [gezamenlijke eisers] woonde destijds nog niet lang in zijn woning en hij had derhalve nog wel plannen om bijvoorbeeld de keuken te verbouwen of de tuin aan te pakken. Daarbij had [gezamenlijke eisers] ook wel interesse in een extra zakcentje voor de toekomst. Daarop gaf de adviseur aan dat deze wensen van [gezamenlijke eisers] te realiseren waren. De adviseur adviseerde aan [gezamenlijke eisers] om zijn hypotheek te verhogen en over te sluiten, zodat hij de overwaarde op zijn woning kon benutten. De adviseur adviseerde aan [gezamenlijke eisers] om een deel van de overwaarde te investeren in het AEX Plus Effect van Bank Labouchere. [gezamenlijke eisers] zou met dat product na vijf jaar al extra vermogen hebben opgebouwd en op kunnen nemen. Het AEX Plus Effect zou veel beter renderen dan de gewone spaarrekening van [gezamenlijke eisers] , aldus de adviseur. De adviseur adviseerde om een vooruitbetaling te doen van ca. NLG 24.000,- en dan zou er na vijf jaar al een uitbetaling van ca NLG 66.000,- zijn. Daarmee zouden de wensen van [gezamenlijke eisers] – namelijk extra vermogen opbouwen met het oog op verbouwingen aan de woning in de toekomst en een extra zakcentje – goed te realiseren zijn volgens de adviseur. De adviseur heeft verder geen andere producten aan [gezamenlijke eisers] geadviseerd. De adviseur zette zijn verhaal nog extra kracht bij met een persoonlijke prognose voor [gezamenlijke eisers] In de prognose werden uitsluitend stijgende lijnen aan [gezamenlijke eisers] getoond. De adviseur heeft [gezamenlijke eisers] niet geïnformeerd over de specifieke risico's en de daadwerkelijke constructie van het AEX Plus Effect. Zo heeft de adviseur er niet op gewezen dat middels een lening (hypotheek) de inleg van een andere lening (effectenlease) werd betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen, de hypotheek niet kon worden afgelost, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een restschuld kon ontstaan uit hoofde van
de effectenleaseovereenk.omsten. [gezamenlijke eisers] had geen kennis van complexe financiële producten en heeft derhalve het advies van de adviseur met vol vertrouwen in zijn deskundigheid opgevolgd. De adviseur heeft de contracten bij Bank Labouchere aangevraagd en heeft ervoor gekozen om de vooruitbetaling van ca. NLG 24.000, zoals ook in zijn opgestelde prognose opgenomen, op te splitsen in twee contracten met een vooruitbetaling van ca NLG 12.000,- per contract. Er werd door de adviseur één contract op naam van [eiser 1] aangevraagd en één contract op naam van [eiser 2] . De contracten heeft [gezamenlijke eisers] van de adviseur ontvangen en ondertekend geretourneerd. De adviseur heeft de aanvraag voor het oversluiten van de hypotheek voor [gezamenlijke eisers] geregeld. Na het oversluiten van de hypotheek is de vooruitbetaling voor de AEX Plus Effect overeenkomsten van ca NLG 12.000,- (€ 5.445,36,-) per contract (in totaal ca. NLG 24.000,-) direct door de notaris gedaan, zoals ook blijkt uit de nota van afrekening van de notaris.
4.9.
[gezamenlijke eisers] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van het aanvraagformulier van 11 augustus 1999 op naam van [eiser 1] , betreffende het AEX Plus Effect, voorzien van het adviseursnummer:
ATP533en een stempel met de tekst:
[naam financieel adviesbureau] (…), opgemaakt te Wageningen,
- een kopie van het aanvraagformulier van 11 augustus 1999 op naam van [eiser 2] , betreffende het AEX Plus Effect, voorzien van het adviseursnummer:
ATP533en een stempel met de tekst:
[naam financieel adviesbureau] (…), opgemaakt te Wageningen,
- een kopie van de overeenkomst van 17 augustus 1999 met contractnummer 39200240 op naam van [eiser 1] , genaamd ‘AEX Plus Effect met vooruitbetaling’, welke is voorzien van het adviseursnummer
ATP00533 – [naam financieel adviesbureau],
- een kopie van de overeenkomst van 17 augustus 1999 met contractnummer 39200238 op naam van [eiser 2] , genaamd ‘AEX Plus Effect met vooruitbetaling’, welke is voorzien van het adviseursnummer
ATP00533 – [naam financieel adviesbureau],
- een stuk afkomstig van
[naam adviseur]van [naam financieel adviesbureau] met opschrift ‘Prognose AEX Plus Effect’, gericht aan [eiser 1] , waarin met gebruikmaking van een vooruitbetaling van NLG 23.960,64 en een maandbedrag van NLG 499,18 berekend wordt wat de gevolgen zijn voor de netto investering, het netto maandbedrag, de waarde van het certificaat na 5 jaar, de extra opbrengst bij herbelegging, de restant hoofdsom en de belastingvrije uitbetaling na 5 jaar, een en ander onderbouwd met een cashflowoverzicht welke uitgaat van dezelfde bedragen,
- een kopie van een hypotheekakte van 15 oktober 1999 op naam van [gezamenlijke eisers] , betreffende een geldlening van NLG 465.000,00, waarvoor ten behoeve van de SNS Bank N.V. het recht van hypotheek is verleend,
- een nota van afrekening gericht aan [gezamenlijke eisers] van een notariskantoor, betreffende een geldlening van NLG 465.000,00, waarvoor ten behoeve van SNS Bank N.V. het recht van hypotheek is verleend, onder gelijktijdige aflossing van de hypothecaire geldlening bij ABN AMRO, waarin te lezen is:
‘(…).*) overboeking Bank Labouchere | f 24.000,00(…)Bank Labouchere, rekeningnummer 26.29.10.336 o.v.v. contractnummer39200238 en 39200240 (…)’.
4.10.
Met deze stukken heeft [gezamenlijke eisers] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [gezamenlijke eisers] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen. [gezamenlijke eisers] heeft zijn verhaal met de overlegde aanvraagformulieren, de overeenkomsten (waaruit duidelijk op te maken is dat de tussenpersoon betrokken is geweest bij de totstandkoming van de overeenkomsten) en de hypotheekstukken voldoende gemotiveerd onderbouwd, nu zij samen bezien een chronologische onderbouwing bieden voor zijn stellingen. Het verweer van Dexia omtrent de totstandkoming van de overeenkomsten is, in het licht van de door [gezamenlijke eisers] gestelde en door stukken geschraagde feitelijke gang van zaken, onvoldoende onderbouwd. Daar komt bij dat uit de hypotheekstukken duidelijk blijkt dat het opnemen van de overwaarde op de woning van [gezamenlijke eisers] (mede) ten dienste stond aan voldoening van de vooruitbetalingen in de overeenkomsten. Een en ander volgt uit de overlegde nota van afrekening. Dat [gezamenlijke eisers] zich voorshands had voorgenomen om de hypotheek te verhoging teneinde vermogen vrij te maken, doet daar niets aan af. Er zijn geen aanwijzingen dat [gezamenlijke eisers] zelf, voorafgaand aan het huisbezoek van de tussenpersoon, het voornemen had om (een deel) van het vrijgekomen vermogen in te leggen in specifieke effectenleaseproducten. Niet betwist is, dat sprake is geweest van een huisbezoek van een medewerker van een op financiële producten gerichte tussenpersoon aan een (potentiële) afnemer van zo’n product, waarbij het doel van het huisbezoek gelegen is in het bespreken van het onderzoeken van de mogelijkheid van een hypotheekverhoging en het opbouwen van vermogen voor de betaling van een verbouwing en vervolgens niet alleen een hypotheekverhoging, maar ook een overeenkomst met betrekking tot zo’n financieel product tot stand gekomen is. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een vergunningsplichtig advies door de tussenpersoon.
wetenschap Dexia
4.11.
[gezamenlijke eisers] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [gezamenlijke eisers] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen, zoals [naam financieel adviesbureau] , op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen.
4.12.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [gezamenlijke eisers] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomsten met [gezamenlijke eisers] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomsten met [gezamenlijke eisers] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [gezamenlijke eisers] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [gezamenlijke eisers] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [gezamenlijke eisers] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [gezamenlijke eisers] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft. (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [gezamenlijke eisers] te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
verklaring voor recht gevorderd door [gezamenlijke eisers]
4.14.
De door [gezamenlijke eisers] gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens [gezamenlijke eisers] heeft gehandeld door [gezamenlijke eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [gezamenlijke eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.
4.15.
De als gevolg hiervan door [gezamenlijke eisers] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [gezamenlijke eisers] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). De wettelijke rente wordt, als onvoldoende bestreden, toegewezen over het bedrag aan schadevergoeding voor zover deze nog door Dexia verschuldigd is. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.16.
Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [gezamenlijke eisers] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
vordering van Dexia
4.17.
Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia in reconventie afgewezen.
proceskosten
4.18.
Dexia zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten zoals hierna te melden.
4.19.
De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [gezamenlijke eisers] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [gezamenlijke eisers] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 124,00.
4.20.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis.

5.5. De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [gezamenlijke eisers] heeft gehandeld door [gezamenlijke eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] niet alleen als klant aanbracht, maar [gezamenlijke eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon daarvoor geen vergunning bezat,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [gezamenlijke eisers] te betalen de door hem geleden schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, zoals weergegeven in r.o. 4.15 en volgende,
5.3.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gezamenlijke eisers] tot op heden begroot op:
a. kosten dagvaarding € 103,83
b. griffierecht € 85,00
c. salaris gemachtigde
€ 622,50
€ 811,33,
vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gezamenlijke eisers] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige voldoening,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gezamenlijke eisers] gevallen, tot op heden begroot op nihil,
Aldus gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
type: fm