ECLI:NL:RBGEL:2023:4950
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak met betrekking tot bouwkundige problemen en de redelijke termijn in belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Ede beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.062.000 op de waardepeildatum van 1 januari 2020, maar heeft deze waarde verlaagd naar € 965.000 na het indienen van bezwaar door de belanghebbende. De rechtbank heeft op 25 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende rekening heeft gehouden met de bouwkundige gebreken van de woning, zoals lekkage, vochtdoorslag en houtworm. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet aannemelijk is gemaakt door de heffingsambtenaar en dat de belanghebbende zijn bepleite waarde van € 899.000 niet heeft onderbouwd. Uiteindelijk stelt de rechtbank de waarde van de woning zelf vast op € 935.000, waarbij de uitspraak op bezwaar wordt vernietigd.
Daarnaast wordt er een vergoeding van immateriële schade toegekend aan de belanghebbende vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank verlengt de redelijke termijn met drie maanden, wat leidt tot een vergoeding van € 500. De heffingsambtenaar wordt ook veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal € 1.674 bedragen. De uitspraak is gedaan door rechter R.A. Eskes en is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023.