In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, werkzaam in de beveiligingsbranche, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn toestemming om beveiligingswerkzaamheden te verrichten, welke door de korpschef was ingetrokken na een voorval waarbij verzoeker betrokken was. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. De korpschef had de toestemming ingetrokken op basis van een incident waarbij verzoeker, naar aanleiding van een aangifte van mishandeling, niet proportioneel zou hebben gehandeld. De voorzieningenrechter concludeert dat de korpschef voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker niet beschikt over de benodigde bekwaamheid en betrouwbaarheid om als beveiliger te werken. De voorzieningenrechter wijst erop dat de intrekking van de toestemming een herstelsanctie is, gericht op de bescherming van de goede naam van de beveiligingsbranche. De voorzieningenrechter overweegt ook dat de onschuldpresumptie niet is geschonden, omdat de korpschef zijn standpunt kan onderbouwen met serieuze en actuele verdenkingen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van beveiligers en de noodzaak van een betrouwbare veiligheidszorg.