ECLI:NL:RBGEL:2025:2899

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
ARN 24/9326
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen door het UWV op een aanvraag om herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werkneemster van eiseres. Het beroep is gegrond, omdat het UWV niet binnen de beslistermijn heeft beslist. De rechtbank stelt een nadere beslistermijn vast van vier maanden na het verzenden van deze uitspraak en legt een rechterlijke dwangsom op. Eiseres had op 8 oktober 2024 een aanvraag ingediend om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van haar (ex-)werkneemster. Het UWV heeft op 29 oktober 2024 een besluit genomen, maar dit was niet tijdig en voldeed niet aan de vereisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist en dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 907. De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van aanvragen en de noodzaak voor het UWV om tijdig te beslissen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/9326

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1]),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam gemachtigde 2]).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van [persoon A], (ex-)werkneemster van eiseres. Het beroep is gegrond, omdat het UWV niet binnen de beslistermijn heeft beslist. De rechtbank stelt een nadere beslistermijn vast. Daarbij hanteert de rechtbank de uitgangspunten zoals zij die bepaald heeft in haar uitspraak van 15 april 2025. [1] De rechtbank stelt de nadere beslistermijn vast op vier maanden na het verzenden van deze uitspraak en legt een rechterlijke dwangsom op.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 8 oktober 2024 een aanvraag ingediend om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van haar (ex-)werkneemster [persoon A] op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij besluit van 29 oktober 2024 heeft het UWV de (ex-)werkneemster van eiseres laten weten dat haar loongerelateerde WGA [2] -uitkering op grond van de Wet WIA wegens het bereiken van de maximale duur met ingang van 23 januari 2025 wordt omgezet naar een loonaanvullingsuitkering.
2.1.
Met het formulier van 5 december 2024 heeft eiseres het UWV in gebreke gesteld. De rechtbank heeft op 24 december 2024 het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvangen. Eiseres stelt dat het UWV niet binnen de beslistermijn en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling op haar aanvraag heeft beslist.
2.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met twee verweerschriften. Ook heeft het UWV op 6 februari 2025 de maximale dwangsom van € 1.442 vastgesteld die het heeft verbeurd wegens het niet op tijd beslissen op de aanvraag van eiseres.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres, een collega van de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaar kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat de betrokkene beroep kan instellen, moet deze per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op de aanvraag of het bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als het bestuursorgaan na die twee weken nog steeds geen besluit heeft genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [3]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
4. UWV heeft de aanvraag van eiseres op 9 oktober 2024 ontvangen. Het UWV dient binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag te beslissen. [4] Dit betekent dat het UWV uiterlijk op 4 december 2024 op de aanvraag van eiseres had moeten beslissen. Het UWV heeft de beslistermijn verder niet verlengd. [5] Na afloop van de beslistermijn heeft het UWV de ingebrekestelling van eiseres ontvangen op 6 december 2024. Het beroepschrift heeft de rechtbank meer dan twee weken daarna ontvangen.
4.1.
De rechtbank heeft op 14 januari 2025 een verweerschrift ontvangen. Daarin stelt het UWV dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat met het besluit van 29 oktober 2024 op de aanvraag van eiseres is beslist, weliswaar zonder dat daaraan een actueel sociaal-medisch en/of arbeidskundig onderzoek ten grondslag ligt.
4.2.
De rechtbank volgt het standpunt van het UWV niet. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 29 oktober 2024 een automatisch verstuurde beschikking is, omdat de maximale duur van de loongerelateerde WGA-uitkering was bereikt en de WGA-uitkering van de (ex-)werkneemster is omgezet naar een loonaanvullingsuitkering. Uit dit besluit volgt niet dat het UWV hiermee op de herbeoordelingsverzoek van eiseres heeft beslist.
4.3.
Omdat het UWV niet binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling op de aanvraag van eiseres heeft beslist, en nog altijd niet heeft beslist, is het beroep ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
5. Als het beroep gegrond is en het bestuursorgaan nog geen besluit heeft bekendgemaakt, bepaalt de rechtbank dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekendmaakt. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [6]
5.1.
Het UWV heeft nog steeds geen besluit genomen en moet dit alsnog doen. Het UWV heeft in dit verband naar voren gebracht dat sprake is van een tekort aan verzekeringsartsen waardoor het UWV niet in staat is om de noodzakelijke medische onderzoeken binnen een korte termijn te verrichten. Op de zitting verzocht het UWV de rechtbank om bij het bepalen van de beslistermijn de uitspraken van de rechtbank Overijssel van 8 oktober 2024 [7] en van de rechtbank Midden-Nederland van 9 januari 2025 [8] te volgen.
5.2.
Dat er een tekort is aan verzekeringsartsen bij het UWV is bekend. Dit probleem doet zich landelijk voor en kan niet op korte termijn worden opgelost. Het UWV heeft hiervoor ook al de nodige aandacht gevraagd aan de betrokken ministers. Voorop staat dat voor een zorgvuldige behandeling van de aanvraag van eiseres een verzekeringsarts (en mogelijk ook een arbeidsdeskundige) onderzoek moet(en) doen. De op te leggen beslistermijn moet recht doen aan de reële mogelijkheden van het UWV om beoordelingen zorgvuldig af te handelen. Deze termijn moet ook tegemoetkomen aan het belang van eiseres om binnen afzienbare tijd een dergelijk besluit te ontvangen. Met inachtneming hiervan heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank in haar uitspraak van 15 april 2025 neergelegd hoe zij vanaf die datum omgaat met het bepalen van de duur van de nadere beslistermijn in beroepen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. [9] Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat bij het opleggen van de nadere beslistermijn een onderscheid wordt gemaakt tussen de (her)beoordelingen van de mate van arbeidsongeschiktheid van werknemers en de herbeoordelingen van de arbeidsongeschiktheid van (ex-)werknemers op verzoek van
(ex-)werkgevers.
5.3.
Het gaat hier om een werkgeversberoep en er staat voor zover bij de rechtbank bekend nog geen spreekuur met de verzekeringsarts gepland. Daarom bepaalt de rechtbank dat het UWV binnen vier maanden vanaf de verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag van eiseres bekend moet maken.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000. Deze dwangsom stemt overeen met het landelijk beleid. [10]
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
7. Eiseres heeft verzocht om de al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De rechtbank komt niet toe aan beoordeling van dit verzoek van eiseres, omdat het UWV bij besluit van 6 februari 2025 al heeft vastgesteld dat het de maximale dwangsom van € 1.442 aan eiseres is verschuldigd.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en het UWV de onder 5.3 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en de onder 6 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht aan eiseres vergoeden. Daarbij krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. Het UWV moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en is verschenen op de zitting. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen vier maanden na het verzenden van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag van eiseres bekend te maken;
  • bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 371 aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 907 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzitter, mr. W.P.C.G. Derksen en mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechters, in aanwezigheid van L. Beijerinck, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rechtbank Gelderland 15 april 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:2839.
2.WGA = Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
3.Dit volgt (onder andere) uit artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Dit volgt uit artikel 102, derde lid, van de Wet WIA.
5.Deze mogelijkheid volgt uit artikel 4:14, derde lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
7.Rechtbank Overijssel 8 oktober 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:5276.
8.Rechtbank Midden-Nederland 9 januari 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:41.
9.Rechtbank Gelderland 15 april 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:2839.
10.[website]