In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 29 april 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, huurder van een woning in Nijmegen, verzet zich tegen het besluit van de burgemeester om zijn woning voor twee maanden te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester heeft besloten tot sluiting na het aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de woning, waaronder cocaïne en heroïne, en na meldingen van verdachte activiteiten rondom de woning. De voorzieningenrechter heeft de gronden van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sluiting noodzakelijk en geschikt is om de openbare orde te herstellen en herhaling van de overtredingen te voorkomen. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij geen verwijt treft en dat de sluiting onevenwichtig is, maar de voorzieningenrechter heeft deze argumenten verworpen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van de woning per 1 mei 2025 kan ingaan.