ECLI:NL:RBGEL:2025:3958

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
AWB-23_6725
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een ziekengeldaanvraag door het UWV en de toepassing van de gecombineerde maatstaf

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om ziekengeld gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend op basis van de Ziektewet, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd of eiser geschikt is voor zijn functie als gymleraar, wat in strijd is met het toetsingskader dat is vastgesteld in eerdere rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank legt uit dat bij de beoordeling van de geschiktheid van eiser niet alleen gekeken mag worden naar de functies die in het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling zijn geduid, maar ook naar zijn laatst verrichte werk. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Eiser krijgt ook zijn griffierecht vergoed en het UWV wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/6725

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen
[eiser], uit [plaats], eiser
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser om ziekengeld op grond van de Ziektewet (hierna: ZW). Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV de aanvraag om ziekengeld terecht heeft afgewezen.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit van het UWV onvoldoende is gemotiveerd. Eiser krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend om ziekengeld. Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 13 september 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 september 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

De feiten
3. Eiser is op 25 november 2020 uitgevallen voor zijn werk als bezorger bij [naam bedrijf]. Daarop is aan eiser door het UWV met ingang van 25 november 2020 ziekengeld toegekend. Eiser is op 31 mei 2021 medisch onderzocht op een spreekuur van arts [naam arts 1]. Naar aanleiding van het medisch onderzoek wordt eiser arbeidsongeschikt geacht voor zijn arbeid.
3.1.
In het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (hierna: EZWb) wordt eiser op 8 december 2021 onderzocht door verzekeringsarts [naam arts 2]. Eiser heeft last van een pijnlijke rechterschouder, -heup, -hand en -teen. Eiser heeft ook last van POB-klachten [1] en hij is in remissie van een alcoholverslaving. Verzekeringsarts [naam arts 2] stelt naar aanleiding van de aangenomen beperkingen op 9 december 2021 een Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) op. De arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] concludeert op 22 april 2022 aan de hand van de FML dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Daarop beëindigt het UWV het ziekengeld van eiser per 27 mei 2022. Met de beslissing van 29 september 2023 op het bezwaar van eiser blijft het UWV bij dat besluit.
3.2.
Het UWV heeft vervolgens op aanvraag aan eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (hierna: WW) toegekend, met ingang van 27 mei 2022. Op 19 augustus 2022 heeft eiser zich ziekgemeld, vanuit de situatie dat hij een WW-uitkering ontvangt, wegens eerder genoemde klachten en een aanstaande operatie aan de hand. Het UWV heeft daarop (opnieuw) ziekengeld aan eiser toegekend. Eiser is op 7 juni 2023 onderzocht op het spreekuur van arts [naam arts 3]. [naam arts 3] overweegt dat de FML van 9 december 2021 nog steeds geldig is. Het UWV heeft naar aanleiding daarvan het ziekengeld aan eiser per 14 juni 2023 beëindigd en de WW-uitkering hervat. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van ziekengeld per 14 juni 2023.
3.3.
Eiser heeft zich op 4 augustus 2023 met ingang van 24 juli 2023 wederom ziekgemeld, vanuit de situatie dat hij een WW-uitkering ontvangt, wegens dezelfde klachten en een aanstaande operatie aan zijn hand. Ook is eiser inmiddels werkzaam voor in totaal 24 uren per week als gymleraar op twee verschillende locaties. De ziekmelding van 4 augustus 2023 is de start van de procedure die heeft geleid tot het bestreden besluit dat in deze uitspraak ter beoordeling voorligt.
Totstandkoming van het (bestreden) besluit
4. Eiser wordt bij het besluit van 13 september 2023 arbeidsgeschikt geacht voor zijn arbeid. Aan het besluit ligt een medisch onderzoek ten grondslag van verzekeringsarts [naam arts 4]. [naam arts 4] heeft eiser op 11 september 2023 gezien op een spreekuur. Daarnaast heeft [naam arts 4] het dossier en de door eiser overgelegde stukken bestudeerd. [naam arts 4] overweegt dat eiser eerder per 14 juni 2023 hersteld is verklaard en dat de beperkingen van eiser vanaf die datum niet zijn toegenomen. Daarom concludeert [naam arts 4] dat eiser op 24 juli 2023, zijnde de datum in geding, niet arbeidsongeschikt is voor de ZW.
4.1.
Met het besluit van 29 september 2023 wordt het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en blijft het UWV bij de afwijzing van de aanvraag om ziekengeld. Aan het besluit ligt een medisch onderzoek ten grondslag van arts bezwaar en beroep (hierna: b&b) [naam arts 5]. De medische rapportage van [naam arts 5] is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts (b&b) [naam arts 6]. Arts (b&b) [naam arts 5] heeft het dossier bestudeerd. [naam arts 5] overweegt dat de beperkingen die zijn aangenomen in de FML van 9 december 2021 ook gelden per 14 juni 2023 en 24 juli 2023. Eiser kan daarom op de datum in geding geschikt worden geacht voor de eerder geduide functies. [naam arts 5] concludeert (dus) dat eiser op goede gronden niet arbeidsongeschikt is geacht voor de ZW.
Het standpunt van eiser
5. Eiser voert – samengevat – aan dat zijn beperkingen door de (verzekerings)artsen zijn onderschat. Eiser was ongeschikt voor zijn werk op 24 juli 2023. Eiser heeft namelijk in totaal drie operaties aan zijn rechterhand gehad. Hij heeft tijdens het spreekuur aangegeven dat hij veel pijn heeft en dat het hem niet lukt om iets in het huishouden te doen. De helft van zijn hand is gevoelloos, hij voelt drie vingers niet meer. Daarnaast voert eiser aan dat hij niet geschikt is om de geduide functies te verrichten. Eiser is niet gekwalificeerd voor die functies, hij heeft ze namelijk nog nooit in zijn leven gedaan. Eiser had ruim een maand na de datum in geding een nieuwe operatie aan zijn hand. Eiser begrijpt niet waarom hij niet de tijd krijgt om zijn hand na de operaties te laten helen.
Maatstaf ‘zijn arbeid’
6. Op grond van artikel 19 van de ZW heeft een betrokkene recht op ziekengeld als hij ongeschikt is voor ‘zijn arbeid’. Volgens vaste rechtspraak wordt met ‘zijn arbeid’ bedoeld het laatst verrichte werk voorafgaand aan de ziekmelding. [2]
6.1.
Indien na een EZWb een WW-uitkering is toegekend en tijdens deze uitkering door een betrokkene gedeeltelijk in werkzaamheden is hervat wordt bij een latere ziekmelding uitgegaan van een gecombineerde maatstaf. Die maatstaf betreft dan de laatstelijk tijdens de WW-uitkering verrichte arbeid in combinatie met de in het kader van de EZWb geselecteerde functies. Ook dit volgt uit vaste rechtspraak. [3]
6.2.
Bij uitspraak van 23 december 2022 heeft de CRvB het toetsingskader bij een beoordeling van ZW-aanspraken na een EZWb gewijzigd. [4] Bij een hersteldverklaring op grond van artikel 19 van de ZW moet – kort samengevat – op basis van de (resterende) functies zoals geselecteerd in het kader van de EZWb nog steeds sprake zijn van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%. De vraag hoe deze gewijzigde rechtspraak moet worden toegepast bij een gecombineerde maatstaf is beantwoord in de uitspraak van 28 augustus 2024. [5] Gelet op deze uitspraak dient bij een gecombineerde maatstaf arbeid allereerst beoordeeld te worden of een betrokkene geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Daarnaast wordt beoordeeld of een betrokkene voldoet aan het toetsingskader van de uitspraak van 23 december 2022. [6] Een betrokkene is alleen geschikt voor de gecombineerde maatstaf arbeid als beide vragen positief worden beantwoord. [7]
Toepassing van het voorgaande in het geval van eiser
7. De hiervoor onder 6.1 bedoelde situatie is hier van toepassing. Daarom wordt voor het begrip ‘zijn arbeid’ als bedoeld in artikel 19 van de ZW uitgegaan van de gecombineerde maatstaf die bestaat uit het laatstelijk verrichte werk als gymleraar en de in het kader van de EZWb geselecteerde functies.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. [naam arts 4] en [naam arts 5] hebben namelijk slechts beoordeeld of eiser geschikt is voor de bij de EZWb geduide functies. Bij het bestreden besluit is niet beoordeeld of eiser geschikt is voor zijn functie als gymleraar. Aldus is niet voldaan aan het toetsingskader zoals vermeld in 6.2.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en draagt het UWV op om opnieuw op het bezwaar van eiser te beslissen met toepassing van de gecombineerde maatstaf.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,- vergoeden en veroordeelt de rechtbank het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van artikel 1, onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de reiskosten van eiser vast op € 50,- (overeenkomstig het door eiser ingevulde en overgelegde formulier proceskosten). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het UWV op om binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,- aan hem vergoedt;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 50,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.A.J. van der Wielen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pijn Op (de) Borst
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van17 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:539.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 11 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1285, 21 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2172 en 28 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1684.
4.CRvB 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672.
5.CRvB 28 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1684.
6.CRvB 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2672.
7.Zie ook CRvB 13 december 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2392.