ECLI:NL:RBGEL:2025:5409

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
AWB - 23 _ 695
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de Wajong-uitkering van eiseres en de vraag naar nieuwe feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen besluiten van het UWV, waarbij haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Het primaire besluit van 23 maart 2022 stelde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de uitkering, omdat er geen toegenomen beperkingen waren binnen vijf jaar na beëindiging van haar eerdere Wajong-uitkering. Het UWV verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond in het bestreden besluit van 2 januari 2023. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij het UWV een verweerschrift indiende. Tijdens de zitting op 19 maart 2024 werd het onderzoek geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen vragen te beantwoorden. Het UWV heeft op 5 augustus 2024 een nieuw besluit genomen, waarin eiseres alsnog in aanmerking kwam voor de Wajong-uitkering per 27 oktober 2021. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk is, omdat het UWV dit besluit had ingetrokken met het tweede bestreden besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere beëindiging van de Wajong-uitkering rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond verklaard, maar het UWV is wel veroordeeld tot het vergoeden van griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 23/695

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Reith),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Arnhem , het UWV
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

1. Bij besluit van 23 maart 2022 (het primaire besluit) heeft het UWV besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.1.
Bij besluit van 2 januari 2023 (het bestreden besluit 1) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit 1 beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.5.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op de zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen een aantal vragen te beantwoorden.
1.6.
Het UWV heeft gereageerd bij brief van 5 augustus 2024, met bijlagen, waarin is medegedeeld dat het UWV een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen op 5 augustus 2024 (bestreden besluit 2). Daarna heeft de rechtbank een reactie van eiseres ontvangen, te weten een brief met bijlagen van 9 september 2024, en een brief van het UWV van 10 oktober 2024.
1.7.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb op heeft gesloten.

Overwegingen

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1976.
2.2.
Van september 1994 tot september 2004 heeft eiseres de opleiding WO Huishoud- en consumentenwetenschappen gevolgd (diploma). Van 2018 tot en met 2019 heeft zij de opleiding MBO 4 Modeltekenen en -ontwerp gevolgd (geen diploma) en van 2018 tot en met 2020 de opleiding MBO 4 Coupeuse (geen diploma).
2.3.
Eiseres heeft afwisselend gewerkt en een uitkering ontvangen.
  • Van januari 2004 tot en met juli 2006 was zij werkzaam in haar eigen bedrijf [bedrijf] ,
  • van mei 2006 tot en met september 2007 heeft zij gewerkt als onderzoeker sociale cohesie in opdracht van Solidez,
  • van 15 juni 2006 tot en met 13 december 2006 werkte zij bij Post Service Wageningen,
  • van augustus 2006 tot en met november 2006 heeft zij gewerkt als onderzoeker in opdracht van Stichting de Nationale DenkTank , en
  • van 4 december 2006 tot en met 31 december 2007 als beleidsmedewerker Wmo bij de gemeente Overbetuwe via Start People B.V..
  • Vervolgens was zij van januari 2007 tot en met maart 2007 ontwikkelaar/ uitvoerder creatieve groepsprocessen in opdracht van Iriszorg,
  • van januari 2008 tot en met mei 2009 procesbegeleider dorpsvisie [plaats 2] in opdracht van de [vereniging] ,
  • van 1 maart 2008 tot en met 28 februari 2010 adviseur implementatie bij Stichting Kenniscentrum Sport en Bewegen en
  • van 1 september 2013 tot en met 1 juli 2016 beleidsmedewerker via Driessen Overheid B.V.
2.4.
Eiseres heeft van 31 juli 1999 tot en met 30 september 2004 een Wajong-uitkering ontvangen.
Uit de brief van het UWV van 25 juli 2022 blijkt dat de stukken die betrekking hebben op de polisadministratie over de periode 1999-2010 en de eerdere toekenning en beëindiging van de Wajong-uitkering in 2004 inmiddels zijn vernietigd. Volgens het UWV is dit gebeurd conform de selectielijst uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zoals gepubliceerd op 20 februari 2017. De bewaartermijn van de (medische) stukken is namelijk 10 jaar, aldus het UWV.
2.5.
Eiseres heeft van 10 november 2004 tot en met 13 november 2006 bijstand ontvangen van de gemeente Wageningen, van 18 december 2006 tot en met 20 december 2006 ziekengeld, van 27 juli 2007 tot en met 30 juli 2007 opnieuw ziekengeld, van 1 januari 2008 tot en met 2 maart 2008 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), van 1 maart 2010 tot en met 31 mei 2010 en van 1 juli 2016 tot en met 30 september 2016 opnieuw WW.
Ten slotte ontvangt eiseres opnieuw bijstand vanaf 1 november 2016 van de gemeente Wageningen. Vanaf maart 2021 is eiseres vrijgesteld van de sollicitatieplicht.
De besluitvorming in deze procedure
3. Op 27 oktober 2021 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een beoordeling arbeidsvermogen. Het UWV is hierna overgegaan tot de besluitvorming zoals vermeld onder het kopje “Procesverloop”.
3.1.
Met het primaire besluit heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat zij geen Wajong-uitkering krijgt, omdat er geen sprake is van toegenomen beperkingen (uit dezelfde ziekte oorzaak) binnen vijf jaar nadat haar Wajong-uitkering op 30 september 2004 beëindigd is. Met het bestreden besluit 1 heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan de motivering van het primaire besluit is toegevoegd dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden (nova) op grond waarvan het UWV moet terugkomen op de eerdere beëindigingsbeslissing. Ook herleeft de eerdere Wajong-uitkering niet omdat niet aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan.
Aan deze besluiten liggen medische rapporten en een arbeidskundig rapportages ten grondslag.
3.2.
In het schorsingsbesluit is het volgende overwogen.
“De primaire verzekeringsarts heeft onder meer gerapporteerd dat het aannemelijk is dat er bij beëindiging van de oude Wajong-uitkering een urenbeperking is van ongeveer 30 uur per week. Een uurloonvergelijking op basis van het wettelijk minimumloon laat volgens de primaire arbeidsdeskundige zien dat eiseres meer dan 75% van het wettelijk minimumloon kan verdienen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan van een grotere urenbeperking, namelijk van 20 uur (incidenteel tot 24 uur) per week en zij heeft een fictieve FML opgesteld geldig per 1 januari 2004 en “doorlopend geldig is gebleven”. Er is niet berekend of dit leidt tot een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid bij eiseres.”
Vervolgens zijn de volgende vragen aan het UWV gesteld:
1. Is er bij eiseres sprake van een arbeidsongeschiktheid van meer dan 25% op grond van de AAW
per datum aanvraag(dus 27 oktober 2021), rekening houdend met de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen beperkingen, waaronder de urenbeperking van 20 uur (tot incidenteel 24 uur) per week? Zo ja, welke gevolgen verbindt het UWV aan dit antwoord?
2. Is het aannemelijk dat er bij eiseres sprake was van een mate van arbeidsongeschiktheid van meer dan 25% op grond van de
AAW ten tijde van de beëindiging van uitkering(dus op 30 september 2004) rekening houdend met de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen beperkingen, waaronder de urenbeperking van 20 uur (tot incidenteel 24 uur) per week? Zo ja, welke gevolgen verbindt het UWV aan dit antwoord?
Daarbij is aangegeven dat het UWV bij beantwoording van de vragen expliciet moet toelichten van welk maatmaninkomen het UWV uitgaat, omdat eiseres stelt dat de primaire arbeidsdeskundige is uitgegaan van een onjuist maatmaninkomen omdat zij haar studie heeft afgerond met een diploma.
3.3.
Bij brief van 5 augustus 2024 heeft het UWV medegedeeld dat het onderzoek van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep [persoon A] heeft geleid tot de volgende conclusies:
1. de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 30 september 2004 [1] bedraagt meer dan 25%, namelijk 47,37%;
2. het is aannemelijk dat er bij eiseres sprake was van een mate van arbeidsongeschiktheid van meer dan 25% ten tijde van de beëindiging van de uitkering op 30 september 2004;
3. eiseres heeft geen periode van vijf aaneengesloten jaren gewerkt, die kunnen leiden tot een beëindiging van de uitkering;
4. er is sprake van een maatmanwisseling waardoor de maatman wordt vastgesteld op adviseur met een bijbehorend geïndexeerd maatmanloon van € 28,45 per uur;
5. de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 27 oktober 2021 bedraagt 73,62%, welke indeling in de klasse 65-80% rechtvaardigt.
De bevindingen van [persoon A] heeft hij neergelegd in zijn rapportage van 10 juli 2024.
3.4.
Met het bestreden besluit 2 heeft het UWV vervolgens besloten dat eiseres alsnog in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering per 27 oktober 2021.
De omvang van het geding
4. Het beroep is ingesteld tegen het bestreden besluit 1. Daarna is het bestreden besluit 2 genomen. De rechtbank deelt het standpunt tijdens de zitting van het UWV dat het bestreden besluit 1 geacht moet worden te zijn ingetrokken met het bestreden besluit 2.
4.1.
Omdat het bestreden besluit 2 niet geheel tegemoetkomt aan het beroep van eiseres, is het beroep op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht tegen het bestreden besluit 2.
4.2.
Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij nog belang heeft bij een beoordeling van haar beroep tegen het bestreden besluit 1. De rechtbank zal het beroep van eiseres, voor zover gericht tegen bestreden besluit 1, wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaren.
4.3.
Dit betekent dat de rechtbank alleen nog zal ingaan op de beroepsgronden die gericht zijn tegen bestreden besluit 2. Eiseres is het eens met de toekenning van de Wajong-uitkering maar is het oneens met de ingangsdatum.
Waarom is eiseres het niet eens met de ingangsdatum van de toegekende Wajong-uitkering?
5. Eiseres betoogt dat het UWV aanleiding had moeten zien om terug te komen op de beëindiging van de uitkering per 30 september 2004. De verzekeringsarts heeft in retrospectief de beperkingen van eiseres in 2004 vastgesteld en op basis daarvan had zij een relevante mate van arbeidsongeschiktheid, zo volgt uit de rapportage van de arbeidsdeskundige. Het UWV voert hier dus een inhoudelijke heroverweging uit van de eerdere beslissing om de uitkering van eiseres te beëindigen. Het is vaste rechtspraak dat als een in rechte vaststaand besluit inhoudelijk wordt heroverwogen door het UWV, de rechtbank deze beslissing ten volle mag toetsen.
Eiseres geeft verder aan dat de nieuwe diagnose en de rapportage van de verzekeringsarts over de medische situatie per 2004 nieuwe feiten zijn die niet eerder bekend waren, maar wel inhoudelijk relevant zijn voor de vraag of de uitkering in 2004 terecht is beëindigd. Het niet terugkomen op een foute beslissing uit 2004 is evident onredelijk. In dit verband geeft zij in de aanvullende gronden van het beroepschrift van 30 januari 2023 aan dat zij ten tijde van de intrekking van de Wajong-uitkering door het UWV niet gewezen is op het feit dat zij door het beëindigen van haar uitkering haar aanspraken op Wajong mogelijk definitief prijsgeeft. Er is bij haar sprake geweest van een wilsgebrek.
5.1.
Het UWV blijft bij zijn beslissing om niet terug te komen op de beslissing uit 2004. Om terug te komen van een eerder (rechtens vaststaand) besluit moet er sprake zijn van nieuwe feiten en/of omstandigheden die betrekking hebben op de datum of periode waar het eerdere besluit over gaat (in dit geval 2004) maar die niet eerder bekend waren of niet eerder konden worden aangevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 27 december 2022 duidelijk aangegeven dat er geen sprake is van dergelijke nova. Het UWV beschikt niet meer over gegevens over 2004 omdat de bewaartermijn ruimschoots is verstreken. Het komt voor rekening en risico van eiseres dat zij zoveel jaar heeft laten verstrijken.
Vanwege de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangenomen urenbeperking van 20 uur per week vanaf 2004, heeft het UWV besloten om de uitkering in het kader van een duuraanspraak toe te kennen vanaf 27 oktober 2021 (de datum van de aanvraag). In het geval van duuraanspraak wordt er namelijk niet met terugwerkende kracht een uitkering betaald maar vanaf de datum van het verzoek.
Wat is het toetsingskader?
6. De rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over duuraanspraken houdt kort gezegd in dat het is aangewezen om bij de beoordeling van een herzieningsverzoek een onderscheid te maken tussen het verleden en de toekomst. Wat betreft de periode na indiening van het herzieningsverzoek moet een minder terughoudende beoordeling worden gehanteerd dan wat betreft de periode daarvoor. Daarbij zal het bij een duuraanspraak in de regel niet met een evenwichtige en zorgvuldige belangenafweging verenigbaar zijn dat een besluit waarbij ten onrechte geen of een te lage aanspraak is toegekend blijvend aan de verzoeker wordt tegengeworpen. [2]
Deze rechtspraak van de CRvB hangt samen met zijn rechtspraak over de vraag of het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is. Uit die rechtspraak volgt dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden moet toetsen of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden zijn feiten of omstandigheden die zich ná het eerdere besluit hebben voorgedaan. Het kan ook gaan om feiten of omstandigheden die zich wel vóór het eerdere besluit hebben voorgedaan, maar die niet vóór dat besluit naar voren konden worden gebracht. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [3]
6.1.
Voor de beoordeling is relevant dat de aanvraag van eiseres dateert van vele jaren na de beëindiging van haar Wajong-uitkering per 30 september 2004. Het UWV beschikt niet meer over gegevens over 2004 omdat de bewaartermijn ruimschoots is verstreken. (Een uitzondering hierop vormt een schermafdruk, die het UWV op zitting in het geding heeft gebracht met een zeer summiere melding over de beëindiging.) De rechtbank deelt het standpunt van het UWV dat de omstandigheid dat deze gegevens niet meer beschikbaar zijn, en de gevolgen daarvan, voor rekening en risico van eiseres komt. [4]
Is de Wajong-uitkering van eiseres per 30 september 2004 beëindigd op haar verzoek of na een herbeoordeling?
7. Voor een goed begrip van de zaak, acht de rechtbank het van belang om in te gaan op het navolgende.
In deze procedure is de vraag opgekomen of de uitkering van eiseres is beëindigd op eigen verzoek of na een herbeoordeling door het UWV. Partijen zijn uitgegaan van het eerste. Maar of dat ook het geval was, kan bij gebrek aan gegevens niet meer worden vastgesteld. Gelet hierop en gezien het feit dat het pas vanaf 1 januari 2021 wettelijk mogelijk is om de Wajong-uitkering op eigen verzoek in te trekken (en die optie dus nog niet bestond in 2004), gaat de rechtbank er vanuit dat de beëindiging niet uitsluitend heeft plaatsgevonden op verzoek van eiseres maar dat er sprake is geweest van een herbeoordeling door en een beëindigingsbesluit van het UWV, al dan niet na een initiatief daartoe van eiseres. In dit verband is van belang dat op een schermafdruk die het UWV ter zitting heeft overgelegd staat vermeld “Code einde geval: 9-Beeindigd nav wett.herbo” en “Datum beeindiging geval: 01-10-2004”. Ook hieruit lijkt te volgen dat de beëindiging heeft plaatsgevonden na een herbeoordeling.
De rechtbank gaat dus niet uit van een contra-legem beëindiging van de Wajong-uitkering en evenmin van de situatie dat feitelijk geen sprake is geweest van een beëindigingsbesluit, zoals betoogd door eiseres [5] . Het betoog van eiseres, dat bij haar sprake was van een wilsgebrek bij haar verzoek om de uitkering stop te zetten [6] , behoeft daarom ook geen bespreking.
Is er sprake van nova?
8. Het UWV baseert zijn beslissing op de rapportage van 27 december 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep [persoon B] . Daarin staat onder meer:
“Ter beoordeling ligt een verzoek om terug te komen op de “gebeurtenis” in 2004 waarbij [eiseres] de Wajong-2015 heeft laten beëindigen. (…) Ik kies ervoor de “gebeurtenis” te vertalen als een beslissing, waarbij [eiseres] per 2004 aangeeft de beperkingen waarvan in 1999 werd uit gegaan, niet meer te ervaren. Immers, in 1999 heeft zij een “oude Wajong” gekregen op basis van beperkingen die toen aanwezig waren. De oorspronkelijke rapportage is niet bijgevoegd dus de beperkingen kunnen niet worden ingezien. In 2000 is mevrouw voor langere tijd opgenomen geweest bij de Gelderse Roos, ik neem dan aan dat dit de reden is geweest voor het toekennen van de Wajong uitkering.
De diagnose die gesteld is na de opname bij de Gelderse Roos is: persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken. In de loop der jaren daarna zijn verschillende diagnoses geopperd zoals postcommotioneel syndroom PCS, niet aangeboren hersenletsel NAH, autisme (nog in onderzoek). Deze drie diagnoses zijn echter of in Nederland niet erkend (PCS), of niet vastgesteld (…) of nog niet vastgesteld (autisme). Ik ga daarom nog steeds uit van de oorspronkelijke diagnose persoonlijkheidsstoornis met vermijdende trekken.
NOVA zijn er mijns inziens niet. Zoals aangegeven is de bekende diagnose uit 2000 een vermijdende persoonlijkheidsstoornis. De andere diagnoses zijn niet pregnanter en niet meer waarschijnlijk dan die eerdere diagnose. De vermijdende persoonlijkheidsstoornis zou heel goed tot uitputting kunnen leiden en het nu bekende patroon: heel erg je best doen, hoge eisen stellen, je energie en je charme in stelling brengen – en dit vervolgens niet volhouden. De allereerste diagnose verklaart aldus wel het beloop, maar NOVA kan het niet genoemd worden.
(…) Zijn er in de loop van de tijd feiten aan het licht gekomen die maken, dat de oorspronkelijke beslissing (in dit geval gebeurtenis) onjuist is geweest?
Ik kan dit niet meer terughalen. (…) Ik heb dus een fictieve FML gemaakt die geldig is in 2004 maar die doorlopend geldig is gebleven (…).”
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV met het voorgaande voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van nova, omdat er na 2000 geen andere diagnoses zijn gesteld dan de diagnose waarvan (vermoedelijk) werd uitgegaan ten tijde van de beëindiging. Eiseres stelt wel dat er een nieuwe diagnose is, maar zij heeft geen (nieuwe) medische informatie ingebracht die deze stelling ondersteunt.
Er is dus niet gebleken van nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden die zich ná het eerdere besluit uit 2004 hebben voorgedaan noch van feiten of omstandigheden die zich wel vóór het eerdere besluit hebben voorgedaan, maar die niet vóór dat besluit naar voren konden worden gebracht.
Is er sprake van een evident onredelijk besluit?
9. Hoewel het UWV erkent dat het aannemelijk is dat er bij eiseres sprake was van een mate van arbeidsongeschiktheid van meer dan 25% ten tijde van de beëindiging van de uitkering op 30 september 2004, staat niet vast dat dit ook zo was. Dat dit aannemelijk is, is onvoldoende om te oordelen dat de beslissing om de Wajong-uitkering te beëindigen onjuist was, laat staan om te oordelen dat deze beslissing
evidentonjuist was. Om te kunnen vaststellen dat een beslissing (evident) onjuist is, moeten alle relevante feiten en omstandigheden bekend zijn, net als de medische en arbeidskundige overwegingen die aan de beslissing ten grondslag hebben gelegen. Al die informatie is echter niet meer beschikbaar. Zoals hierboven is overwogen, komt dit voor rekening en risico van eiseres.
Conclusie en gevolgen
10. Uit het voorgaande volgt dat het UWV deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van nova en dat het besluit om de Wajong-uitkering te beëindigen ook niet evident onjuist is. Het UWV heeft daarom op goede gronde besloten dat er geen aanleiding bestaat om terug te komen op het besluit uit 2004 om de Wajong-uitkering te beëindigen per 30 september 2004.
Het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden beluit 1 is niet-ontvankelijk. Het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit 2, is ongegrond.
10.1.
In de omstandigheid dat het UWV in beroep het bestreden besluit 2 heeft genomen, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht moet vergoeden.
10.2.
Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het UWV moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Het UWV heeft in het bestreden besluit 2 al proceskosten toegekend voor de bezwaarprocedure. Daarom hoeft de rechtbank daarover geen beslissing te nemen. De bijstand door een gemachtigde in beroep levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907 bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 2.267,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit 1, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover dat is gericht tegen het bestreden besluit 2, ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.P. Hoenderboom, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.In de brief van het UWV van 5 augustus 2024 staat dat het hier gaat om de mate van arbeidsongeschiktheid per 21 oktober 2021. De rechtbank gaat er vanuit dat het hier gaat om een kennelijke verschrijving omdat in het rapport van [persoon A] van 10 juli 2024, dat de basis vormt voor deze brief, staat dat het gaat om de mate van arbeidsongeschiktheid per 30 september 2004.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:901.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872, van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5115, en van 4 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:540.
4.Vergelijkbaar met de situatie van een laattijdige Wajong-aanvraag. Omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen, komt het voor risico van de aanvrager als onvoldoende gegevens over de gezondheidstoestand en over de arbeidsdeskundige situatie in het betreffende tijdvak beschikbaar zijn. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:581.
5.In de aanvullende gronden van beroep van 13 februari 2024.
6.In het inleidend beroepschrift van 30 januari 2023.