ECLI:NL:RBGEL:2025:7054

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
11691521
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.J. Weerkamp - Beens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en vergoeding transitievergoeding bij slapend dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen de verzoeker, een werknemer die sinds 1995 in dienst is bij Wega Machinefabriek B.V., en de werkgever ontbonden. De werknemer, die sinds 2019 ziek is, verzocht om ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c BW, omdat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De werkgever heeft geen verweer gevoerd tegen de ontbinding, maar betwistte de hoogte van de transitievergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht heeft op de wettelijke transitievergoeding, berekend over de periode van zijn dienstverband tot de datum waarop hij een IVA-uitkering ontving. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werknemer recht heeft op uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen, ongeacht het feit dat hij geen loon meer ontving na zijn IVA-uitkering. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, de niet-genoten vakantiedagen, en de buitengerechtelijke incassokosten, evenals de proceskosten. De beschikking is gegeven op 12 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 11691521 \ HA VERZ 25-73
Beschikking van 12 augustus 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. F.B.A.M. van Oss,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEGA MACHINEFABRIEK B.V.,
gevestigd te Arnhem,
verwerende partij,
hierna te noemen: Wega,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 7 mei 2020, ingekomen ter griffie op 9 mei 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 juli 2025. Van wat is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [datum] 1976, is sinds 6 november 1995 in dienst bij Wega op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zijn functie is lasser met een salaris van € 3.687,77 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag) op basis van 38 uur per week.
2.2.
Nadat [verzoeker] op 19 april 2019 een motorongeluk heeft gehad, meldt hij zich bij Wega ziek. Wega meldt [verzoeker] per 23 april 2019 ziek.
2.3.
Na twee jaar ziekte oordeelt het UWV dat Wega niet heeft voldaan aan de re-integratieverplichtingen. Daarop wordt de loondoorbetaling verlengd tot 1 maart 2024.
2.4.
Per 1 maart 2024 ontvangt [verzoeker] een IVA-uitkering.
2.5.
De gemachtigde van [verzoeker] verzoekt Wega per e-mail van 11 juni 2024 vergeefs mee te werken aan de beëindiging van het dienstverband onder betaling van de transitievergoeding en de eindafrekening. Wega betaalt daarop enkel het vakantiegeld uit.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van artikel 7:671c BW op de kortst mogelijke termijn;
II. de veroordeling van Wega tot betaling van een schadevergoeding aan [verzoeker] van € 39.697,58, althans van € 37.591,91 bruto binnen tien dagen na de datum van beschikking;
III. de veroordeling van Wega tot betaling van de wettelijke rente over een bedrag van € 39.697,58, althans van € 37.591,91 bruto vanaf 9 juli 2024 tot aan de dag van algehele betaling;
IV. de veroordeling van Wega tot afgifte aan [verzoeker] van een deugdelijke bruto/netto specificatie in verband met deze betaling binnen drie weken na de datum van beschikking op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100,00 per dag met een maximum van € 15.000,00;
V. de veroordeling van Wega tot betaling van de opgebouwde, maar niet genoten verlofdagen tot aan einde arbeidsovereenkomst, door [verzoeker] berekend tot
1 juli 2025 op 545 uur en derhalve € 13.149,74 bruto;
VI. de veroordeling van Wega tot betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde vergoeding vanaf 9 juli 2024 tot aan de dag van algehele betaling;
VII. de veroordeling van Wega tot betaling aan [verzoeker] van de buitengerechtelijke kosten van € 1.171,97;
VIII. de veroordeling van Wega in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft [verzoeker] het volgende ten grondslag gelegd. Hij is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, waardoor er geen enkele kans is op herstel dan wel terugkeer in de bedongen arbeid dan wel in aangepaste arbeid bij Wega. [verzoeker] heeft er dan ook belang bij dat het slapende dienstverband wordt beëindigd. Wega weigert haar medewerking daaraan te verlenen, terwijl zij geen gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Zij schendt daarmee de norm van goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW), reden waarom [verzoeker] recht heeft op een schadevergoeding gelijk aan de wettelijke transitievergoeding. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat deze vergoeding primair € 39.697,58 bruto bedraagt over de periode van 6 november 1995 tot 1 oktober 2025, subsidiair € 37.591,91 bruto over de periode 6 november 1995 tot einde wachttijd.
3.3.
Wega voert geen verweer tegen de verzochte ontbinding en vergoeding ter hoogte van de transitievergoeding, maar voert aan dat de vergoeding dient te worden berekend over de periode van aanvang dienstverband tot 29 februari 2024. Daarnaast is zij in haar visie enkel de (niet-genoten) opgebouwde verlofuren verschuldigd tot en met 29 februari 2024.

4.De beoordeling

Ontbinding
4.1.
De kantonrechter kan op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen (artikel 7:671c lid 1 BW).
4.2.
Als onbetwist staat vast dat sprake is van een zogeheten slapend dienstverband. Als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid heeft [verzoeker] sinds 19 april 2019 geen arbeid meer voor Wega verricht. Hij is vanwege ziekte of gebreken niet meer in staat de bedongen arbeid te verrichten en herplaatsing in passend werk is niet (meer) mogelijk. Wega heeft daartegen geen verweer gevoerd. Dit alles maakt dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve moet eindigen. De kantonrechter zal het verzoek dan ook toewijzen en de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671c BW ontbinden met ingang van de datum van deze beschikking, te weten 12 augustus 2025.
Vergoeding
4.3.
Dat [verzoeker] ingevolge de Xella-uitspraak (Hoge Raad 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1734) aanspraak heeft op een vergoeding ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding staat niet ter discussie. Partijen twisten wel over de vraag over welke periode deze vergoeding moet worden berekend.
4.4.
In de voornoemde Xella-uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat indien is voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 en 3, aanhef en onder b BW, voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid als uitgangspunt geldt, dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan wat aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever deze vanwege arbeidsongeschiktheid zou kunnen (doen) beëindigen. De duur van de arbeidsovereenkomst wordt dus fictief bekort.
4.5.
Gelet op het gegeven dat het UWV na twee jaar ziekte de loondoorbetaling heeft verlengd tot 1 maart 2024 en dat [verzoeker] per 1 maart 2024 een IVA-uitkering ontvangt, heeft [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter recht op de wettelijke transitievergoeding, berekend over de periode 6 november 1995 tot 1 maart 2024, zijnde 28 jaren, 3 maanden en 24 dagen. Dit komt neer op het subsidiair door [verzoeker] verzochte bedrag van € 37.591,91 bruto. Wega zal worden veroordeeld tot betaling daarvan.
De (niet-genoten) vakantiedagen
4.6.
Wega heeft ter zitting specificaties van door [verzoeker] opgebouwde (niet-genoten) vakantie-uren overgelegd over de periode 2019 tot en met 29 februari 2024. Daaruit heeft [verzoeker] afgeleid dat Wega naar zijn zeggen ten onrechte 32 vakantie-uren heeft afgeschreven.
4.7.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Dagen waarop de werknemer niet werkt vanwege ziekte kunnen op grond van artikel 7:637 lid 1 BW slechts worden aangemerkt als vakantie, indien in een voorkomend geval de werknemer instemt. Blijkens de wetsgeschiedenis wordt door de woorden “slechts indien in een voorkomend geval de werknemer ermee instemt” tot uitdrukking gebracht dat deze voorziening slechts incidenteel kan worden aangewend en een afspraak daaromtrent dan ook afzonderlijk moet worden gemaakt, telkens wanneer de omstandigheid die aanleiding geeft tot het verzuim zich feitelijk voordoet of heeft voorgedaan. [1] In dit geval heeft Wega geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat [verzoeker] en Wega afspraken hebben gemaakt over het afboeken van de 32 vakantie-uren, zodat zij is gehouden tot uitbetaling van dat aantal uren.
4.8.
Partijen zijn verder verdeeld over de vraag of Wega nog opgebouwde maar niet-genoten vakantiedagen over de periode van 1 maart 2024 tot en met einde dienstverband, te weten: 12 augustus 2025, aan [verzoeker] moet uitbetalen.
4.9.
Ingevolge artikel 7:634 lid 1 BW worden vakantiedagen alleen opgebouwd over de arbeidsduur waarover de werknemer loon ontvangt. [verzoeker] had na einde wachttijd, per 1 maart 2024, geen aanspraak meer op loon. Dit zou betekenen dat hij, gelet op het bepaalde in artikel 7:634 BW, geen vakantiedagen meer heeft opgebouwd over de periode na 29 februari 2024. In de literatuur [2] is echter terecht opgemerkt dat dit wetsartikel in strijd is met artikel 7 lid 1 Richtlijn 2003/88/EG en met rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (HvJ EU). Hoewel richtlijnconforme uitleg in dit geval contra legem (dat wil zeggen: tegen de wetsbepaling in) zou zijn, wat de rechter niet is toegestaan, [3] biedt artikel 31 lid 2 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest Grondrechten EU) uitkomst. In dit artikel is immers ook het recht op vakantie neergelegd. Het HvJ EU heeft in het Max Planck-arrest verduidelijkt dat artikel 31 lid 2 Handvest Grondrechten EU kan worden ingeroepen in een geschil tussen particulieren. Verder heeft dat Hof geoordeeld dat, ingeval een nationale regeling niet op een zodanige manier kan worden uitgelegd dat zij verenigbaar is met artikel 31 lid 2 Handvest Grondrechten EU, het aan de rechter is om binnen het kader van zijn bevoegdheden de rechtsbescherming te verzekeren die voortvloeit uit die bepaling en de volle werking daarvan te waarborgen door, zo nodig, de nationale regeling die daarmee strijdig is buiten toepassing te laten. [4] In de literatuur wordt verdedigd dat op vergelijkbare wijze een Nederlandse werkgever zich niet kan beroepen op de beperking van artikel 7:634 lid 1 BW, inhoudende dat een werknemer alleen vakantie opbouwt als hij recht op loon heeft. [5]
Met andere woorden: dat een werknemer alleen vakantie-uren opbouwt over de tijd waarin hij aanspraak heeft op loon, is in strijd met Europees recht. Zieke werknemers bouwen de gehele ziekteperiode, en niet alleen de eerste twee jaren, volledig vakantie-uren op, ongeacht of zij arbeid verrichten en ongeacht of zij recht hebben op loon.
4.10.
Toepassing van het hiervoor besproken juridisch kader leidt hier tot het oordeel dat artikel 7:634 BW buiten toepassing moet worden gelaten. Dit betekent dat Wega in beginsel is gehouden tot uitbetaling van de door [verzoeker] opgebouwde niet-genoten vakantie-uren tot het einde van het dienstverband, te weten: 12 augustus 2025, ongeacht de omstandigheid dat [verzoeker] per 1 maart 2024 geen loon meer van Wega ontvangt. Aangezien [verzoeker] enkel om uitbetaling van vakantie-uren tot 1 juli 2025 heeft verzocht, wat neerkomt op € 13.149,74 bruto, zal Wega worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
Specificatie
4.11.
Het verzoek van [verzoeker] tot afgifte van een deugdelijke bruto/netto specificatie met betrekking tot de toegewezen vergoeding zal worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
4.12.
De kantonrechter ziet aanleiding om het maximum van de verzochte dwangsom te beperken tot € 2.000,00. Daarnaast kan gelet op het bepaalde in artikel 611a lid 3 Rv een dwangsom niet vóór betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld worden verbeurd. In plaats van binnen drie weken na datum van de beschikking, wordt Wega daarom veroordeeld binnen drie weken na betekening van de beschikking een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken op straffe van verbeurte van voornoemde dwangsom.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.13.
[verzoeker] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [verzoeker] heeft voldoende en onweersproken gesteld dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Hij heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Het door hem verzochte bedrag van
€ 1.171,97 zal worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.14.
De niet betwiste en op grond van de wet verschuldigde rente over de toegewezen vergoeding wordt toegekend vanaf 9 juli 2024.
4.15.
De verzochte wettelijke rente over het bedrag van € 13.149,74 bruto aan opgebouwde (niet-genoten) vakantie-uren wordt eveneens als onweersproken toegewezen vanaf 9 juli 2024 tot aan de dag van algehele betaling.
Proceskosten
4.16.
Wega zal als de in het grotendeels ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [verzoeker] worden begroot op:
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.410,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 12 augustus 2025,
5.2.
veroordeelt Wega om aan [verzoeker] als transitievergoeding te betalen een bedrag van € 37.591,91 bruto binnen tien dagen na de datum van beschikking, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juli 2024 tot aan de dag van algehele betaling,
5.3.
veroordeelt Wega om, in verband met de onder 5.2 genoemde betaling, aan [verzoeker] binnen drie weken na betekening van deze beschikking een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100,00 per dag met een maximum van € 2.000,00,
5.4.
veroordeelt Wega om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 13.149,74 bruto aan 545 opgebouwde, maar niet-genoten vakantie-uren, berekend tot 1 juli 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juli 2024 tot aan de dag van algehele betaling,
5.5.
veroordeelt Wega om aan [verzoeker] te betalen een bedrag van € 1.171,97 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.6.
veroordeelt Wega in de proceskosten van € 1.410,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als zij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Weerkamp - Beens en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.
46409/693

Voetnoten

2.Q. van Vliet, Geen arbeid, geen loon en toch vakantie,
3.Zie Rechtbank Gelderland 5 juni 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:3780, rechtsoverweging 2.11 en Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1385, rechtsoverweging 3.5.4.
4.HvJ EU 6 november 2018, ECLI:EU:C:2018:874, rechtsoverweging 74-81.
5.F.M. Dekker, Opbouw van vakantiedagen tijdens ziekte,