In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker wiens woning door de burgemeester van Apeldoorn is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester heeft besloten de woning voor de duur van drie maanden te sluiten, omdat er een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en contant geld in de woning is aangetroffen. De voorzieningenrechter beoordeelt of het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen, waarbij zij kijkt naar de kans van slagen van het bezwaar van de verzoeker tegen het besluit van de burgemeester. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten en de sluiting noodzakelijk is om de openbare orde te herstellen. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting niet onevenwichtig is, ondanks de gevolgen voor de verzoeker, die geen andere woonruimte heeft. De voorzieningenrechter benadrukt dat de sluiting van de woning een herstelsanctie is die gericht is op het pand en niet op de persoon van de verzoeker. De uitspraak bevestigt dat de burgemeester de bevoegdheid heeft om op te treden tegen drugshandel en dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd is op basis van de aangetroffen hoeveelheid drugs en de omstandigheden rondom de zaak.