ECLI:NL:RBGEL:2025:8524

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
AWB-24_4500
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering van een Wajong-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 14 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van een Wajong-uitkering behandeld. Eiser, geboren in 1990, had op zijn achttiende verjaardag beperkingen als gevolg van psychische problematiek, maar het UWV concludeerde dat hij geen recht had op een Wajong-uitkering omdat hij zijn arbeidsvermogen pas in januari 2018 verloor, buiten de verzekerde periode. De rechtbank oordeelt dat het UWV ten onrechte heeft vastgesteld dat er geen nieuwe arbeidsongeschiktheidsdag is ontstaan tijdens de studie van eiser. De rechtbank concludeert dat eiser op 5 oktober 2016, tijdens zijn studie, zich ziekmeldde vanwege voetklachten, wat leidde tot een nieuwe eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Hierdoor is er een nieuwe vijfjaarstermijn gaan lopen. De rechtbank vernietigt het besluit van het UWV, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat het UWV terecht de aanvraag voor de Wajong-uitkering heeft afgewezen. Eiser krijgt wel een vergoeding van het griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/4500

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M.S. Winkel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de weigering van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiser is het niet eens met deze weigering. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de weigering van de Wajong-uitkering.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV ten onrechte heeft geconcludeerd dat er tijdens de studie van eiser, als gevolg van een andere ziekte die leidde tot beperkingen, geen nieuwe arbeidsongeschiktheidsdag is ontstaan waardoor een nieuwe vijfjaarstermijn is gaan lopen. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank is echter wel van oordeel dat de rechtsgevolgen van het – te vernietigen – besluit geheel in stand blijven omdat eiser zijn arbeidsvermogen in die tweede vijfjaarstermijn namelijk niet is verloren als gevolg van die andere (nieuwe) ziekteoorzaak. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 7 september 2023 een beoordeling van zijn arbeidsvermogen aangevraagd (Wajong). Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 13 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 juni 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.
2.3.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van het UWV, op verzoek van de rechtbank en met instemming van de gemachtigde van eiseres, de in het dossier ontbrekende brief van de huisarts van 10 mei 2018 overgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

De feiten
3. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1990. Hij is achttien jaar geworden op [geboortedatum] 2008. Hij studeerde tot 30 september 2019 en heeft tot en met 18 juni 2017 in verschillende banen gewerkt.
3.1.
Op 5 oktober 2016 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege voetklachten. Vanaf 24 oktober 2016 is ziekengeld toegekend aan eiser. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) is vastgesteld dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 27 september 2017 is daarom het recht op ziekengeld per 5 november 2017 beëindigd. Het besluit van 27 september 2017 staat met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 december 2020 in rechte vast. [1]
De besluitvorming
4. Op 7 september 2023 vraagt eiser een (laattijdige) beoordeling van zijn arbeidsvermogen aan in het kader van de Wajong. Vervolgens vindt er een arbeidskundige beoordeling plaats. De bevindingen van de arbeidsdeskundige zijn neergelegd in het rapport van 3 oktober 2023. De arbeidsdeskundige concludeert dat eiser op zijn achttiende verjaardag en in de vijf jaren daarna over arbeidsvermogen beschikte. De arbeidsdeskundige heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser in het verleden in ruime mate loonvormende arbeid heeft verricht en daarmee in de praktijk heeft bewezen dat hij over arbeidsvermogen heeft beschikt. Bij besluit van 13 oktober 2023 is daarom de aanvraag voor een Wajong-uitkering afgewezen.
4.1.
Op 24 november 2023 maakt eiser bezwaar tegen dit besluit. Omdat het besluit slechts is gebaseerd op een arbeidskundig oordeel, heeft het UWV in bezwaar gesteld dat het besluit van 13 oktober 2023 onvoldoende is gemotiveerd. In bezwaar heeft daarom (alsnog) een medische beoordeling plaatsgevonden door een verzekeringsarts. Ook heeft de arbeidsdeskundige een arbeidskundig oordeel gegeven.
4.1.1.
De bevindingen van de verzekeringsarts zijn neergelegd in het rapport van 5 april 2024. De verzekeringsarts concludeert dat eiser op zijn achttiende verjaardag leed aan een ziekte of gebrek, waarbij sprake was van beperkingen in het functioneren als gevolg van die ziekte. Ten tijde van de aanvraag beschikt eiser niet over arbeidsvermogen op medische gronden. Hij is wel ten minste vier uur per dag belastbaar, maar kan niet aaneengesloten werken gedurende ten minste een periode van een uur. De verzekeringsarts voegt daaraan toe dat er geen medische redenen zijn om aan te nemen dat het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is. Omdat de huisarts een verslechtering van de gezondheid van eiser per 16 januari 2018 beschrijft, wordt deze datum door de verzekeringsarts aangenomen als de datum waarop het arbeidsvermogen verloren is geraakt. Dit moment ligt buiten de voor eiser verzekerde periode voor de Wajong.
4.1.2.
De arbeidsdeskundige concludeert in het rapport van 9 april 2024 dat eiser ten tijde van de voor de Wajong verzekerde periode arbeidsvermogen had. Voor de ‘huidige situatie’ (de arbeidsdeskundige noemt de datum van 4 april 2024) beschikt eiser niet meer over arbeidsvermogen.
4.2.
Vervolgens heeft het UWV het bestreden besluit genomen. Het UWV heeft dit besluit (mede) gebaseerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b), neergelegd in het rapport van 10 juni 2024. De verzekeringsarts b&b concludeert dat eiser het arbeidsvermogen is verloren per 16 januari 2018. Er is sprake van ziekte of gebrek op eisers achttiende verjaardag, maar hij heeft op dat moment niet het arbeidsvermogen verloren. In het bestreden besluit wordt verder gesteld dat het feit dat eiser als student aangemerkt kan worden, niet maakt dat hij recht heeft op een Wajong-uitkering. Het verlies van arbeidsvermogen is het gevolg van een (ernstige) verslechtering van de reeds op achttienjarige leeftijd aanwezige ziekten/gebreken. Nu niet is gebleken van een tijdens de verzekerde studieperiode ingetreden andere ziekteoorzaak, gaat er ook geen nieuwe vijfjaarstermijn lopen. Het UWV ziet dan ook geen aanleiding om eiser alsnog als jonggehandicapte aan te merken.
Het geschil
5. De rechtbank stelt vast, naar aanleiding van wat tijdens de zitting is besproken, dat niet in geschil is dat eiser op zijn achttiende verjaardag aan een ziekte [2] leed. Die ziekte bestond met name uit klachten voorkomend uit zijn psychische problematiek zoals gedrags- en emotieregulatieproblematiek, stemmingsklachten, ADHD en verder astmatische klachten. Evenmin is in geschil dat eiser als gevolg van die ziekte op zijn achttiende verjaardag beperkingen in zijn functioneren had, maar dat hij wel arbeidsvermogen had. Partijen zijn het er verder over eens dat eiser zijn arbeidsvermogen als gevolg van deze ziekte (pas) per 16 januari 2018 is verloren. In geschil is de vraag of er als gevolg van een andere ziekte die zich openbaarde tijdens de studie, een nieuwe arbeidsongeschiktheidsdag is ontstaan als gevolg waarvan een nieuwe (tweede) vijfjaartermijn is gestart. En zo ja, of eiser tijdens die nieuwe vijfjaarstermijn zijn arbeidsvermogen duurzaam is verloren.
Het toetsingskader
6. Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1 van de Wajong. In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat jonggehandicapte in de zin van hoofdstuk 1A de ingezetene is die:
op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk wordt, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b (de vijfjaarstermijn).
6.1.
De in artikel 1a:1 van de Wajong gebruikte term ‘mogelijkheden tot arbeidsparticipatie’ is gelijk aan het begrip ‘arbeidsvermogen’. [3]
6.2.
In de uitspraak van 8 januari 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) uiteengezet hoe de beoordeling op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wajong in een zaak als deze dient plaats te vinden. [4]
6.3.
De CRvB oordeelt – voor zover hier relevant – dat voor de vraag tot welke doelgroep als bedoeld in artikel 1a:1, eerste lid van de Wajong een betrokkene behoort, de dag waarop voor het eerst beperkingen als gevolg van ziekte worden ondervonden, bepalend is. Die dag wordt door het UWV de ‘eerste arbeidsongeschiktheidsdag’ genoemd. Als reeds op het achttiende jaar door een betrokkene op grond van een ziekte beperkingen worden ondervonden, vindt de beoordeling van Wajong-aanspraken plaats op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong. Als die beperkingen voor het eerst tijdens (of binnen zes maanden na afronden van de) studie worden ondervonden, vindt de beoordeling plaats op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong. Ter voorkoming van misverstanden merkt de CRvB daarbij op dat niet relevant is of een ziekte op een bepaald moment al (latent) bij een betrokkene aanwezig is. Bepalend is het moment waarop op grond van die ziekte voor het eerst beperkingen worden ondervonden.
6.4.
Uit deze uitspraak volgt verder dat slechts sprake kan zijn van één eerste arbeidsongeschiktheidsdag. Dat is de dag waarop voor het eerst sprake is van beperkingen ten gevolge van ziekte. Uitzondering op het uitgangspunt dat slechts sprake kan zijn van één eerste dag van arbeidsongeschiktheid, vormt de situatie waarin zich bij een betrokkene na het achttiende jaar een andere ziekte openbaart, die voor het eerst tijdens (of binnen zes maanden na afronden van de) studie tot beperkingen leidt. In dat geval is voor de vraag of een betrokkene op grond van beperkingen uit die andere ziekte als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong bepalend. Bij die beoordeling wordt geen rekening gehouden met (toegenomen) beperkingen uit een ziekte die voorafgaand aan de studie al tot beperkingen leidde.
Is er verlies van arbeidsvermogen op de achttiende verjaardag of de vijf jaar daarna?
7. De rechtbank stelt vast dat eiser op [geboortedatum] 2008 achttien jaren oud werd. De vijfjaarstermijn liep daarom tot [geboortedatum] 2013. Zoals de rechtbank in overweging 5 heeft vastgesteld is niet in geschil dat eiser als gevolg van de ziekte die hij op zijn achttiende verjaardag had eerst in januari 2018 zijn arbeidsvermogen verloor. Dat is buiten de vijfjaarstermijn. Dat betekent dat eiser op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met het tweede lid van de Wajong geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat hij in de voor de Wajong verzekerde periode niet is aan te merken als jonggehandicapte. Nu de rechtbank van oordeel is dat het UWV voldoende heeft gemotiveerd dat eiser arbeidsvermogen had op zijn achttiende verjaardag en de vijf jaren daarna (de Amber-periode), wordt niet toegekomen aan de beoordeling van de beroepsgrond over duurzaamheid. [5]
Is er sprake van een nieuwe eerste arbeidsongeschiktheidsdag?
8. Eiser betoogt dat als uitgegaan wordt van het verlies van arbeidsvermogen in januari 2018, dit viel binnen de periode dat hij studeerde. Eiser is zijn arbeidsvermogen in januari 2018 verloren door een combinatie van psychische en de sinds 2016 aanwezige lichamelijke (voet)klachten. Dit is een andere ziekteoorzaak en daarom komt hij wel in aanmerking voor een Wajong-uitkering, omdat het verlies van arbeidsvermogen is ontstaan tijdens zijn studietijd. Tijdens de zitting heeft eiser, onder verwijzing naar de brief van zijn huisarts van 10 mei 2018, nog toegevoegd dat in 2018 (ook) sprake was van depressie en suïcidaliteit en dat dat ook geldt als andere ziekteoorzaak als gevolg waarvan een nieuwe arbeidsongeschiktheidsdag is ontstaan.
8.1.
Het UWV heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het feit dat eiser op 16 januari 2018 studerende was, niet maakt dat hij aanspraak kon maken op een Wajong-uitkering. Eiser is het arbeidsvermogen verloren op grond van een verslechtering van ziektes en/of gebreken die op zijn achttiende verjaardag al aanwezig waren. Er is daarom geen nieuwe vijfjaarstermijn gaan lopen.
8.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet in geschil is dat eiser studeerde van – voor zover hier relevant – 1 augustus 2016 tot 30 september 2019.
8.3.
De rechtbank zal eerst de stelling van eiser beoordelen of de in de brief van de huisarts van 10 mei 2018 genoemde depressiviteit en suïcidegedachten kunnen worden aangemerkt als een andere ziekte als gevolg waarvan een nieuwe eerste arbeidsongeschiktheidsdag is ontstaan. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Daartoe is van belang dat uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 17 mei 2018 volgt dat eiser zelf stelt dat hij al sinds zijn jeugd manisch depressief en suïcidaal is. Verder is van belang dat uit het rapport van de verzekeringsarts van 5 april 2024 volgt dat de door de huisarts beschreven depressiviteit en suïcidaliteit een verslechtering zijn van al eerder bestaande (psychische) problematiek. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de depressiviteit en suïcidegedachten daarom geen andere (nieuwe) ziekteoorzaak, maar is sprake van toegenomen beperkingen uit een ziekte die voorafgaand aan de studie al tot beperkingen leidde. De beroepsgrond faalt in zoverre.
8.4.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de fysieke klachten kunnen worden aangemerkt als een andere ziekte als gevolg waarvan een nieuwe eerste arbeidsongeschiktheidsdag is ontstaan. De rechtbank stelt vast dat eiser zich op 5 oktober 2016, toen hij dus studeerde, heeft ziekgemeld vanwege voetklachten. In dat kader is aan hem ziekengeld toegekend tot 5 november 2017. De rechtbank is van oordeel dat deze ziekmelding is gebaseerd op een andere ziekte dan de ziekte waar eiser al op zijn achttiende verjaardag aan leed en beperkingen van ondervond. De voetklachten speelden namelijk vóór 2016 geen rol. Eerst in 2016 leidde de voetklachten tot beperkingen als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). Dat sprake was van beperkingen volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat ziekengeld is toegekend. Dat aan de ziekmelding een combinatie van fysieke en al langer bestaande psychische klachten ten grondslag lag – waardoor geen sprake zou zijn van een (geheel) andere ziekte – volgt de rechtbank niet. In de procedure over het ziekengeld heeft het UWV namelijk het – door de rechtbank en CRvB bevestigde – standpunt ingenomen dat de psychische problemen geen rol speelden. Het ging in de procedure over het ziekengeld dus alleen over de fysieke (voet)klachten. Dat de voetklachten wellicht al langer aanwezig waren is niet relevant. Bepalend is het moment waarop op grond van die ziekte (de voetklachten) voor het eerste beperkingen worden ondervonden en dat was de ziekmelding van 5 oktober 2016. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een situatie waarin zich bij eiser na het achttiende jaar een andere ziekte openbaarde, die voor het eerst tijdens studie tot beperkingen heeft geleid. Het voorgaande betekent dat er op 5 oktober 2016 een nieuwe eerste dag van arbeidsongeschiktheid is ontstaan en een nieuwe vijfjaarstermijn is gaan lopen. Het UWV heeft dat miskend. Om die reden is het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd en in strijd met artikel 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genomen, zoals tijdens de zitting ook door het UWV is erkend. De beroepsgrond slaagt.
8.5.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. In het kader van de finale geschilbeslechting, zal de rechtbank hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, in stand kunnen worden gelaten.
Is het arbeidsvermogen verloren gegaan door de andere ziekteoorzaak?
9. Omdat de rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van beperkingen tijdens de studie als gevolg van een andere ziekteoorzaak – en daardoor van een nieuwe eerste arbeidsongeschiktheidsdag – moet worden beoordeeld of eiser op 5 oktober 2016 of in de vijf jaren daarna duurzaam zijn arbeidsvermogen is verloren, op basis van deze (nieuwe) ziekteoorzaak. Deze beperkingen moeten, zoals volgt uit de uitspraak van de CRvB van 8 januari 2025, worden beoordeeld op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong.
9.1.
De rechtbank merkt op dat bij deze beoordeling de psychische problemen geen rol spelen, omdat deze reeds vóór aanvang van de studie tot beperkingen als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, van het Schattingsbesluit aanleiding gaven. Met andere woorden, de op 5 oktober 2016 en de jaren daarna aanwezige psychische problematiek zijn voor de beoordeling van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong niet relevant. Het gaat alleen om de beoordeling van de beperkingen als gevolg van de andere (nieuwe) ziekteoorzaak, te weten de voetklachten, en er wordt dus geen rekening gehouden met (toegenomen) beperkingen uit een ziekte die voorafgaand aan de studie al tot beperkingen leidde.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser weliswaar per 16 januari 2018, dus binnen de (nieuwe) vijfjaarstermijn, zijn arbeidsvermogen is verloren, maar dit was vanwege zijn psychische problematiek. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen volgt namelijk dat zij het verlies van het arbeidsvermogen baseren op de brief van de huisarts van 10 mei 2018 waaruit toegenomen psychisch en psychiatrisch lijden blijkt. Zoals echter volgt uit 9.1 is het gegeven dat eiser zijn arbeidsvermogen is verloren als gevolg van psychische problematiek voor de beoordeling in het kader van artikel 1:1a, eerste lid aanhef en onder b, van de Wajong niet relevant.
9.3.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat eiser op 5 oktober 2016 of in de vijf jaren daarna duurzaam zijn arbeidsvermogen is verloren als gevolg van de andere ziekteoorzaak (de voetklachten). Uit het besluit van 27 september 2017 in de procedure over het ziekengeld volgt namelijk dat eiser – ondanks de beperkingen als gevolg van voetklachten – meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Hij is per 5 november 2017 hersteld gemeld voor zijn voetklachten. Verder is van belang dat de (primaire) verzekeringsarts in zijn rapport van 5 april 2024 schrijft dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 september 2017 geen aanleiding geeft dat eiser geen benutbare mogelijkheden had en niet in staat was om tenminste vier uur per dag belastbaar te zijn of gedurende een periode van tenminste een uur onafgebroken te werken. De arbeidsdeskundige vult dit in zijn rapport van 9 april 2024 aan door vast te stellen dat eiser tijdens de EZWbbeschikte over basale werknemersvaardigheden en een taak kon vervullen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat eiser duurzaam zijn arbeidsvermogen op 5 oktober 2016 of in de vijf jaren daarna is verloren als gevolg van de andere ziekteoorzaak. Eiser heeft geen (medische) informatie overgelegd waaruit het tegendeel blijkt, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat omdat sprake is van een laattijdige aanvraag de bewijslast (en het bewijsrisico) bij eiser ligt. [6] Voor zover eiser heeft betoogd dat de EZWb dan wel de FML van 7 september 2019 onjuist is geweest, omdat er ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen in de rubrieken sociaal en persoonlijk functioneren, oordeelt de rechtbank dat dat betoog niet slaagt. Het besluit van 27 september 2017, waarin is besloten tot beëindiging van het ziekengeld staat namelijk in rechte vast.
9.4.
In aanvulling op het voorgaande merkt de rechtbank (ten overvloede) nog op dat het UWV in het verweerschrift terecht heeft gesteld dat, ook al zou worden aangenomen dat eiser zijn arbeidsvermogen per 5 oktober 2016 zou zijn verloren, dit slechts tijdelijk was omdat hij nadien hersteld is gemeld en voldeed aan de criteria voor het aannemen van arbeidsvermogen. Van een situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet meer konden ontwikkelen, is dan ook geen sprake geweest.
9.5.
Het voorgaande betekent dat eiser ook op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wajong, niet is aan te merken als jonggehandicapte en niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek kent. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Maar de rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Het UWV heeft immers wel terecht eisers aanvraag voor een Wajong-uitkering afgewezen. Dat betekent dat er voor eiser niets verandert.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 12 juni 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Hollebrandse, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Kouwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Waar in deze uitspraak ziekte wordt genoemd, wordt bedoeld: ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling.
3.CRvB 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018.
4.CRvB 8 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:20.
5.CRvB 18 oktober 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1974.
6.Zie bijvoorbeeld CRvB 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:581.