ECLI:NL:RBGEL:2025:9161

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
539418924
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere aanrandingen van kinderen en indringend seksueel benaderen

Op 30 oktober 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere seksuele delicten tegen kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie aanrandingen van kinderen jonger dan twaalf jaar en aan het indringend seksueel benaderen van twaalf kinderen onder de zestien jaar. De feiten vonden plaats tussen 25 september en 7 december 2024 in Zutphen en Schalkhaar. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het betasten van de schaamstreek van de slachtoffers en heeft hen seksueel indringend benaderd door hen vragen te stellen over hun ondergoed en seksuele ervaringen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en het hoge recidivegevaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische stoornissen van de verdachte, waaronder een pedofiele stoornis, en de impact van zijn daden op de slachtoffers en hun families. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van het bewijs en de verklaringen van de slachtoffers, die consistent en geloofwaardig werden bevonden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/394189-24, 05/138249-25 (gev. ttz), 08/227747-21 (tul) en 08/253937-22 (tul)
Datum uitspraak : 30 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats] ,
op dit moment ingeschreven en gedetineerd aan de [adres 1] PB in [plaats 1] (P.I. [plaats 1] ).
raadsvrouw: mr. M. van der Steeg, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging onder parketnummer 05/394189-24, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2024 te Zutphen, met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2019, een of meer seksuele handelingen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft verricht, te weten
- het brengen van zijn vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] ,
en welke verkrachting werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of houden en/of
- de jurk van die [slachtoffer 1] omhoog te doen en/of de onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden te doen/trekken en/of
- voornoemde ontuchtige/seksuele handelingen onverhoeds te verrichten en/of die [slachtoffer 1] hiermee te overrompelen en/of
- misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 1] en/of
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 oktober 2024 te Zutphen, met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2019, een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het betasten van de schaamstreek van die [slachtoffer 1] ,
en welke aanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of houden en/of
- de jurk van die [slachtoffer 1] omhoog te doen en/of de onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden te doen/trekken en/of
- voornoemde ontuchtige/seksuele handelingen onverhoeds te verrichten en/of die [slachtoffer 1] hiermee te overrompelen en/of
- misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 1] en/of
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 7 december 2024 te Zutphen, met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014, een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2024 tot en met 7 december 2024 te Schalkhaar (gemeente Deventer] en/of Zutphen, althans in Nederland, meermaals, althans eenmaal één of meerdere kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 5] 2015 en/of
- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 6] 2016 en/of
- [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum 7] 2015 en/of
- [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedatum 8] 2015 en/of
- [slachtoffer 7] , geboren op [geboortedatum 9] 2015 en/of
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2019 en/of
- [slachtoffer 8] , geboren op [geboortedatum 4] 2016 en/of
- [slachtoffer 9] , geboren op [geboortedatum 10] 2017 en/of
- [slachtoffer 10] , geboren op [geboortedatum 11] 2017 en/of
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 en/of
- [slachtoffer 11] , geboren op [geboortedatum 12] 2015 en/of
- [slachtoffer 12] , geboren op [geboortedatum 13] 2019 en/of
- [slachtoffer 13] , geboren op [geboortedatum 14] 2018,
indringend mondeling en/of schriftelijk seksueel heeft benaderd op een wijze die schadelijk te achten was voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, door
- aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te vragen welke kleur onderbroek zij droegen en/of zij een roze onderbroek droegen en/of zij hun onderbroek zouden willen laten zien en/of zij zijn, verdachtes, onderbroek wilden zien en/of zij wilden zien wat hij, verdachte, in zijn onderbroek had, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 5] te vragen of zij een vriendje had en/of zij wel eens een piemel had gezien en/of zij zijn, verdachtes, piemel wilde zien, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te vragen of zij wel eens hadden gezoend/gekust en/of zij wilden kussen en/of zij een vriendje hadden en/of welke kleur onderbroek zij droegen en/of zij een topje onder hun kleren droegen en/of zij hun trui uit wilden doen en/of hij, verdachte, hun topje en/of onderbroek mocht zien, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 8] te vragen of die [slachtoffer 8] aan de vagina van die [slachtoffer 1] wilde zitten, althans woorden gelijke aard en/of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 2] te vragen of zij hun onderbroek wilden laten zien in ruil voor Pokémonkaarten en/of hoe oud zij waren en/of hij, verdachte, hen mocht optillen en/of te zeggen dat als zij hun onderbroek zouden laten zien, hij, verdachte, ook zijn onderbroek zou laten zien, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 11] te vragen “Mag ik je onderbroekje zien?” en/of "Heb je een plasser?” en/of “Heb je een keer een piemel gezien?” en/of "Wil je mijn piemel zien?”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] te vragen of hij, verdachte, hun onderbroek mocht zien in ruil voor Pokémonkaarten en/of hij, verdachte, zijn piemel mocht laten zien en/of zij zijn, verdachtes, piemel wilden zien, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 12 oktober 2024 te Zutphen, één of meerdere kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren te weten
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 15] 2019 en/of
- [slachtoffer 8] , geboren op [geboortedatum 4] 2016
getuige heeft doen zijn van een handeling en/of een visuele weergave van seksuele aard en/of met een onmiskenbaar seksuele strekking op een wijze die schadelijk te achten was voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, door het tonen van zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel.
Aan verdachte is onder parketnummer 05/138249-25 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 oktober 2024 te Bathmen , althans in Nederland, met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 14] , geboren op [geboortedatum 16] 2015, een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- meermalen, althans eenmaal betasten van de (onder)buik en/of schaamstreek van die [slachtoffer 14] ,
en welke aanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- meermalen, althans eenmaal zijn, verdachtes, hand/vinger(s) in de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 14] te doen/steken en/of
- voornoemde ontuchtige/seksuele handelingen onverhoeds te verrichten en/of die [slachtoffer 14] hiermee te overrompelen en/of
- misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 14] en/of
- voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 14] .

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Inleidende opmerkingen
De rechtbank zal voor de leesbaarheid van het vonnis beginnen met de overwegingen ten aanzien van parketnummer 05/138249-25 en zal vervolgens onder parketnummer 05/394189-24 feit 3, met uitzondering van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] , en feit 2 bespreken. Tot slot zal de rechtbank de feiten 1, 3 voor zover dit betrekking heeft op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 8] , en feit 4 bespreken.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank het volgende voorop. Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken en kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de (gestelde) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Veelal is het ook zo dat de (belastende) verklaring van het vermeende slachtoffer lijnrecht tegenover de (ontkennende) verklaring van de verdachte staat. Getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Ook in deze zaak is dit het geval.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige verklaarde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (zie in dit verband ook de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, o.a. ECLI:NL:HR:2020:637).
Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Tussen de verklaringen van het vermeende slachtoffer en het overige bewijsmateriaal mag niet een te ver verwijderd verband bestaan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Parketnummer 05/138249-25 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van een seksuele handeling. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte [slachtoffer 14] (hierna: [slachtoffer 14] ) heeft betast. Betasten is meer dan een snelle, vluchtige en oppervlakkige beweging. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte geen opzet had op het gebruik van dwang, geweld of bedreiging. Verdachte wilde enkel een spin wegvegen.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten kregen op 6 oktober 2024 melding van een aanranding gepleegd in Bathmen . Zij gingen naar de woning van de melder en spraken daar met moeder [naam 1] en [slachtoffer 14] . [slachtoffer 14] vertelde verbalisanten dat er een onbekende man op de fiets aankwam bij het bosperceel bij het Anne van Burenplein in Bathmen . De man zei tegen [slachtoffer 14] dat er een spin in haar broek was gekropen. De man zei dat hij deze spin wilde weghalen. De man stopte zijn hand in haar broek. [slachtoffer 14] zei tegen de man “hou op niet doen”. [slachtoffer 14] sloeg de man van zich af. De man had zijn hand via de bovenkant van haar broeksriem naar binnen gestoken. De broek en onderbroek van [slachtoffer 14] zijn door [slachtoffer 14] in een plastic zak en vervolgens in een breathable bag gestopt. [2]
[naam 1] deed namens [slachtoffer 14] , geboren op [geboortedatum 16] 2015, aangifte van aanranding gepleegd op 6 oktober 2024 in Bathmen . [slachtoffer 14] vertelde [naam 1] dat zij en haar broertje werden aangesproken door een man op de fiets toen zij hutten aan het bouwen waren in de bosjes. De man zei tegen [slachtoffer 14] dat zij een spinnetje op haar been had. [slachtoffer 14] zei van niet, maar de man zei dat hij de spin zou weghalen. Hij deed toen zijn hand in haar broek. [slachtoffer 14] duwde de man weg en gaf hem een klap tegen zijn schouders. [3]
[naam 1] heeft een gesprek tussen haar en [slachtoffer 14] opgenomen. Dit gesprek is uitgewerkt door de politie. In de geluidsopname hoorde verbalisant [slachtoffer 14] het volgende – zakelijk weergegeven – zeggen. Haar broertje [naam 2] liep zo’n tien stappen voor [slachtoffer 14] uit. Zij kwamen toen in het bosje een man tegen met een fiets. De man moest afstappen om langs [slachtoffer 14] heen te gaan, want ze bevonden zich op een dun paadje. De man vroeg aan [slachtoffer 14] en haar broertje of zij aan het spelen waren en of zij broers en zussen waren. Toen [slachtoffer 14] en haar broertje verder wilden gaan, zei de man “je hebt daar een spinnetje”. [slachtoffer 14] zag niets en zei “oh dat maakt niet uit”. Toen zei de man dat hij hem wel even weg zou halen. [slachtoffer 14] zei dat dit niet hoefde en dat de man gewoon rechtdoor kon gaan. Toen hield hij zijn hand in haar broek, maar niet ver bij het randje. [slachtoffer 14] sloeg de man en schreeuwde dat hij weg moest gaan. [slachtoffer 14] zag nergens een spinnetje. [slachtoffer 14] vond het irritant en wist niet goed wat zij moest doen. Toen dacht zij “dan sla ik hem maar en ga ik schreeuwen”. Dit werkte ook. [4]
[slachtoffer 14] verklaarde tijdens een studioverhoor bij de politie dat de man met zijn hand in haar broek ging. Eerst een klein stukje en toen ging hij verder. [slachtoffer 14] zei dat de man moest stoppen, maar toen ging hij juist verder. Hij ging met zijn hand een stukje onder haar onderbroek. De hand kwam net iets boven het spleetje van haar vagina. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 6 oktober 2024 [slachtoffer 14] en haar broertje is tegengekomen op een smal paadje aan een bosrand in Bathmen . [6]
Van de rand aan de voorzijde aan de binnenkant van de onderbroek van [slachtoffer 14] werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering (AAQV1949NL#01) is een Y-chromosomaal (‘mannelijk’) DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit profiel. Het DNA-profiel uit de bemonstering is 10-100 keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte of een man in de vaderlijke lijn van verdachte de donor is dan wanneer dit niet zo is. [7] De rechtbank concludeert hieruit, in combinatie met de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een deel van het mannelijke celmateriaal op de rand aan de voorzijde aan de binnenkant van de onderbroek. De rechtbank neemt bij het trekken van deze conclusie in acht dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor betrokkenheid van een man in de vaderlijke lijn van verdachte.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat er een insect of spinnetje op de broek van [slachtoffer 14] zat en dat hij deze heeft weggeveegd. [slachtoffer 14] zou daarbij in paniek zijn geweest vanwege het spinnetje. Een verklaring voor het aantreffen van zijn DNA op de binnenkant van de onderbroek heeft verdachte niet. De verklaring van verdachte dat hij een spinnetje op de broek van [slachtoffer 14] heeft weggeveegd, acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op de aangifte, de opname van het gesprek met [slachtoffer 14] en het aangetroffen DNA van verdachte op de binnenkant van de onderbroek. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 14] geloofwaardig nu deze wordt ondersteund door het aangetroffen DNA op de binnenzijde van de onderbroek.
De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte met zijn hand in de broek en in de onderbroek van [slachtoffer 14] is gegaan en vervolgens – nadat [slachtoffer 14] had gezegd dat verdachte moest stoppen – verder met zijn hand in de onderbroek is gegaan. Anders dan door de verdediging bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 14] wel degelijk heeft betast en dus met [slachtoffer 14] een seksuele handeling heeft verricht. Het gaat immers om meer dan een enkele snelle beweging.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van dwang. [slachtoffer 14] heeft geprotesteerd, maar toch is verdachte verder met zijn hand in de onderbroek gegaan. Hij heeft de verbale en fysieke weerstand van [slachtoffer 14] genegeerd. Verdachte heeft hiermee misbruik gemaakt van zijn fysieke overwicht.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, te weten: het aanranden van [slachtoffer 14] door het betasten van de onderbuik en schaamstreek van [slachtoffer 14] , en welke aanranding werd voorafgegaan door en vergezeld ging van dwang.
Parketnummer 05/394189-24 [8]
Zaken en namen kinderen
Het procesdossier is onderverdeeld in zeven zaken. Het gaat om de volgende zaken en kinderen:
  • zaak 1:
  • zaak 2:
  • zaak 3:
  • zaak 4:
  • zaak 5:
  • zaak 6:
  • zaak 7:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder feit 1 primair, feiten 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft het volgende aangevoerd:
  • feit 1: er is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verklaringen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] zijn onbetrouwbaar. Wat er is gebeurd op 12 oktober 2024 is gedurende enkele dagen binnen het gezin onderwerp van gesprek geweest. Onderlinge beïnvloeding is hierdoor niet uit te sluiten en ligt zelfs zeer voor de hand. Gelet op de jonge leeftijd van de kinderen zijn zij zeer beïnvloedbaar. Ten tweede verschillen de verklaringen van de kinderen op meerdere onderdelen van elkaar.
  • feit 2: er is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte ontkent niet dat hij het meisje heeft opgetild, wel dat hij de billen van het meisje heeft betast. De verklaring van [slachtoffer 2] is summier, niet feitelijk en niet gedetailleerd. Subsidiair heeft verdachte mogelijk de billen aangeraakt, maar dit valt niet onder het begrip “betasten”. Er is geen sprake van een seksuele handeling;
  • feit 3: de raadsvrouw refereert zich naar aanleiding van de zaken 1, 2 3, 5, 6 en 7 aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de ten laste gelegde gedragingen. Ten aanzien van zaak 4 ( [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] ) is sprake van onvoldoende bewijs voor de verweten gedragingen. Er is in alle zaken geen bewijs voor het bestanddeel “indringend”. De ontmoetingen tussen verdachte en de kinderen waren van korte duur en vonden plaats in de openbare ruimte. De kinderen hadden de kans om weg te lopen. Als de kinderen “nee” zeiden, dan liep verdachte weg;
  • feit 4: er is sprake van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Alleen [slachtoffer 8] verklaart over het tonen van het geslachtsdeel door verdachte. Op basis van deze enkele getuigenverklaring kan geen veroordeling volgen. Daarnaast mag het verband tussen de getuigenverklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal niet te ver verwijderd zijn. Het broertje ( [slachtoffer 8] ) verklaart dat hij het niet heeft gezien. Dit is een contra-indicatie voor de bewezenverklaring.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 3
Zaak 1, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
[slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 5] 2015, vertelde aan haar moeder dat zij en [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 6] 2016 [9] , op 25 september 2024 in de speeltuin aan de Koningin Julianaweg in Schalkhaar werden benaderd door een jongen. Deze jongen vroeg naar de leeftijd van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Daarna vroeg de jongen of zij een roze onderbroek droegen. Toen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zeiden dat dit niet zo was, vroeg hij welke kleur hun onderbroek dan was en of zij hun onderbroek wilden laten zien. Ook vroeg hij of [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn onderbroek wilden zien. Dit wilden zij niet, waarop [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wegliepen. Het ging om een blanke man, begin 20 met zwarte pet en jas en een fiets. De man zou mogelijk een rugzak dragen. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de jongen was die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aangesproken heeft. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij heeft gevraagd of zij een roze onderbroek aanhadden, welke kleur onderbroek zij dan aanhadden, of zij hun onderbroek wilden laten zien en of zij zijn onderbroek wilden zien. [11]
Zaak 2, [slachtoffer 5]
, geboren op [geboortedatum 7] 2015, werd op 9 oktober 2024 aangesproken door een jongen toen zij haar hond aan het uitlaten was op de Bakkerskamp in Schalkhaar . De jongen vroeg naar de hond en bleef vragen stellen. Toen [slachtoffer 5] weg wilde lopen, versperde de jongen na 50 meter de weg en kon [slachtoffer 5] niet verder lopen. De jongen vroeg haar of ze een vriendje had. Daarna vroeg hij of zij wel eens een piemel had gezien en of zij zijn piemel wilde zien. Toen de jongen dichterbij kwam, viel de hond naar hem uit en fietste de jongen weg. Het ging om een blanke jongen, 16 jaar, ongeveer 2 meter lang met donker haar, zwarte trainingsbroek en zwarte hoodie. De fiets was zwart gekleurd. Daarnaast had hij een boodschappentas van een winkel bij zich. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de jongen was die [slachtoffer 5] heeft aangesproken. Hij heeft gevraagd of zij een vriendje had en of zij wel eens een piemel heeft gezien. Ook heeft hij gevraagd of zij zijn piemel wilde zien. [13]
Zaak 3, [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7]
[slachtoffer 6] , geboren op [geboortedatum 8] 2015, vertelde bij thuiskomst aan haar moeder dat zij zich samen met [slachtoffer 7] op 9 oktober 2024 bevond aan het Groot Wielens in Schalkhaar . Zij werden aangesproken door een man die hen rare vragen stelde. Zo vroeg hij of zij een topje onder de kleren droegen en of hij die mocht zien, of zij hun trui uit wilden doen zodat hij het topje kon zien, welke kleur onderbroek zij droegen en of hij deze ook mocht zien, of ze een vriendje hadden gehad en of zij ooit gezoend hadden. De man zei dat hij een zusje heeft en dat zij het fijn vindt als ze gepord wordt. [slachtoffer 6] wees daarbij in de richting van haar vagina, dat de jongen dit lichaamsdeel bedoelde. Ook vroeg hij of [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] het fijn vinden om gepord te worden en of hij hen ook mocht porren. [slachtoffer 6] vertelde dat de jongen een zwarte joggingsbroek van het merk Nike of Puma droeg. Hij droeg verder een zwarte jas, hij had bruin haar en een bobbelige baard, vermoedelijk stoppels. Ook droeg hij een zwarte pet van Nike of Puma en witte schoenen. Hij fietste op een zwarte fiets met voorop een bagagedrager. Op deze bagagedrager lag een tas van de Lidl. [14]
[slachtoffer 7] , geboren op [geboortedatum 9] 2015, vertelde aan haar vader dat zij op 9 oktober 2024 met [slachtoffer 6] in de buurt van het Groot Wielens in Schalkhaar was. Er kwam een man aan fietsen op een zwarte fiets en hij droeg een Lidl-tas bij zich. Hij droeg een zwarte joggingsbroek en had een zwarte pet op. Al zijn kleding was zwart, behalve zijn schoenen. De schoenen waren wit van kleur. De jongen vroeg of zij een vriendje hadden, hoe oud zij waren en welke kleur hun onderbroek had. [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] zeiden tegen de man welke kleur hun ondergoed had. Daarop vroeg de man of hij hun onderbroek mocht zien. Ook vroeg de man of hij hun topje mocht zien. De man vroeg vervolgens of zij ooit iemand hadden gekust. Toen zij antwoordden dat dit niet het geval was, vroeg de man of zij wilden kussen. Toen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] “nee” zeiden en [slachtoffer 7] vroeg of hij dit niet met iemand van zijn gezin kon doen, vertelde de man dat hij een zusje had. [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de man was die [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft aangesproken en hen vragen heeft gesteld naar hun onderbroek en topje en of zij wel eens iemand hadden gekust. [16]
Zaak 5, [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 2]
[slachtoffer 9] , geboren op [geboortedatum 10] 2017, was op 7 december 2024 samen met [slachtoffer 10] , geboren op [geboortedatum 11] 2017 [17] , en [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 [18] , buiten aan het spelen bij de natuurspeelplaats aan het Zwanenvlot in Zutphen. [slachtoffer 9] vertelde zijn ouders toen hij terug kwam dat een man met een zwarte pet Pokémonkaarten had. De man vertelde aan de kinderen dat hij deze kaarten had en stelde vervolgens vragen over de onderbroeken van [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 2] . De man vroeg naar hun leeftijd en vroeg hoe hun onderbroeken eruit zagen. De man vroeg ook of zij hun onderbroek wilden laten zien. Zij zouden dan Pokémonkaarten krijgen. Daarbij had de man gezegd “dat is toch een goede deal?” De man liep na enige tijd met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 10] naar de bosjes. [slachtoffer 9] liep langs de fiets van de man. De fiets had een krom stuur, dunne banden, was donker blauw of zwart van kleur en er zat een rekje voor op de fiets. De man droeg een zwarte pet, zwarte kleding, zwarte joggingsbroek en zwarte schoenen. Verder stond er op het rekje een zwarte tas. [19]
Verbalisant ging op 7 december 2024 naar de woning aan het [adres 2] in Zutphen. Daar sprak verbalisant met [slachtoffer 10] . Zij vertelde dat er een man naar hen toe was gekomen die zei dat hij hen Pokémonkaarten wilde geven, maar dat zij dan hun onderbroek moesten laten zien. De man zei verder tegen hen dat als zij hun onderbroek lieten zien, dat hij zijn onderbroek zou laten zien en zijn broek zou laten zakken. [20]
[slachtoffer 10] verklaarde tijdens een studioverhoor dat zij aan het spelen was met [slachtoffer 9] en [slachtoffer 2] toen er een man kwam die vroeg of zij Pokémonkaarten wilden. Dat wilden zij wel, maar dan moesten ze een opdracht doen, te weten: het laten zien van hun onderbroek. Toen [slachtoffer 10] het kaartje van haar onderbroek goed deed, gaf de man haar een Pokémonkaart. De Pokémonkaarten zaten in een zakje. Ook zei de man dat zij hun onderbroek moesten laten zien en dat hij dan zijn broek en onderbroek omlaag zou trekken. De man had een zwarte broek aan met zwarte sokken en schoenen en een zwarte fiets. Ook droeg hij een zwart shirt. [slachtoffer 10] dacht dat de man ook een pet droeg. De fiets had een bagagedrager en aan de voorkant zat iets waar je spullen op kon zetten. [21]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 7 december 2024 in Zutphen [slachtoffer 9] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 10] heeft aangesproken. Hij heeft hen naar de kleur van hun onderbroek gevraagd en gevraagd of zij hun onderbroek wilden laten zien en ook of zij zijn onderbroek wilden zien. Ook heeft hij twee kinderen Pokémonkaarten gegeven. [22]
Zaak 6, [slachtoffer 11]
[naam 3] verklaarde dat zijn dochter [slachtoffer 11] , geboren op [geboortedatum 12] 2015 [23] , op 7 december 2024 thuis kwam en iets zei over een man die haar onderbroek wilde zien en vroeg of zij zijn piemel wilde zien. Dit was gebeurd bij een bruggetje tussen De Moesmate en de Braamkamp in Zutphen. Bij de natuurspeeltuin aan het Zwanenvlot kwamen [slachtoffer 11] , zijn buurman en [slachtoffer 11] twee politieagenten tegen. [slachtoffer 11] hoorde [slachtoffer 11] tegen de politieagent zeggen dat er een man op een fiets naar haar toe kwam toen zij bij het bruggetje aan het spelen was. De man vroeg of hij [slachtoffer 11] ’s onderbroekje mocht zien, of zij Pokémonkaarten wilde, of zij een plasser had, of ze wel eens een piemel had gezien en of zij zijn piemel wilde zien. [slachtoffer 11] vertelde dat de man een zwarte pet droeg, bruine haren en ogen had, zwarte kleding en een zwarte fiets. Voorop zijn fiets lag een tas. De man had Pokémonkaarten in een zakje bij zich. [24]
Tijdens een studioverhoor op 16 december 2024 verklaarde [slachtoffer 11] dat een man tegen haar begon te praten. Hij vroeg naar de kleur van haar onderbroek en vroeg of zij wel eens een piemel had gezien en of zij zijn piemel wilde zien. Hij zei, toen hij vroeg of hij [slachtoffer 11] ’s onderbroek mocht zien, “wat jammer, dat doe ik ook altijd met m’n zusje”. [25]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 11] op 7 december 2024 heeft benaderd. Hij droeg zwarte kleding, een zwarte pet en had een zwarte tas. Hij heeft de vragen gesteld waarover [slachtoffer 11] tegen de verbalisanten en tijdens het studioverhoor heeft verklaard. [26]
Zaak 7, [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13]
Verbalisanten kwamen op 7 december 2024 bij de woning aan de [adres 3] in Zutphen. Zij hoorden bewoner [naam 4] verklaren dat haar kleindochter [slachtoffer 12] , geboren op [geboortedatum 13] 2019, samen met een vriendinnetje voor de woning aan het spelen was toen er een man op de fiets aankwam. De man sprak de meiden aan en vroeg aan de meiden of zij hun ondergoed wilden laten zien in ruil voor Pokémonkaarten. Ook wilde de man zijn geslachtsdeel aan de meiden laten zien. [naam 4] zag de man op haar videodeurbelcamera langsfietsen. Het ging om een man met zwarte kleding (broek, jas en pet) en een fiets met voorop een rekje waar een zwarte tas in zat. [27]
[naam 5] verklaarde dat toen [slachtoffer 13] , geboren op [geboortedatum 14] 2018, thuis kwam [slachtoffer 13] haar vertelde dat de jongen zijn piemel wilde laten zien. [28]
Verdachte heeft verklaard dat hij de man was die [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] heeft aangesproken. Hij heeft gevraagd of zij hun ondergoed wilden laten zien in ruil voor Pokémonkaarten. Ook heeft hij gevraagd of zij zijn piemel wilden zien. [29]
Tussenconclusie
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte aan/tegen de hierna genoemde kinderen het volgende heeft gevraagd/gezegd:
  • aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] welke kleur onderbroek zij droegen, of zij een roze onderbroek droegen, of zij hun onderbroek zouden willen laten zien, of zij verdachtes onderbroek wilden zien en of zij wilden zien wat hij in zijn onderbroek had;
  • aan [slachtoffer 5] of zij een vriendje had, of zij wel eens een piemel had gezien en of zij verdachtes piemel wilde zien;
  • aan [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] of zij wel eens hadden gekust, of zij wilden kussen, of zij een vriendje hadden, welke kleur onderbroek zij droegen, of zij een topje onder hun kleren droegen, of zij hun trui uit wilden doen en of hij hun topje en onderbroek mocht zien;
  • aan [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 2] of zij hun onderbroek wilden laten zien in ruil voor Pokémonkaarten;
  • aan [slachtoffer 10] en [slachtoffer 2] of verdachte hen mocht optillen en dat als zij hun onderbroek zouden laten zien, hij zijn onderbroek ook zou laten zien;
  • aan [slachtoffer 11] of verdachte haar onderbroekje mocht zien, of zij een plasser had, of zij een keer een piemel heeft gezien en of zij verdachtes piemel wilde zien;
  • aan [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] of verdachte hun onderbroek mocht zien in ruil voor Pokémonkaarten, of verdachte zijn piemel mocht laten zien en of zij verdachtes piemel wilden zien.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat alle kinderen jonger dan zestien jaren waren.
De rechtbank is van oordeel dat in alle hiervoor genoemde gevallen sprake is van het indringend seksueel benaderen van de kinderen en overweegt hiertoe als volgt.
In artikel 251 lid 1 aanhef en onder a Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt het indringend mondeling of schriftelijk seksueel benaderen van een kind beneden de leeftijd van zestien jaren strafbaar gesteld. Het betreft gedrag waarbij kinderen op indringende en niet leeftijdsconforme wijze, offline of online, worden benaderd voor seksuele doelen. Met het bestanddeel ‘seksueel benaderen’ wordt tot uitdrukking gebracht dat het dient te gaan om benadering van seksuele aard. Het bestanddeel ‘indringend’ vereist dat voor strafbaarheid de seksuele benadering een bepaalde intensiteit moet hebben. Bij de beoordeling van de indringendheid van de seksuele benadering kunnen de duur en frequentie van het contact een factor van betekenis zijn, maar dit hoeft niet altijd het geval te zijn.
Verdachte, een volwassen man, stapte op straat en in een speeltuin op kinderen af met een leeftijd tussen de 5 jaar en 9 jaar. Gelet op het leeftijdsverschil tussen verdachte en deze kinderen is sprake van een fysieke overmacht van verdachte. Het afstappen van verdachte op de spelende kinderen acht de rechtbank naar haar uiterlijke verschijningsvormen dan ook indringend. De vragen naar de kleur van onderbroeken, naar het willen laten zien van onderbroeken en topjes, naar het willen laten zien van zijn piemel, naar de vraag of de kinderen al wel eens een piemel hadden gezien, naar het al dan niet hebben van en vriendje of al eens te hebben gekust en naar het hebben van een plasser, acht de rechtbank een benadering van seksuele aard. Ondanks dat de duur en frequentie van het contact per aangesproken kind/kinderen relatief kort was, doet dit naar oordeel van de rechtbank niet af aan de intensiteit van het afstappen op de kinderen en het overvallen van de kinderen door het stellen van de seksueel getinte vragen van verdachte.
Tussenconclusie feit 3 ten aanzien van de kinderen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het indringend mondeling seksueel benaderen op een wijze die schadelijk te achten was voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren in een periode van 25 september 2024 tot en met 7 december 2024 in Schalkhaar en Zutphen.
Feit 2
[naam 6] verklaarde dat haar dochter [slachtoffer 2] niet wilde praten over hetgeen er in de speeltuin aan het Zwanenvlot in Zutphen was gebeurd op 7 december 2024. Wel vertelde [slachtoffer 2] [naam 6] dat zij Pokémonkaarten had gekregen. Het ging om drie of vier Pokémonkaarten. Toen [naam 6] op [geboortedatum 4] 2024 tegen [slachtoffer 2] zei dat zij naar de politie ging en dat zij daar beelden te zien kreeg, zei [slachtoffer 2] dat de man haar heeft opgetild. Op de vraag of de man aan haar privéplekken heeft gezeten, antwoordde [slachtoffer 2] “ja, aan mijn billen”. [naam 6] werden camerabeelden getoond, zij herkende [slachtoffer 2] aan haar loopje. [slachtoffer 2] was het meisje met de witte/roze trui. [30]
[slachtoffer 10] verklaarde dat de man aan haar en [slachtoffer 2] vroeg of hij hen mocht optillen. De man pakte [slachtoffer 2] op bij haar billen en tilde haar toen omhoog. Dit deed hij meerdere keren. [slachtoffer 2] kreeg daarom ook meer Pokémonkaarten dan [slachtoffer 10] . Voordat hij [slachtoffer 2] optilde, zei hij dat hij dat ook bij zijn zusje deed. [slachtoffer 10] liet tijdens het verhoor met behulp van een beertje zien hoe verdachte [slachtoffer 2] optilde. Verbalisant zag dat één hand aan de zijkant en één hand een beetje bij de billen lag toen [slachtoffer 10] voordeed hoe [slachtoffer 2] werd opgetild door de man. [31]
Verbalisant bekeek de camerabeelden van het incident aan het Zwanenvlot in Zutphen. Op bestand “fragment 7-12-2024, 14_28_30.mp4” zag verbalisant dat een kind met een witte jas een stukje een bosschage inliep, een jongen naar haar toeliep en dat de jongen haar optilde. Hij tilde haar helemaal omhoog. Vervolgens was er veel beweging tussen de jongen en het kind met de witte jas. De jongen tilde het kind met de witte jas nogmaals omhoog en hield haar ongeveer 7 seconden omhoog. [32]
Verdachte heeft verklaard dat hij de man op de beelden is en dat hij [slachtoffer 2] meerdere keren heeft opgetild. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij Pokémonkaarten aan de kinderen heeft gegeven, de meeste aan het meisje dat hij heeft opgetild. [33]
De rechtbank stelt op basis van de voorgaande bewijsmiddelen vast dat verdachte [slachtoffer 2] meerdere keren heeft opgetild. Daarnaast stelt de rechtbank op basis van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 10] vast dat [slachtoffer 10] één Pokémonkaart en [slachtoffer 2] meerdere Pokémonkaarten heeft gekregen van verdachte. De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 2] niet bij haar billen heeft vastgepakt, volgt de rechtbank niet. [slachtoffer 10] heeft op gedetailleerde wijze voorgedaan hoe [slachtoffer 2] door verdachte werd opgetild. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] tegen haar moeder gezegd dat verdachte haar bij haar billen heeft aangeraakt. Beide verklaringen worden ondersteund door camerabeelden, waarop te zien is dat [slachtoffer 2] meerdere keren wordt opgetild. Daarnaast acht de rechtbank het feit dat [slachtoffer 2] meer Pokémonkaarten heeft gekregen dan [slachtoffer 10] ook bijdragend aan de overtuiging. [slachtoffer 10] heeft zich namelijk niet laten optillen en [slachtoffer 2] wel. De rechtbank stelt aldus vast dat verdachte [slachtoffer 2] meerdere malen bij de billen heeft betast.
Het subsidiaire verweer van de verdediging, te weten dat het betasten van de billen geen ontuchtige handeling is, volgt de rechtbank evenmin. Voorafgaand aan het betasten van de billen stelt verdachte vragen over de onderbroeken van [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 2] . Ook maakte verdachte opmerkingen over het laten zien van zijn onderbroek. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 2] niet slechts eenmaal opgetild. Hij heeft haar meermalen en ook gedurende enige tijd omhoog getild. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze omstandigheden, het optillen en daarmee het betasten van de billen moet worden aangemerkt als van seksuele aard.
Tussenconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 en dus beneden de leeftijd van twaalf jaren, heeft aangerand door haar billen te betasten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8]
, geboren op [geboortedatum 3] 2019, en haar broer [slachtoffer 8] kwamen op 12 oktober 2024 thuis nadat zij bij het speeltuintje naast hun woning aan de [adres 4] in Zutphen waren geweest. [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] vertelden hun moeder dat er een rare jongen was. Later sprak vader met [slachtoffer 8] . [slachtoffer 8] vertelde hem dat er een rare jongen was die allemaal vragen stelde over de vagina. Hij vroeg ook of [slachtoffer 8] aan de vagina van [slachtoffer 8] wilde zitten. Die jongen had er ook aan gezeten. De jongen droeg zwarte kleding en witte schoenen. [slachtoffer 8] zei tegen haar vader dat hij “gewoon hier” zat, waarbij zij naar haar vagina wees en met de bovenkant van haar hand over haar vagina wreef. Op 15 oktober 2024 sprak moeder met [slachtoffer 8] . [slachtoffer 8] zei dat de jongen aan haar vagina wilde komen en dat hij dit ook had gedaan. Hij had haar ook gekieteld. [slachtoffer 8] deed aan haar moeder voor hoe de jongen dit had gedaan. Verbalisant ziet dat moeder deze beweging nadoet door met de hand naar voren met de handpalm naar boven en de vingers een kietel beweging te maken. Bij dat voordoen aan haar moeder deed [slachtoffer 8] haar hemd naar boven en broek en onderbroek naar beneden tot onder de billen. Moeder kon haar vagina toen zien. [slachtoffer 8] zei dat de jongen haar had aangeraakt, maar geen pijn had gedaan. Toen moeder aan [slachtoffer 8] vroeg of zij de piemel van de jongen had gezien, antwoordde [slachtoffer 8] “Ja, maar ik mocht die niet aanraken, maar dat is niet eerlijk hè mama”. Later sprak moeder met [slachtoffer 8] . Die vertelde dat de man aan de vagina van [slachtoffer 8] heeft gezeten. [slachtoffer 8] deed voor hoe de jongen dat deed. De jongen zat op één knie en met zijn gezicht naar het gezicht van [slachtoffer 8] . Het gebeurde op 12 oktober 2024 tussen 16:30 uur en 17:30 uur. [34]
[slachtoffer 8] verklaarde tijdens een studioverhoor dat er een jongen was die heel stout was. Hij kwam hier, gewoon zo ( [slachtoffer 8] wil op dat moment in het verhoor haar onderbroek naar beneden doen) en het was helemaal bloot. Het was echt niet fijn en het kietelde heel erg. Het was heel dichtbij een speeltuintje. De jongen gaf [slachtoffer 8] een tikje op het hoofd. De jongen hield [slachtoffer 8] in haar zij vast. Zij wilde naar huis, maar het lukte niet. [slachtoffer 8] stond er niet bij, maar zag het wel. [slachtoffer 8] mocht zijn piemel wel zien, maar niet aanraken. Het kietelde een klein beetje, [slachtoffer 8] vond dat niet fijn. De jongen droeg een handschoentje met een klein gaatje erin en hij kriebelde met zijn hand. Hij deed haar jurk omhoog en toen ging hij dat doen. Hij deed haar legging en onderbroek naar beneden. Toen de jongen haar kriebelde, stond [slachtoffer 8] en zat de jongen met één knie op de grond. De jongen zei dat hij heel graag “hier” wilde komen. De jongen vroeg “Mag ik aan je vagina komen”. Toen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] naar huis liepen, zei de jongen “Niet vertellen”. De jongen hield haar vast in haar zij toen hij wilde kriebelen. Hij trok eerst het handschoentje aan, later kriebelde hij. Voor hij ging kriebelen, hield hij haar in haar zij vast. Hij hield haar met één hand vast, heel strak. Het voelde een klein beetje niet zo fijn. De jongen hield haar met één hand in haar zij vast en één hand zat bij haar vagina. De jongen kriebelde op haar blote velletje, het was bij de onderkant van haar vagina. De jongen was op de fiets, droeg zwarte kleren en had een grijze tas bij zich. De fiets was zwart en had een dingetje aan de voorkant. [slachtoffer 8] zag hem eerst bij de skatebaan, daarna gingen zij naar de speeltuin. De piemel van de jongen zag er uit als een streepje en wees naar beneden. De jongen zei dat zij er niet aan mocht komen. De piemel had een klein gaatje, aan de voorkant. De jongen haalde de piemel met twee handen uit zijn broek en deed de piemel daarna weer terug in zijn broek. [35]
[slachtoffer 8] , geboren op [geboortedatum 4] 2016, verklaarde tijdens een studioverhoor dat hij samen met zijn zusje naar de skatebaan ging. Toen kwam de jongen op de fiets in de wijk. Toen vroeg hij opeens aan [slachtoffer 8] hoe zij heette. Toen [slachtoffer 8] ‘nee’ zei op de vraag van de jongen of [slachtoffer 8] aan de vagina van [slachtoffer 8] wilde zitten, duwde de jongen [slachtoffer 8] op de stoep. De jongen stelde toen allemaal rare vragen. De jongen zei “Weet je, als je in je piemel knijpt dat er dan geel spul uit komt”. Ook zei de jongen dat hij straks zijn zusje van school ging halen. En de jongen vroeg hoe het zou zijn als je de vagina van je zusje aanraakt. Het gebeurde in de speeltuin. De jongen stond een beetje op zijn knieën. Toen ging hij met zijn hand in haar broek naar beneden. Toen ging hij kriebelen en [slachtoffer 8] zei een paar keer “stop” en “stop met kriebelen”. [slachtoffer 8] zag dat de jongen met zijn rechterhand in de broek ging. De andere hand lag op de schouder van [slachtoffer 8] . [slachtoffer 8] stond achter de jongen. De jongen zat op één knie. Toen vroeg de jongen aan [slachtoffer 8] “Ga jij het doen, anders ga ik naar huis”. De jongen had een fiets met mandje. De kleren van de jongen en zijn schooltas waren zwart. De jongen had donker haar en droeg een plastic handschoentje. Die handschoen deed hij bij zijn fiets aan. Hij haalde de handschoen uit zijn schooltas/rugzak. [36]
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 12 december 2024 werden er meerdere goederen aangetroffen, waaronder een doos met doorzichtige handschoenen in de kledingkast van verdachte. [37]
De historische verkeersgegevens behorende bij het telefoonnummer [telefoonnummer] werden opgevraagd. Op 12 oktober 2024 tussen 16:42 uur en 17:30 uur werden de masten aan de [adres 5] en [adres 6] in Zutphen en de [adres 7] in Eefde door het telefoonnummer gebruikt. [38]
Verbalisant deed onderzoek naar de gebruikte zendmasten en de fietsafstanden tussen de plaats delict (
de rechtbank begrijpt: de [adres 8] in Zutphen)en de zendmasten. Op 12 oktober 2024 gebruikte het telefoonnummer [telefoonnummer] verschillende zendmasten. Waargenomen werd dat het telefoonnummer tussen 14.50.45 uur en 15.31.43 uur de zendmast [adres 6] in Zutphen gebruikte. De reisafstand tussen de [adres 8] in Zutphen en de mast gelegen aan de [adres 6] betreft 3,60 kilometer. Fietsend is dit 14 minuten. Tussen 14.50.45 uur en 15.39.01 uur gebruikte het telefoonnummer de zendmast [adres 9] in Zutphen. De reisafstand tussen de plaats delict en de mast gelegen aan de [adres 9] betreft 2,01 kilometer. Fietsend is dit 8 minuten. Tussen 15.45.04 uur en 16.50.13 uur gebruikte het telefoonnummer de zendmast [adres 5] in Zutphen. De reisafstand tussen de plaats delict en de mast gelegen aan [adres 5] betreft 671 meter. Fietsend is dit 2 minuten. Tussen 16.57.38 uur en 17.30.35 uur gebruikte het telefoonnummer de zendmast [adres 7] in Eefde. De reisafstand tussen de plaats delict en de mast gelegen aan de [adres 7] betreft 2,54 kilometer. Fietsend is dit 10 minuten. [39]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Daarnaast heeft hij verklaard dat hij op 12 oktober 2024 in Zutphen was. [40]
Is verdachte de man die in de speeltuin was bij [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] ?
De rechtbank dient ten eerste de vraag te beantwoorden of verdachte op 12 oktober 2024 tussen 16:30 uur en 17:30 uur in het speeltuintje naast de woning aan de [adres 8] in Zutphen was. De rechtbank kan op basis van de telecomgegevens en de verklaring van verdachte vaststellen dat verdachte in Zutphen was en dat zijn telefoon die middag de zendmasten die in de omgeving van de [adres 8] in Zutphen staan, aanstraalde. Verdachte ontkent dat hij de man is die [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] hebben beschreven. De rechtbank volgt deze verklaring niet en overweegt daartoe als volgt.
Schakelbewijs
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs (in de vorm van zogenaamd schakelbewijs) onder omstandigheden is toegelaten. Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit, zoals een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van de verdachte. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben voorgedaan, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte, alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd (vgl. HR 14 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5496,
NJ2007/345, rov. 6.3.2 en HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118,
NJ2018/84 m.nt. Reijntjes). Daarbij kan het bewijs in verschillende zaken over en weer redengevend worden geacht, zelfs als geen enkel feit afzonderlijk – dus los van de schakelbewijsconstructie – wettig en overtuigend bewezen kan worden (vgl. HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118,
NJ2018/84 m.nt. Reijntjes, rov. 2.4.).
De rechtbank heeft onder feit 3 vastgesteld dat verdachte de persoon was met donkere kleren, een zwarte fiets met voorrekje en dat hij een tas bij zich had. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte meerdere kinderen heeft aangesproken en hen vragen heeft gesteld met betrekking tot de kleur van de onderbroeken van deze kinderen, het vragen om de onderbroeken van deze kinderen te mogen zien, het vragen of zij zijn onderbroek wilden zien, of zij zijn piemel wilden zien en het vragen naar de plasser van een kind. Het ging in alle gevallen om jonge kinderen in eenzelfde leeftijd als [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] (tussen de 5 jaar en 9 jaar). De rechtbank is van oordeel dat niet alleen het signalement van verdachte (te weten donkere kleding, zwarte of witte schoenen en een zwarte fiets met een rekje en in meerdere gevallen een tas), maar ook het soortgelijke patroon in handelingen van verdachte in de zaak van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] overeenkomt met de zaken beschreven onder feit 3. Verdachte fietst rond, ziet kinderen spelen op straat of in een speeltuintje zonder aanwezigheid van volwassenen en spreekt de kinderen vervolgens aan. Hij stelt seksueel getinte vragen en wil daarbij kinderen zijn eigen geslachtsdeel laten zien. Alle bewezenverklaarde handelingen ten aanzien van feit 3 zijn op woensdagen (25 september 2024 en 9 oktober 2024) of op zaterdag (7 december 2024) gepleegd. 12 oktober 2024, de dag waarop [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] zijn aangesproken, is een zaterdag en valt in dat patroon. Een andere kenmerkende gelijkenis is dat uit de verklaringen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] blijkt dat verdachte spreekt over zijn zusje, net als in de zaken van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 6] , van [slachtoffer 11] én van [slachtoffer 10] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 9] . Ook in die laatste zaak ging het handelen van verdachte verder dan het indringend mondeling seksueel benaderen van kinderen. De rechtbank heeft hiervoor immers vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 2] heeft aangerand.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een overeenkomende modus operandi ten aanzien van de betreffende feiten, gelet op de context waarbinnen zij zich hebben voorgedaan en de specifieke handelwijze van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bewijsmiddelen ten aanzien van alle feiten elkaar over en weer versterken en derhalve telkens redengevend zijn voor het bewijs van elk van die feiten.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de man is die op 12 oktober 2024 met [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] in de speeltuin was.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8]
De rechtbank dient ten tweede de vraag te beantwoorden of de verklaringen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] betrouwbaar zijn en worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] te twijfelen. [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] hebben op verschillende momenten tegen hun ouders en bij de politie een verklaring afgelegd over de gebeurtenissen op 12 oktober 2024. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] consistent over de gebeurtenissen hebben verklaard, zowel ten aanzien van de seksuele handelingen als de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. Verder hebben zij direct nadat het gebeurde contact gehad met hun moeder. Zowel [slachtoffer 8] als [slachtoffer 8] hebben hun vader diezelfde avond uitgebreid verteld wat er was gebeurd. Drie dagen later herhaalden zij dit tegen hun moeder en op een later moment bij de politie. Daarnaast acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] authentiek, omdat de beide kinderen niet de indruk wekken het gebeuren aan te dikken. Zo verklaart [slachtoffer 8] dat hij niet heeft gezien dat verdachte zijn geslachtsdeel heeft getoond. En [slachtoffer 8] verklaart gedetailleerd dat er een klein gaatje in de handschoen zat. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] dan ook betrouwbaar en daarmee bruikbaar als bewijsmiddel.
Steunbewijs
De verklaring van [slachtoffer 8] wordt op specifieke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de verklaring van [slachtoffer 8] en het aantreffen van plastic handschoentjes in de woning van verdachte. Zo heeft [slachtoffer 8] net als [slachtoffer 8] verklaard dat verdachte op één knie zat terwijl hij [slachtoffer 8] vast had. En dat verdachte vervolgens met zijn hand naar de vagina van [slachtoffer 8] ging en haar kietelde. Zowel [slachtoffer 8] als [slachtoffer 8] verklaren dat verdachte een plastic/doorzichtig handschoen aan had, terwijl soortgelijke handschoentjes in de kledingkast van verdachte zijn aangetroffen.
Het standpunt van de verdediging dat het voor de hand ligt dat sprake is van onderlinge beïnvloeding is niet aannemelijk geworden. De verklaring van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] komen in grote lijnen met elkaar overeen, maar zowel [slachtoffer 8] als [slachtoffer 8] verklaren enkel over hetgeen zij zelf hebben gezien of gehoord. Zo heeft [slachtoffer 8] niet gezien dat verdachte zijn geslachtsdeel heeft laten zien. Daarnaast spreekt [slachtoffer 8] van een tik die verdachte aan [slachtoffer 8] gaf en [slachtoffer 8] over een duw. De rechtbank is van oordeel dat van onderlinge beïnvloeding dus niet is gebleken.
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer 8] vast dat verdachte de jurk van [slachtoffer 8] omhoog heeft gedaan, de onderbroek van [slachtoffer 8] naar beneden heeft gedaan of getrokken en vervolgens aan de vagina van [slachtoffer 8] heeft gezeten. Uit de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte zijn vingers in of tussen de schaamlippen van [slachtoffer 8] heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat dus niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de schaamstreek van [slachtoffer 8] heeft betast. Uit de verklaringen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] blijkt dat verdachte [slachtoffer 8] in haar zij heeft vastgepakt. Daarnaast heeft [slachtoffer 8] horen zeggen dat verdachte moest stoppen. [slachtoffer 8] hoorde verdachte na afloop van het betasten van haar vagina zeggen dat zij het niet mocht vertellen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is van dwang en geweld.
De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde, te weten aanranding in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren voorafgegaan door en vergezeld van dwang en geweld, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Gelet op de verklaring van [slachtoffer 8] stelt de rechtbank vast dat verdachte aan [slachtoffer 8] heeft gevraagd of hij aan de vagina van [slachtoffer 8] wilde zitten. [slachtoffer 8] heeft namelijk verklaard dat verdachte deze vraag stelde en vervolgens [slachtoffer 8] een duw gaf toen hij zei dat hij dat niet wilde. Deze verklaring van [slachtoffer 8] wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 8] die heeft gezien dat verdachte [slachtoffer 8] een tik gaf.
Ten aanzien van het indringend seksueel benaderen verwijst de rechtbank naar haar eerdere overwegingen onder feit 3 ten aanzien van de andere kinderen.
De rechtbank is van oordeel dat vrijspraak dient te volgen voor het indringend seksueel benaderen van [slachtoffer 8] . Het aan [slachtoffer 8] vragen of hij aan de vagina van [slachtoffer 8] wilde zitten, zoals aan verdachte ten laste gelegd, heeft niet tevens te gelden als het mondeling indringend seksueel benaderen van [slachtoffer 8] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 12 oktober 2024 in Zutphen [slachtoffer 8] indringend mondeling seksueel heeft benaderd op een wijze die schadelijk te achten was voor een kind beneden de leeftijd van zestien jaren.
Feit 4
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging, dat het een contra-indicatie voor een bewezenverklaring van feit 4 is dat [slachtoffer 8] niet heeft gezien dat verdachte zijn geslachtsdeel toonde. [slachtoffer 8] stond, zo blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] , achter verdachte. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat [slachtoffer 8] geen zicht heeft gehad op de voorzijde van het lichaam van verdachte. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat tussen de verklaring van [slachtoffer 8] en het overige bewijsmateriaal, te weten de verklaring van [slachtoffer 8] , geen te ver verwijderd verband bestaat. De verklaring van [slachtoffer 8] over het geslachtsdeel van verdachte is voldoende specifiek, zodat de rechtbank deze verklaring zoals eerder overwogen betrouwbaar acht. Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 8] ondersteunend nu uit deze verklaring blijkt dat verdachte met [slachtoffer 8] sprak over piemels.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een kind beneden de leeftijd van zestien jaren ( [slachtoffer 8] ) getuige heeft doen zijn van een handeling van seksuele aard op een wijze die schadelijk te achten is voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tonen van zijn geslachtsdeel aan [slachtoffer 8] .
Eindconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/394189-24 feiten 1 subsidiair, 2, 3, met uitzondering van [slachtoffer 8] , en 4, met uitzondering van [slachtoffer 8] , en het onder parketnummer 05/138249-25 tenlastegelegde heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/394189-24 feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4 en het onder parketnummer 05/138249-25 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/394189-24:
1, subsidiair.
hij op
of omstreeks12 oktober 2024 te Zutphen, met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2019, een
of meerseksuele handeling
enheeft verricht, te weten
- het betasten van de schaamstreek van die [slachtoffer 1] ,
en welke aanranding werd voorafgegaan door
,envergezeld van
en/of gevolgd doordwang
,engeweld
en/of bedreiging, door
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en
/ofhouden en
/of- de jurk van die [slachtoffer 1] omhoog te doen en
/ofde onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden te doen/trekken en
/of- voornoemde
ontuchtige/seksuele handelingen onverhoeds te verrichten en
/ofdie [slachtoffer 1] hiermee te overrompelen en
/of- misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 1] en
/of- voorbij te gaan aan de verbale
en/of non-verbalesignalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op
of omstreeks7 december 2024 te Zutphen, met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014,
een ofmeer
dereseksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij in
of omstreeksde periode van 25 september 2024 tot en met 7 december 2024 te Schalkhaar (gemeente Deventer
])en
/ofZutphen,
althans in Nederland,meermaals,
althans eenmaal één ofmeerdere kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten
- [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 5] 2015 en
/of- [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum 6] 2016 en
/of- [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum 7] 2015 en
/of- [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedatum 8] 2015 en
/of- [slachtoffer 7] , geboren op [geboortedatum 9] 2015 en
/of- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 3] 2019 en/of- [slachtoffer 8] , geboren op [geboortedatum 4] 2016 en
/of- [slachtoffer 9] , geboren op [geboortedatum 10] 2017 en
/of- [slachtoffer 10] , geboren op [geboortedatum 11] 2017 en
/of- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 en
/of- [slachtoffer 11] , geboren op [geboortedatum 12] 2015 en
/of- [slachtoffer 12] , geboren op [geboortedatum 13] 2019 en
/of- [slachtoffer 13] , geboren op [geboortedatum 14] 2018,
indringend mondeling
en/of schriftelijk seksueelheeft benaderd op een wijze die schadelijk te achten was voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, door
- aan die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] te vragen welke kleur onderbroek zij droegen en
/ofzij een roze onderbroek droegen en
/ofzij hun onderbroek zouden willen laten zien en
/ofzij zijn, verdachtes, onderbroek wilden zien en
/ofzij wilden zien wat hij, verdachte, in zijn onderbroek had
, althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- aan die [slachtoffer 5] te vragen of zij een vriendje had en
/ofzij wel eens een piemel had gezien en
/ofzij zijn, verdachtes, piemel wilde zien
, althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- aan die [slachtoffer 6] en
/ofVan [slachtoffer 7] te vragen of zij wel eens hadden
gezoend/gekust en
/ofzij wilden kussen en
/ofzij een vriendje hadden en
/ofwelke kleur onderbroek zij droegen en
/ofzij een topje onder hun kleren droegen en
/ofzij hun trui uit wilden doen en
/ofhij, verdachte, hun topje en
/ofonderbroek mocht zien,
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- aan die [slachtoffer 8] te vragen of die [slachtoffer 8] aan de vagina van die [slachtoffer 1] wilde zitten
, althans woorden gelijke aard en/of strekkingen
/of- aan die [slachtoffer 9] en
/of[slachtoffer 10] en
/of[slachtoffer 2] te vragen of zij hun onderbroek wilden laten zien in ruil voor Pokémonkaarten en
/of hoe oud zij waren en/of hij, verdachte, hen mocht optillen en
/ofte zeggen dat als zij hun onderbroek zouden laten zien, hij, verdachte, ook zijn onderbroek zou laten zien
, althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- aan die [slachtoffer 11] te vragen “Mag ik je onderbroekje zien?” en
/of"Heb je een plasser?” en
/of“Heb je een keer een piemel gezien?” en
/of"Wil je mijn piemel zien?”
, althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of- aan die [slachtoffer 12] en
/of[slachtoffer 13] te vragen of hij, verdachte, hun onderbroek mocht zien in ruil voor Pokémonkaarten
en/of hij, verdachte, zijn piemel mocht laten zienen
/ofzij zijn, verdachtes, piemel wilden zien
, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
4.
hij op
of omstreeks12 oktober 2024 te Zutphen, één
of meerderekind
erenbeneden de leeftijd van zestien jaren te weten
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 15] 2019
en/of- [slachtoffer 8] , geboren op [geboortedatum 4] 2016getuige heeft doen zijn van een handeling
en/of een visuele weergavevan seksuele aard
en/of met een onmiskenbaar seksuele strekkingop een wijze die schadelijk te achten was voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, door het tonen van zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel.
parketnummer 05/138249-25:
hij op
of omstreeks6 oktober 2024 te Bathmen ,
althans in Nederland,met een kind beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer 14] , geboren op [geboortedatum 16] 2015, een
of meerseksuele handeling
enheeft verricht, te weten
-
meermalen, althanseenmaal betasten van de
(onder
)buik en
/ofschaamstreek van die [slachtoffer 14] ,
en welke aanranding werd voorafgegaan door
,envergezeld van
en/of gevolgd doordwang,
geweld en/of bedreiging,door
-
meermalen, althanseenmaal zijn, verdachtes, hand
/vinger(s)in de broek en
/ofonderbroek van die [slachtoffer 14] te doen/steken en
/of- voornoemde
ontuchtige/seksuele handelingen onverhoeds te verrichten en
/ofdie [slachtoffer 14] hiermee te overrompelen en
/of- misbruik te maken van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer 14] en
/of- voorbij te gaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 14] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/394189-24 feit 1:
Aanranding in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren voorafgegaan door en vergezeld van dwang en geweld;
Parketnummer 05/394189-24 feit 2:
Aanranding in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren;
Parketnummer 05/394189-24 feit 3:
Een kind beneden de leeftijd van zestien jaren indringend mondeling seksueel benaderen op een wijze die schadelijk te achten is voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, meermalen gepleegd;
Parketnummer 05/394189-24 feit 4:
Een kind beneden de leeftijd van zestien jaren getuige doen zijn van een handeling van seksuele aard op een wijze die schadelijk te achten is voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren;
parketnummer 05/138249-25
Aanranding in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren voorafgegaan door en vergezeld van dwang.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: terbeschikkingstelling met dwangverpleging) wordt opgelegd. De officier van justitie is bij haar strafeis ervan uitgegaan dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bereid is tot naleving van voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf en maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie aanrandingen van kinderen in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren. Daarnaast heeft hij twaalf kinderen seksueel indringend benaderd op een wijze die schadelijk is te achten voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren. Tot slot heeft verdachte aan één van de kinderen zijn geslachtsdeel getoond. Verdachte heeft met het plegen van voornoemde feiten grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de kinderen. Verdachte heeft zijn eigen seksuele behoeftes boven de belangen van de jonge kinderen gesteld en is volledig voorbijgegaan aan het welzijn van de kinderen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn overwicht als volwassen man op de kinderen. Uit de voorgelezen slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer 8] en [slachtoffer 8] blijkt duidelijk de enorme impact die het handelen van verdachte op het leven van het gezin heeft. Zij vragen zich af of ze het hadden kunnen voorkomen en voelen zich schuldig. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte ondanks zijn relatief jonge leeftijd al twee keer eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, hetgeen in het nadeel van verdachte werkt. Hij liep in twee proeftijden.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportages van de deskundigen dr. I.F.F.M. Elzakkers, psychiater, en R. Bout, GZ-psycholoog d.d. 17 april 2024 en 25 april 2025.
Beide deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis (niet-exclusieve type) en ADHD. Bout concludeert dat er disfunctionele trekken in de persoonlijkheid worden waargenomen, maar er onvoldoende gronden zijn om te spreken van een persoonlijkheidsstoornis. De pedofiele stoornis en ADHD waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. Elzakkers concludeert dat de stoornissen verdachtes gedragskeuzes en gedragingen beïnvloedden. Bout concludeert dat dit enkel het geval is ten aanzien van de pedofiele stoornis. Beide deskundigen adviseren het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Uit de rapportage van Elzakkers blijkt verder dat bij verdachte vanuit de pedofiele stoornis de neiging bestaat seksueel geïnteresseerd te zijn in jonge meisjes. Bij een verhoogd spanningsniveau is het voor verdachte meer waarschijnlijk om tot delictgedrag over te gaan vanuit zijn beperkte coping in combinatie met de pedofiele stoornis. Voorafgaand aan het eerste ten laste gelegde in september 2024 was bij verdachte spanning ontstaan ten gevolge van de door hem als belemmerend ervaren beperkingen in zijn bewegingsvrijheid. Zijn vermijdende aard maakte dat hij de spanning en de neiging tot delictgedrag niet besprak, hoewel de mogelijkheden er wel waren. Het delictgedrag had zowel een spanningsreducerend als lustbevredigend karakter. Het wordt door Elzakkers niet uitgesloten dat een element van rancune en macht ook een rol heeft gespeeld in de aanloop van de ten laste gelegde feiten. Verdachte toont zich externaliserend en verwijtend ten aanzien van de hem opgelegde beperkingen. Het zou volgens Elzakkers kunnen dat de macht die verdachte ervaart in het seksueel benaderen/aanranden/verkrachten van wilsonbekwame jonge meisjes het element was dat spanning over het door hem ervaren onrecht verminderde, naast het bevredigen van lust. Elzakkers schat het recidivegevaar in als hoog. Verdachte beschikt over enige mate van beschermende factoren, zowel vanuit zichzelf als vanuit extern. Verdachte heeft positieve levensdoelen en is ogenschijnlijk gemotiveerd voor behandeling, hoewel schijnaanpassing hem ook heeft gekenmerkt tot nu toe. De beschermende factoren waren ook voorafgaand aan het tenlastegelegde reeds aanwezig en ook bij eerdere zedendelicten. Desondanks is verdachte reeds eerder gerecidiveerd en nu ook. Risicoverhogend zijn enkele historische risicofactoren, die onveranderlijk zijn, zoals eerdere zedendelicten. Ook risicoverhogend is volgens Elzakkers de seksuele deviantie, het beperkte ziektebesef, de heimelijkheid en de schijnaanpassing in behandelingen tot nu toe.
Elzakkers adviseert een langdurige klinische behandeling waarin de focus ligt op het vergroten van het ziektebesef en inzicht, het verantwoordelijkheid nemen voor het delictgedrag en hoe dit te voorkomen en de neiging tot vermijden en externaliseren te minderen. Gezien het grote risico op schijnaanpassing en het hoge recidiverisico is het van groot belang dat de behandeling pas na inbouwen van veel controle overgaat in het opbouwen van (begeleid) verlof. Elzakkers adviseert oplegging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Uit de rapportage van Bout blijkt voorts dat verdachte ontkent enige seksuele prikkeling te ervaren bij het aanspreken van minderjarige kinderen. Bout vermoedt dat verdachte een dergelijk standpunt inneemt vanuit procespositie en/of sociaal wenselijkheid. Daarnaast lijkt er bij verdachte sprake van cognitieve vervorming waardoor hij voor zichzelf dergelijke gevoelens niet kan erkennen. In elk geval is Bout van mening dat verdachte, bij het plegen van de ten laste gelegde feiten, handelde vanuit zijn pedofiele stoornis. Verdachtes interesse in seksuele handelingen met minderjarigen, voortkomend uit de pedofiele stoornis zal, in de ogen van Bout, de kans op recidive verhogen. Verdachtes ontkenning seksuele gevoelens te ervaren bij minderjaren en zijn neiging om belangrijke behandelonderwerpen niet te bespreken, zal de kans op recidive verder verhogen. Verdachte had en heeft een goede band met zijn ouders en kan, vanwege het ontbreken van een verstandelijke beperking, in staat worden geacht om de lange termijn consequenties te overzien. Daarnaast was en is verdachte, naar eigen zeggen, gemotiveerd voor behandeling. Ondanks deze beschermende factoren kwam verdachte opnieuw in aanraking met justitie vanwege de verdenkingen van zedendelicten met minderjarigen. In een behandelkader met veel toezicht en weinig vrijheid, schat Bout de kans op recidive op korte termijn als laag-matig. Indien dergelijke externe kaders er niet zijn, schat Bout de kans op (middel-)lange termijn in als hoog. Bout adviseert een klinische behandeling gericht op het voorkomen van seksuele delicten. De behandelingen in de afgelopen jaren leverden nauwelijks positief resultaat op. Er was in de ogen van Bout sprake van schijnaanpassing van verdachte doordat hij een beeld schetste dat hij open was in de behandeling. Aan de kernproblematiek bleek nauwelijks iets veranderd. Ook het probleembesef en -inzicht zijn bij verdachte niet tot nauwelijks toegenomen. De klinische behandeling zou volgens Bout kunnen plaatsvinden in een forensisch psychiatrische kliniek. Bout adviseert vanwege de hoge kans op recidive en het ontbreken van vertrouwen in een behandeling in een minder stringent kader, om behandeling op te leggen in het kader van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 18 september 2025 blijkt dat de reclassering zich aansluit bij het advies van de hierboven genoemde deskundigen. Verdachte was in april 2024 gestart met een intensieve (zeden) dagbehandeling bij [forensische polikliniek], onderdeel van Transfore in [plaats 2]. Verdachte woonde in een forensisch beschermde woonvorm op het terrein van Transfore. Indien de feiten bewezen worden is de reclassering het met de deskundigen eens dat de behandelingen nauwelijks tot geen positief resultaat opleverden. De reclassering kan zich, gezien het hoge recidiverisico, het grote risico op schijnaanpassing en de verwachte lange behandelduur door zijn heimelijkheid in combinatie met de negatieve indicatiestelling van het IFZ, vinden in het advies tot oplegging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De reclassering ziet onvoldoende grond en vertrouwen voor opnieuw een toezicht in een ambulant kader. Ondanks dat er een intensieve behandeling in een terbeschikkingstelling met voorwaarden kan plaatsvinden en de inhoud van de behandeling hetzelfde zou zijn, gaat de zorg van de reclassering uit naar de gerichtheid op resocialiseren en verlofbewegingen en de beperkte duur van de titel bij een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Daarom adviseert de reclassering negatief over oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportages over. De rechtbank concludeert eveneens dat verdachte verminderd toerekenbaar is geweest.
Het (kaal) afstraffen van verdachte is geen optie gelet op het recidiverisico en de vastgestelde stoornis. Een behandeling in een voorwaardelijk kader (een voorwaardelijke gevangenisstraf of een terbeschikkingstelling met voorwaarden) is naar het oordeel van de rechtbank evenmin een optie vanwege gebrek aan inzicht en het risico van schijnaanpassing van verdachte. Bovendien heeft eerdere zedenbehandeling verdachte niet weerhouden om opnieuw zedenfeiten te plegen. Bovendien liep verdachte in twee proeftijden. Het niet houden aan de voorwaarden bij een voorwaardelijke gevangenisstraf, kan leiden tot het uitzitten van die straf waarna verdachte onbehandeld weer buiten zou komen. Dat is naar oordeel van de rechtbank onwenselijk.
Behandeling ter voorkoming van recidive is echter wel noodzakelijk. Dit betekent dat alleen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging overblijft. Dit is een verstrekkende en ingrijpende maatregel, maar noodzakelijk gezien de ernst van met name de onder parketnummer 05/394189-24 feit 1 subsidiair en onder parketnummer 05/138249-25 bewezenverklaarde feiten, de ernst van de stoornis zoals die zich nu laat aanzien en de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Met een minder ingrijpende maatregel kan daarom niet worden volstaan.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
De rechtbank stelt verder vast dat de bewezen verklaarde feiten (parketnummer 05/394189-24 feit 1 subsidiair, en parketnummer 05/138249-25) misdrijven opleveren als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2 Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De bewezen verklaarde feiten onder parketnummer 05/394189-24 feit 1 subsidiair, en parketnummer 05/138249-25, zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e Sr is de terbeschikkingstelling dan ook niet in duur gemaximeerd.
De rechtbank is van oordeel dat naast deze maatregel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank houdt evenwel rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Deze straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de in beslaggenomen goederen, te weten: de zwarte handschoenen, telefoon, dagboek, computer, tas, smartwatch, Airpods en simkaart, teruggeven dienen te worden aan verdachte.
De rechtbank zal de teruggave van de zwarte handschoenen, telefoon, dagboek, computer, tas, smartwatch, Airpods en simkaart aan verdachte gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 08/227747-21)

De rechtbank heeft verdachte op 7 juni 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk of geheel wordt afgewezen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de proeftijd te verlengen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 08/253937-22)

De rechtbank heeft verdachte op 27 juli 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk of geheel wordt afgewezen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de proeftijd te verlengen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 57, 249 en 251 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
 gelast de teruggave van de zwarte handschoenen, telefoon, dagboek, computer, tas, smartwatch, Airpods en simkaart aan verdachte;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 7 juni 2022 door de rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden (parketnummer
08/227747-21);
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 27 juli 2023 door de rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden (parketnummer
08/253937-22).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. M.M. Klaasen en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2025.
mr. M.M. Klaasen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Dienst Regionale Recherche team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024469497, gesloten op 7 mei 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1-2.
3.Het proces-verbaal van aangifte [naam 1] namens [slachtoffer 14] , p. 7-8.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, 11-12.
5.Verslag verbatim studioverhoor met [slachtoffer 14] , p. 25.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2025.
7.Een schriftelijk bescheid te weten: Rapport Aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van een melding van een zedenmisdrijf gepleegd in Bathmen op 6 oktober 2024 van 31 oktober 2024, p. 71-74.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 248, onderzoek PIANOLA/ONRBC24065, gesloten op 6 maart 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Het proces-verbaal aangifte [naam 7] namens [slachtoffer 4] , p. 204.
10.Het proces-verbaal aangifte [naam 8] namens [slachtoffer 3] , p. 201.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2025.
12.Het proces-verbaal aangifte [naam 9] namens [slachtoffer 5] , p. 229.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2025.
14.Het proces-verbaal aangifte van [naam 10] namens [slachtoffer 6] , p. 259-260.
15.Het proces-verbaal aangifte van [naam 11] namens [slachtoffer 7] , p. 262-263.
16.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2025.
17.Het proces-verbaal aangifte [naam 12] namens [slachtoffer 10] , p. 419.
18.Het proces-verbaal aangifte [naam 13] namens [slachtoffer 2] , p. 423.
19.Het proces-verbaal aangifte [naam 14] namens [slachtoffer 9] , p. 414-415.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 398-399.
21.Verslag verbatim studioverhoor met [slachtoffer 10] , p. 433-445.
22.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2025.
23.Het proces-verbaal aangifte [naam 15] namens [slachtoffer 11] , p. 535.
24.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 526-527.
25.Verslag verbatim studioverhoor met [slachtoffer 11] , p. 548-560.
26.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2025.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 585.
28.Het proces-verbaal aangifte [naam 5] namens [slachtoffer 13] , proces-verbaal aanvullend dossier, gesloten op 12 maart 2025, ongenummerd.
29.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2025.
30.Het proces-verbaal aangifte [naam 6] namens [slachtoffer 2] , p. 423-425.
31.Verslag verbatim studioverhoor met [slachtoffer 10] , p. 433-434 en 443-444.
32.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 480-484.
33.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2025.
34.Proces-verbaal aangifte [naam 16] namens [slachtoffer 1] , p. 299-302.
35.Het proces-verbaalsamenvatting studioverhoor, p. 313-321.
36.Het proces-verbaal studioverhoor, p. 329-331.
37.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 88-92.
38.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 650-656.
39.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 670-679.
40.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 oktober 2025.