ECLI:NL:RBGEL:2025:9465

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
05-232232-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het in vereniging bezitten van harddrugs door de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland

Op 27 oktober 2025 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het in vereniging bezitten van harddrugs, specifiek MDMA. De verdachte, geboren in 2000, werd bijgestaan door raadsman mr. R.J. Sterk. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA in de periode van 24 oktober 2021 tot en met 6 november 2021 in Nederland. Het onderzoek naar de verdachte was voortgekomen uit een breder onderzoek naar drugsgebruik onder militairen, waarbij de Koninklijke Marechaussee betrokken was. Tijdens het onderzoek zijn verschillende whatsapp-berichten tussen de verdachte en een andere militair, Job [naam 6], geanalyseerd, waarin gesproken werd over het gebruik en de beschikbaarheid van MDMA. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor een veroordeling, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat de gesprekken over drugs slechts grootspraak waren en er geen daadwerkelijk gebruik had plaatsgevonden. De militaire kamer oordeelde dat de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig waren en dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit was begaan en het tijdsverloop van de procedure. De militaire kamer wees ook een verzoek van de verdediging af om een getuige te horen, omdat de verdediging eerder had aangegeven geen getuigenverzoeken te hebben. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van harddrugs, vooral binnen de militaire context, en de impact daarvan op de reputatie van Defensie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/232232-23
Datum uitspraak : 27 oktober 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. R.J. Sterk, advocaat in Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 oktober 2021 tot en met 06 november 2021 te Doorn en/of Amersfoort en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- (een) hoeve(e)lhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of
- (een) hoeve(e)lhe(i)d(en) zogenoemde XTC-tablet(ten) /pil(len), zijnde MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding
Het onderzoek naar het handelen van verdachte is voortgekomen uit een groter onderzoek naar drugsgebruik onder militairen. Op 5 mei 2022 is er tijdens het bevrijdingsfestival te [plaatsnaam 2] gezien dat een militair, Job [naam 6] , een zakje met wit poeder uit zijn broek pakte en dit poeder vervolgens opsnoof. Naar aanleiding hiervan is bij de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) aangifte gedaan en is de telefoon van deze militair inbeslaggenomen en onderzocht. In de telefoon zijn meerdere drugsgerelateerde gesprekken aangetroffen. Naar aanleiding van deze resultaten is een breder onderzoek opgestart, waarbij meerdere militairen, waaronder verdachte, in beeld kwamen vanwege de verdenking van het voorhanden hebben en/of het verstrekken van verdovende middelen zoals bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De gesprekken over drugs waaraan verdachte heeft deelgenomen zijn grappig bedoeld of berusten op grootspraak. Op het moment dat verdachte daadwerkelijk nieuwsgierig is geworden naar drugs, in de aanloop naar het Thuishavenfeest , heeft hij daarover inderdaad gesproken met [naam 6] . Het is echter nooit tot daadwerkelijk gebruik gekomen. De (zogenaamd belastende) whatsappgesprekken zijn volgens de raadsman onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De raadsman heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan om, mocht de militaire kamer tot een bewezenverklaring komen, [naam 6] te horen als getuige.
Beoordeling door de militaire kamer
Uit het onderzoek aan de telefoon van [naam 6] volgt dat [naam 6] en verdachte de volgende whatsappgesprekken hebben gevoerd.
Op 24 oktober 2021
[verdachte] om 15:43 uur:
Aii. Ik ga denk ook snoepen[naam 2] om 15:43 uur:
Gewoon 2mans?[verdachte] om 15:43 uur:
Iscool
Op 26 oktober 2021
[naam 2] om 21:00 uur:
Wat wil je doen dan?[verdachte] om 21:56 uur:
Denk alleen pilletje. I.p.v. smoken. Sos enz. is allemaal niet mijn ding[naam 2] om 21:58 uur:
Nee is ook niet leuk met thuishaven denk[naam 2] om 21:58 uur:
Ik zat te denken aan m ouwe, lets chiller dan pillen[verdachte] om 21:58 uur:
Ja wat is verschil[verdachte] om 21:58 uur:
Bro heb die shit allemaal nooit gedaan[naam 2] om 21:58 uur:
Hahaha ik wel ouwe. M is niet zo heftig[verdachte] om 21:58 uur:
Ai beter
Op 30 oktober 2021
[naam 2] om 11:09 uur:
Maatje. Ik heb 3 gram m.[naam 2] om 11:10 uur:
Wil je je eigen zakje of wil je dat ik t gewoon bij me hou[verdachte] om 11:13 uur:
Hou jij maar bij. Zij toch 2 mans[naam 2] om 11:23 uur:
Checko. Doe ik t gewoon in 1 zak[verdachte] om 11:31 uur:
Roger uit [2]
[naam 6] heeft op 14 november 2022 bij de KMar verklaard dat, wanneer hij het in bovenstaande berichten over M heeft, hij MDMA bedoelt. Hij had 3 gram M voor zichzelf en voor [verdachte] . Met [verdachte] bedoelt [naam 6] verdachte. Hij heeft de 3 gram M bij
Harbour(Thuishaven ) samen met [verdachte] gedeeld. [3]
Ook de telefoon van verdachte is uitgelezen. Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte volgt dat hij op 5 november 2021 het volgende gesprek met [naam 3] heeft gevoerd.
[verdachte] om 16:08 uur:
Texel word ws niet getest maar doorn is ander verhaal.
[naam 2] om 16:09 uur:
Ja ik heb fucking vaarbewijs examen aankomende week... lijkt me heeeel stug als ze mij gaan testen. Maar watje zegt, doorn is een ander verhaal
[verdachte] om 16:10 uur:
Cancerr. Heb vorige week ook al gesnoept. Misschien ben ik maandag burger
[naam 2] om 16:15 uur:
Hoelang blijft die shit in je lichaam.
[naam 2] om 16:35 uur:
Ik heb er schijt aan.
[verdachte] om 18:56 uur:
Meld me maandag gwn ziek
[naam 2] om 18:56 uur:
Ik heb m. 50€.
[verdachte] om 18:57 uur:
Hoeveel g? Haha ai stuur tactisch tikkie.
[naam 2] om 18:58 uur:
3, hij verkoopt niet kleiner.
[verdachte] om 19:05 uur:
Hha kk. Zoveel gaat er niet in hoor haha [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het whatsappgesprek met [naam 6] slechts zijn interesse in drugs heeft getoond, maar dat hij nooit daadwerkelijk (samen met [naam 6] ) drugs heeft gebruikt. De whatsappgesprekken over drugs zijn volgens hem grootspraak.
De militaire kamer acht deze verklaring van verdachte niet zonder meer geloofwaardig. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 6] op 30 oktober 2021 3 gram MDMA voorhanden heeft gehad voor hemzelf en verdachte. De verklaring van [naam 6] bij de KMar, dat hij bij Thuishaven 3 gram MDMA met verdachte heeft gedeeld, acht de militaire kamer geloofwaardig. [naam 6] is tijdens de verhoren bij de KMar verder uiterst terughoudend geweest in zijn verklaringen over het gebruik van drugs door/met anderen militairen die in beeld zijn gekomen in dit opsporingsonderzoek, maar over het delen van 3 gram MDMA met verdachte verklaart hij wel degelijk en ook heel concreet. Dat [naam 6] later in het verhoor vervolgens aangeeft niet over drugsgebruik met verdachte te kunnen of willen verklaren doet daar niet aan af. Daarbij komt dat verdachte op 5 november 2021 zelf in een whatsappbericht aan [naam 2] heeft gezegd dat hij vorige week, dus omstreeks 30 oktober 2021, ook al ‘gesnoept’ heeft. De militaire kamer concludeert in de context van het gesprek met [naam 2] , waarin gesproken wordt over testen, burger worden (de militaire kamer begrijpt: ontslagen worden), ‘m’ en 3 gram, dat verdachte met ‘snoepen’ het gebruiken van drugs bedoelt.
Alle bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien komt de militaire kamer tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in vereniging een hoeveelheid MDMA voorhanden heeft gehad.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft ter terechtzitting een voorwaardelijk verzoek gedaan om [naam 6] als getuige te horen in het geval de militaire kamer op basis van het huidige dossier niet tot een vrijspraak zou komen.
Nu de militaire kamer niet tot een vrijspraak komt, ligt het door de raadsman ter terechtzitting gedane verzoek tot het horen van [naam 6] ter beoordeling aan de militaire kamer voor. Uit recentelijke jurisprudentie van de Hoge Raad (
ECLI:NL:HR:2025:1519 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2025:1519),
ECLI:NL:HR:2025:1556 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2025:1556)en
ECLI:NL:HR:2025:1555 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2025:1555)) volgt dat in bepaalde gevallen van de verdediging (of het openbaar ministerie) mag worden verwacht dat een ter terechtzitting gedaan getuigenverzoek wordt toegelicht. Het gaat dan om het geval waarin de verdediging (of het openbaar ministerie) al in een eerder stadium van de procedure de mogelijkheid heeft gehad om een dergelijk verzoek te doen. Het gaat daarbij om zowel a) gevallen waarin de verdediging desgevraagd uitdrukkelijk heeft gesteld geen getuigenverzoeken (meer) te hebben, als b) gevallen waarin de verdediging eerder bij de betreffende instantie uitdrukkelijk is gevraagd of zij getuigen wil horen, waarbij er op dat moment duidelijk op is gewezen dat het niet verzoeken van getuigen wordt opgevat als het niet hebben van getuigenverzoeken, en op die vraag door de verdediging niet is gereageerd. In deze gevallen mag van de betreffende procespartij worden gevergd dat, als zij in de betreffende aanleg alsnog een vordering of verzoek tot nader onderzoek (zoals een getuigenverzoek) doet, zij toelicht waarom zij terugkomt van het eerder ingenomen standpunt. Als gelegenheid is geboden voor zo’n toelichting, kan de rechter de vordering of het verzoek afwijzen op de grond dat een toelichting uitblijft. Als de betreffende procespartij wel zo’n toelichting geeft, moet de rechter beoordelen of de opgegeven redenen van voldoende gewicht zijn. Zijn die redenen volgens de rechter van onvoldoende gewicht, dan kan hij de vordering of het verzoek eveneens afwijzen.
De militaire kamer stelt vast dat de verdediging bij e-mail van 4 juni 2025 heeft verzocht om eventuele onderzoekswensen voor 1 juli 2025 door te geven. De raadsman van verdachte heeft daarop geantwoord dat hij geen onderzoekswensen heeft. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij niet kan beloven dat daar geen verandering in komt, maar dat die kans niet groot is. De militaire kamer concludeert dat de verdediging uitdrukkelijk heeft gesteld geen getuigenverzoek te hebben. Het voorbehoud dat de raadsman in zijn e-mail heeft gemaakt is naar het oordeel van de militaire kamer te weinig concreet om aan te nemen dat er getuigenverzoeken of andere onderzoekswensen zouden volgen.
De militaire kamer merkt verder op dat de raadsman (die meerdere verdachten in dit onderzoek bijstaat) naar aanleiding van de e-mail van 4 juni 2025 meerdere onderzoekswensen heeft ingediend, maar niet heeft verzocht om [naam 6] te horen.
Ter terechtzitting heeft de raadsman als toelichting bij het verzoek om [naam 6] te horen aangegeven dat hij niet wist dat de verklaring van [naam 6] onderdeel uitmaakte van het dossier van verdachte. De militaire kamer overweegt dat de raadsman van verdachte in dit onderzoek meerdere militairen bijstond, waaronder [naam 6] . Het complete dossier is inclusief een digitale link door het Openbare Ministerie aan de raadsman verstrekt. Op basis van het verwijsdocument had de raadsman kunnen weten dat het hele dossier betrekking had op alle zaken. Het had dan ook op de weg van de raadsman gelegen om eventuele ontbrekende stukken bij het Openbaar Ministerie op te vragen. Daarbij komt dat de raadsman een dag na de terechtzitting van 29 september 2025 per e-mail heeft laten weten dat er bij nader inzien geen sprake is geweest van een onvolledig dossier.
De militaire kamer ziet in de toelichting van de raadsman onvoldoende redenen om het getuigenverzoek toe wijzen. Naar het oordeel van de militaire kamer voldoet de procedure in haar geheel aan het door artikel 6 van het Europees verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
De militaire kamer wijst het verzoek dan ook af.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 24 oktober 2021 tot en met 06 november 2021 te Doorn en/of Amersfoort en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, (telkens)opzettelijk aanwezig heeft gehad
-
(een
)hoeve
(e
)lhe
(i
)d
(en)van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA
en/of- (een) hoeve(e)lhe(i)d(en) zogenoemde XTC-tablet(ten) /pil(len), zijnde MDMA(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte psychische schade heeft ondervonden als gevolg van deze langlopende strafzaak.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Strafblad
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 5 september 2025 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van harddrugs. Met zijn handelen heeft verdachte de handel in drugs in stand gehouden. Deze handel gaat vaak direct of indirect gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Drugsgebruik kan maatschappelijk gezien voor veel schade zorgen en kan problemen voor de gezondheid en verslavingsproblemen veroorzaken.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten in dienst bij Defensie als marinier. Hij was op de hoogte van het zerotolerancebeleid dat binnen Defensie ten aanzien van drugs geldt, maar heeft zich hier niets van aangetrokken. Van militairen mag een andere houding ten opzichte van drugs en drugsgebruik worden verwacht. Verdachte heeft met zijn handelen het imago van zowel de Koninklijke Marine als van Defensie als geheel schade toegebracht.
De op te leggen straf
De militaire kamer houdt bij de strafoplegging rekening met het grote tijdsverloop tussen de aanhouding van verdachte en de afdoening van de zaak. De officier van justitie heeft bij de strafeis al rekening gehouden met deze schending van de redelijke termijn. De militaire kamer zal aan verdachte een geldboete opleggen van € 500,00, conform de eis van de officier van justitie.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 23, 24 c en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 wijst af het voorwaardelijke verzoek tot het horen van J.R. [naam 6] als getuige;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op
een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs, rechters, en kapitein-ter-zee (LD) mr. J.L. Wesstra, militair lid, in tegenwoordigheid van L. Willems en mr. H.J. Damen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
27 oktober 2025.
mr. Rademaker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, Drenthe IJsselstreek INCI, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] ( [naam onderzoek] ), gesloten op 31 augustus 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen Onderzoek Whatsapp, p. 10 t/m 12.
3.Proces-verbaal van het verhoor van verdachte [naam 6] , p. 231 t/m 233 en 237.
4.Proces-verbaal van bevindingen Analyse telefoon [naam 5] , p. 406 en 407.