In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 juni 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De schuldeisers hebben op 24 april 2012 verzocht om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, omdat de schuldenaren, ondanks een beslag op hun auto, deze auto onrechtmatig hebben verkocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaren op 13 april 2007 een lening van € 100.000,00 hebben afgesloten, met de verplichting om € 300.000,00 terug te betalen binnen 64 maanden. Na het stoppen van de betalingen hebben de schuldeisers beslag gelegd op verschillende roerende zaken, waaronder een Volkswagen Lupo. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schuldenaren niet te goeder trouw zijn geweest en dat, indien de verkoop van de auto bekend was geweest ten tijde van de toelating tot de schuldsaneringsregeling, het verzoek tot toelating zou zijn afgewezen. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350 lid 3 sub f van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 423,34 en de GGD-kosten op € 190,40. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.