In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Afghaanse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De staatssecretaris stelde dat de verklaringen van eiseres over de dood van haar vader en haar uithuwelijking niet geloofwaardig waren en ontbraken aan positieve overtuigingskracht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over de dood van haar vader ongeloofwaardig waren, terwijl de rechtbank wel kon volgen dat de verklaringen over de uithuwelijking niet overtuigend waren. De rechtbank benadrukte dat de dood van de vader van eiseres niet los van de uithuwelijking beoordeeld kon worden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris en droeg deze op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 944,-.