ECLI:NL:RBLIM:2016:2190

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
4808783/AZ/16-35 15032016
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wegens verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen INALFA DEVELOPMENT & SUPPORT SERVICES B.V. en een werknemer. De werknemer, die in dienst was als Application Engineer Electronics, had zich op 1 december 2015 ziek gemeld en had sindsdien niet meer gereageerd op verzoeken van de werkgever en de bedrijfsarts. De werkgever verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek, omdat de werknemer verwijtbaar had gehandeld door niet te reageren op oproepen en nalatig was in de naleving van voorschriften.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer op behoorlijke wijze was opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet was verschenen. De rechter heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een opzegverbod, zoals bedoeld in artikel 7:670 BW, en heeft geconcludeerd dat dit niet het geval was. De niet weersproken feiten en omstandigheden die door de werkgever naar voren waren gebracht, werden door de kantonrechter als voldoende grond voor ontbinding beschouwd.

De kantonrechter heeft het verzoek van de werkgever toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van de uitspraak. Tevens is de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de werkgever zijn begroot op € 578,51. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 4808783 \ AZ VERZ 16-35
Beschikking van de kantonrechter van 15 maart 2016.
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INALFA DEVELOPMENT & SUPPORT SERVICES B.V., gevestigd te 5807 GW Oostrum aan De Amfoor 2,
verzoekster,
gemachtigde: mr. F. Schabos,
tegen:
[verweerder], wonende te [woonplaats verweerder] aan het adres [adres verweerder] ,
verweerder,
in rechte niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 9 februari 2016 ter griffie ontvangen verzoekschrift
- de op 10 maart 2016 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
De werknemer is niet ter mondelinge behandeling verschenen.
2.2.
Werknemer is op 4 november 2015 bij werkgever in dienst getreden in de functie van Application Engineer Electronics tegen een salaris van € 4.350,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.3.
Werknemer heeft zich op 1 december 2015 ziek gemeld. Werknemer heeft daarna niet meer gereageerd op schriftelijke en telefonische verzoeken van de werkgever noch van de door werkgever ingeschakelde bedrijfsarts.
2.4.
Werkgever heeft bij verzoekschrift verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Aan dit verzoek is – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat werknemer verwijtbaar handelt door niet te reageren en nalatig te blijven in de naleving van de voorschriften en het gehoor geven aan de oproep van de bedrijfsarts.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat de werknemer behoorlijk is opgeroepen. Naast de oproep door de griffie is werknemer door de werkgever per deurwaardersexploot opgeroepen en blijkt uit de adresverificatie dat werknemer op 3 maart 2016 staat ingeschreven op het betreffende adres [adres verweerder] te [woonplaats verweerder] .
3.2.
Niet is gebleken dat het onderhavige verzoek verband houdt met een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670, leden 1 tot en met 4 en 10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. Derhalve komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
3.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door de werkgever naar voren gebrachte, niet weersproken, feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, sub e BW.
3.4.
De conclusie is dan ook dat de kantonrechter het verzoek van werkgever zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel b, BW zal worden ontbonden met ingang van heden.
3.5.
Werknemer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van werkgever worden begroot op:
  • dagvaarding € 61,51
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 578,51

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van heden,
4.2.
veroordeelt werknemer in de proceskosten, aan de zijde van werkgever tot op heden begroot op € 578,51,
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: HMUI
coll: