Overwegingen
1. Eiseres heeft van 27 augustus 2012 tot en met 12 september 2013 en van 11 maart 2014 tot en met 31 oktober 2014 een bijstandsuitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (Wwb) naar de norm voor een alleenstaande ouder ontvangen.
2. Naar aanleiding van een telefonische melding op 20 november 2014 van iemand die beweerde dat hij de ex-vriend van eiseres was en die onder meer meedeelde dat eiseres werkzaamheden verrichtte, heeft de sociale recherche op verzoek van verweerder een rechtmatigheidsonderzoek ingesteld.
3. Bij brieven van 24 november 2014 en 8 december 2014 heeft verweerder om nadere gegevens gevraagd en nadat deze niet allemaal waren ingediend, heeft verweerder bij besluit van 19 december 2014 de bijstandsuitkering van eiseres per 1 december 2014 opgeschort en eiseres tot 9 januari 2015 gelegenheid geboden om de ontbrekende gegevens in te leveren. Daarbij is tevens meegedeeld dat de uitkering over de periodes 27 augustus 2012 tot en met 12 september 2013 en van 11 maart 2014 tot 1 december 2014 zal worden ingetrokken als eiseres binnen de gestelde termijn niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt. Eiseres heeft gegevens ingediend, maar deze waren niet compleet.
4. Bij de primaire besluiten heeft verweerder de besluiten inzake algemene bijstand over de periodes van 27 augustus 2012 tot en met 12 september 2013 en van
11 maart 2014 tot en met 31 oktober 2014 ingetrokken wegens schending van de inlichtingverplichting. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op een rapport van de sociale recherche van 19 januari 2015.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de primaire besluiten gehandhaafd.
Verweerder heeft daarbij onder meer overwogen dat de uitkering per 1 december 2014 was opgeschort onder het stellen van een hersteltermijn voor het indienen van de ontbrekende gegevens, die eindigde op 9 januari 2015 en dat na afloop van die termijn het verzuim niet volledig is hersteld. Daarbij is vermeld dat de volgende informatie niet is aangeleverd:
1. van bankrekening [rekeningnummer 1] rekeningafschriften vanaf opening op
8 augustus 2013 tot en met 15 april 2014;
2. van bankrekening [rekeningnummer 2] , rekeningafschriften vanaf opening tot en met 4 december 2014;
3. van ABN Amro Spaarrekening (eindigend op [rekeningnummer 4] ) die gekoppeld is aan de betaalrekening met nummer [rekeningnummer 3] , rekeningafschriften vanaf 27 augustus 2012 tot en met 4 december 2014;
4. bewijsstukken/verklaringen van genoten inkomsten van fotoshoots en modelwerk;
5. alle inkomsten die genoten zijn in de bijstandsperioden met bewijsstukken;
6. overzicht van de schulden die afgelost zijn, door wie en met verklaring.
6. Gedurende de beroepsprocedure heeft eiseres nadere gegevens verstrekt. Dit heeft zij zowel voorafgaand aan de eerste behandeling ter zitting, als daarna gedaan.
De rechtbank heeft op 27 juni 2016 het onderzoek heropend. De rechtbank heeft in de heropeningsbeslissing geoordeeld dat sprake is van schending van de inlichtingenverplichting en eiseres in de gelegenheid gesteld om nadere inlichtingen te verstrekken. Dit heeft eiseres ook gedaan en verweerder heeft hierop gereageerd.
7. Blijkens het nadere standpunt van verweerder is thans enkel nog in geschil of het recht op bijstand gedurende de maanden juni 2014 en augustus 2013 is vast te stellen. Anders dan eiseres heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat, waar aan de zijde van verweerder “augustus 2014” wordt genoemd, er sprake is van een kennelijke verschrijving. De rechtbank overweegt over het recht op bijstand gedurende deze twee maanden als volgt.
8. De sociale recherche heeft op internet onderzoek gedaan naar eiseres. Verweerder heeft veel foto’s van haar aangetroffen, waar zij op professionele wijze poseert. Zo staat eiseres op foto’s op de website van de band Mad Saints. Deze foto’s zijn in 2012 geplaatst. Ook zijn foto’s geplaatst van eiseres op 3 september 2012 ter promotie van het concert “Live on Rock en Ink”. Via de Facebook pagina van eiseres kwam de rapporteur uit op diverse foto’s die zij geplaatst heeft. Deze foto’s zijn opgenomen in het rapport van de sociale recherche. Op de Facebook pagina van eiseres was een link opgenomen naar ModelMayhem, waar eiseres zichzelf aanbiedt als model. Deze website was op 14 januari 2015 nog niet verwijderd, aldus de sociaal rechercheur. De aangetroffen foto’s zijn allen geüpload in de periode april 2013 tot en met september 2014. Er staan foto’s van eiseres op de website van “ [naam website] ”. Eiseres heeft twee berichten geplaatst waarop zij aangeeft
“een bondage and acrobatic show te hebben gegeven op het: [naam festival] Festival welke plaatsvond op
21 juni 2014.”
9. De rechtbank blijft bij het oordeel, zoals gegeven in de heropeningsbeslissing van 27 juni 2016, dat er sprake is van een schending van de inlichtingenverplichting. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van
8 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW5646 en van 17 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016: 1799) is het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de intentie waarmee die werkzaamheden worden verricht en ongeacht of uit die werkzaamheden daadwerkelijk inkomsten worden genoten. Voor de verlening van bijstand is niet alleen het inkomen waarover de betrokkene daadwerkelijk beschikt van belang, maar ook het inkomen waarover zij redelijkerwijs kan beschikken. 10. Gelet op de grote hoeveelheid foto’s, die gedurende de uitkeringsperiode zijn geplaatst, vanwege een optreden op 21 juni 2014 en omdat eiseres zichzelf in een advertentie aanbiedt als model, acht de rechtbank het begrijpelijk dat bij verweerder de indruk is ontstaan dat eiseres werkzaamheden verricht als fotomodel. Het moet eiseres echter worden toegegeven dat de datum waarop een foto wordt geplaatst op internet, niets zegt over de datum waarop deze is gemaakt. Zoals verweerder tijdens de behandeling ter zitting op
8 maart 2016 ook heeft aangegeven, vormt het poseren als model de op geld waardeerbare activiteit en niet het moment van uploaden van de foto’s. De datum waarop de foto’s zijn gemaakt, is derhalve van belang om te kunnen vaststellen of eiseres de inlichtingenverplichting heeft geschonden. Dit neemt niet weg dat eiseres, door de wijze waarop ze zich op Facebook presenteert, zelf de indruk heeft gewekt dat zij zeer actief is als model. Partijen zijn het er (inmiddels) over eens dat eiseres gedurende haar uitkeringsperiode enkel twee keer als model heeft gewerkt, in augustus 2013 en in juni 2014.
Vanwege de presentatie van eiseres op internet, maar ook vanwege de aard van het werk op zichzelf, acht de rechtbank deelname aan een festival op 21 juni 2014 en de fotoshoot in augustus 2013 door [naam fotograaf] op geld waardeerbare activiteiten.
Het poseren als model is onmiskenbaar een op geld waardeerbare activiteit. Dat eiseres dit enkel als hobby heeft gedaan en er geen vergoeding voor zou hebben ontvangen, is niet van belang. De stelling dat eiseres het zogenaamde “Time-for-Print principe” heeft toegepast met fotograaf [naam fotograaf] is niet relevant voor de beoordeling of sprake is van een op geld waardeerbare activiteit. Eiseres had immers een vergoeding hiervoor kunnen bedingen. Het had op de weg van eiseres gelegen verweerder hierover te informeren. Nu zij dit niet heeft gedaan, is er sprake van schending van de inlichtingenverplichting.
11. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad.
12. Gedurende de beroepsprocedure heeft eiseres steeds meer documenten overgelegd, waardoor zij steeds meer openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zich aanvankelijk op het standpunt stelde dat het recht in het geheel niet vast te stellen was, omdat er teveel onduidelijkheid was over de financiële positie van eiseres (ook omdat veel bankafschriften ontbraken) en over haar inkomsten als model. De rechtbank stelt vast dat verweerder thans niet meer het standpunt inneemt dat het recht op bijstand gedurende de gehele beoordelingsperiode niet is vast te stellen, maar enkel nog gedurende twee maanden waarin eiseres – tijdens haar uitkeringsperiode – als model/artiest heeft gewerkt. De rechtbank dient de stellingen en de onderbouwing van eiseres ten aanzien van haar activiteiten als model in augustus 2013 en in juni 2014 beoordelen.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen vergoeding heeft ontvangen voor haar fotoshoot op 20 augustus 2013 bij [naam fotograaf] . Eiseres heeft in beroep verklaringen van [naam fotograaf] overgelegd. Deze fotograaf werkt op basis van “Time for Print”, hetgeen volgens de fotograaf inhoudt dat zowel de fotograaf als het model geen vergoeding ontvangen, maar dat ze beiden enkel de tijd en energie erin steken. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. Ondanks dat de fotograaf middels dit principe werkte, had eiseres een vergoeding kunnen bedingen, hetgeen zij niet heeft gedaan. Gelet op de informatie die eiseres op 25 juli 2016 heeft overgelegd, gaat de rechtbank uit van een fictieve vergoeding van € 100,-.
14. Naar het oordeel van de rechtbank kan er niet vanuit worden gegaan dat eiseres geen vergoeding heeft ontvangen voor deelname aan het festival op 21 juni 2014, reeds omdat eiseres hierover geen bewijsstukken heeft overgelegd. Daar komt bij dat zij in 2012 wel een vergoeding heeft ontvangen voor haar deelname aan een eerdere editie van hetzelfde festival. En al zou eiseres geen vergoeding hebben ontvangen, dan had zij deze mogelijkerwijs kunnen bedingen. De rechtbank gaat daarom uit van een bedrag van € 163,-, conform de vergoeding zoals eiseres die in 2012 heeft ontvangen. Dit is een min of meer gebruikelijke vergoeding in de fetish-wereld, zoals eiseres voldoende onderbouwd heeft gesteld.
Tegenover de voldoende onderbouwde stellingen van eiseres over de hoogte van de vergoeding heeft verweerder – vanwege het ontbreken van deugdelijke bewijsstukken en het tijdverloop – enkel betwist dat € 163,- een reële vergoeding is. Aan dit standpunt van verweerder gaat de rechtbank voorbij, omdat het onvoldoende is gemotiveerd.
15. De rechtbank ziet volledigheidshalve aanleiding voor enkele formele overwegingen. Met ingang van 1 januari 2015 is artikel I van de Invoeringswet Participatiewet in werking getreden (Stb. 2014, 270). Daarbij is onder meer de Wwb gewijzigd en ondergebracht in de Participatiewet (Pw). Sindsdien is de Pw de formele bevoegdheidsgrondslag voor het toekennen, herzien, intrekken en terugvorderen van bijstand.
Het bestreden besluit heeft betrekking op het recht op bijstand in de periode die vóór
1 januari 2015 ligt. De temporele werking van wetgeving brengt mee dat de rechten en verplichtingen van de belanghebbende in dat geval moeten worden beoordeeld naar de materiële wetgeving zoals die gold vóór 1 januari 2015, dus naar de bepalingen van de Wwb. De temporele werking doet aan de formele grondslag voor de herziening, intrekking en terugvordering van bijstand echter niet af. Dat betekent dat daarop de Pw van toepassing is. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 maart 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:952). In het bestreden besluit is dit niet onderkend. Nu eiseres zowel op grond van artikel 17 van de Wwb als op grond van hetzelfde artikel van de Pw nagenoeg gelijkluidende rechten en verplichtingen heeft, kan het enkele feit dat dit onderscheid ontbreekt evenwel niet ertoe leiden dat het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens schending van de motiveringsplicht, zoals die is neergelegd in artikel 3:47, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat artikel 54, derde lid, van de Wwb per 1 juli 2013 is gewijzigd heeft geen relevantie meer voor onderhavige zaak, omdat thans enkel nog in geschil zijn de maanden augustus 2013 en juni 2014.
16. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit (geheel) en herroept beide primaire besluiten. De rechtbank voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat de bijstand van eiseres over augustus 2013 wordt herzien door over die maand alsnog rekening te houden met inkomsten ter hoogte van € 100,- en dit in mindering te brengen. Tevens bepaalt de rechtbank dat de bijstand van eiseres over juni 2014 wordt herzien door over die maand alsnog rekening te houden met inkomsten ter hoogte van € 163,-.
17. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder het griffierecht aan eiseres te vergoeden. Deze verplichting vloeit bij gegrondverklaring van het beroep voort uit artikel 8:74, eerste lid, van de Awb en de rechtbank kan hiervan niet afwijken.
18. De rechtbank overweegt met betrekking tot het verzoek om een proceskosten-vergoeding als volgt. De rechtbank heeft eiseres tweemaal de gelegenheid geboden om aan de op haar rustende bewijslast te voldoen. Indien de rechtbank deze gelegenheid niet had geboden, was het beroep ongegrond verklaard, omdat het recht op bijstand niet vast te stellen zou zijn geweest. Er waren immers nog veel gegevens die ontbraken, ook bij indiening van het beroep. In het kader van finale geschillenbeslechting heeft de rechtbank het opportuun geacht om eiseres tot tweemaal toe de gelegenheid te bieden om informatie te verstrekken. Het herroepen van de primaire besluiten is geen gevolg van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Gelet op deze procedurele gang van zaken ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, in bezwaar noch in beroep.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept beide primaire besluiten;
- bepaalt dat de bijstand van eiseres over augustus 2013 wordt herzien door alsnog
€ 100,- in mindering te brengen;
- bepaalt dat de bijstand van eiseres over juni 2014 wordt herzien door alsnog € 163,- in mindering te brengen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs, rechter, in aanwezigheid van
J.C. Kupers-Leenen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 november 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op: 10 november 2016