Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
1 september 2017, en, indien [verwerende partij] niet binnen vijf dagen na het wijzen van deze beschikking aan deze veroordeling voldoet, op straffe van een dwangsom;
4.De beoordeling
In de periode januari tot en met augustus 2017 (zijnde acht maanden) heeft [verzoekende partij] aanspraak gemaakt op 475,00 verloonde uren. Dit betekent dat [verzoekende partij] gemiddeld (afgerond) 59,4 uren per maand heeft gewerkt en dat de arbeidsovereenkomst wordt vermoed een dergelijke omvang per maand te hebben.
24 maanden heeft geduurd. Aan deze voorwaarde is niet voldaan, nu de arbeidsovereenkomst van [verzoekende partij] 11 maanden heeft geduurd. Deze vordering zal derhalve worden afgewezen.
“het stelsel van de Wwz verzet zich echter niet ertegen dat met de gevolgen van het ontslag rekening wordt gehouden bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding waarop de wet een werknemer aanspraak geeft omdat de werkgever van het ontslag als zodanig een ernstig verwijt kan worden gemaakt, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het de werkgever te maken verwijt”.
€ 400,00(2.0 punten x € 200,00 tarief)
5.De beslissing
- de billijke vergoeding van € 1.478,06 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot de dag van algehele voldoening;
- de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 773,86 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot aan de dag van algehele voldoening;
- het loon vanaf 1 september 2017 tot en met 14 september 2017 minus de reeds uitbetaalde 8 uren, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW alsmede vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;