3.1.[werkneemster] vordert, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. [werkgever] te veroordelen het achterstallig salaris over de periode 16 juni 2015 tot en met 14 september 2015 aan [werkneemster] te voldoen, zijnde een bedrag gelijk aan het achterstallig salaris over 239 uren, zijnde € 2.586,50 reeds vermeerderd met 8,33% vakantietoeslag en te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW,
2. [werkgever] te veroordelen het achterstallig salaris over de periode van 14 september 2015 tot en met 3 december 2015 aan [werkneemster] te voldoen, zijnde een bedrag gelijk aan het achterstallig salaris over 265.05 uren, zijnde € 2.868,42 reeds vermeerderd met 8,33% vakantietoeslag en te vermeerderen met de maximale wettelijke verhoging conform artikel 7:625 BW,
3. [werkgever] te veroordelen het verschil van de uitkering 13e maand aan eiseres te voldoen,
zijnde een bedrag gelijk aan 8,33% van het bruto jaarinkomen, zijnde € 901,70 bruto te verminderen met het reeds aan [werkneemster] uitgekeerde bedrag van € 482,25 bruto,
4. [werkgever] te veroordelen de salarisspecificaties over de periode juni 2015 tot en met 3 december 2015 te herzien en aan [werkneemster] toe te zenden, zulks op straffe van een dwangsom van € 50,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [werkgever] in gebreke blijft, na betekening van dit vonnis, aan dit vonnis te voldoen met een maximum van € 2.000,00,
5. [werkgever] te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten ad € 668,72, althans een door de kantonrechter in alle redelijkheid vast te stellen bedrag, alsmede de kosten van dit geding waaronder ook opgenomen een bedrag voor salaris van de gemachtigde van [werkneemster] en de noodzakelijke verschotten alsmede tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten en verschotten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.