Op 5 december 2019 heeft de Rechtbank Limburg een beschikking gegeven in hoger beroep in de zaak van Quitantie B.V., die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een onderbewindgestelde. De procedure betreft een verzoek tot aanpassing van de beslagvrije voet, waarbij de advocaat van Quitantie B.V. aanvoert dat de daadwerkelijk betaalde ziektekostenpremies van de onderbewindgestelde in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van het vrij te laten bedrag (vtlb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de onderbewindgestelde sinds 1 november 2014 onder bewind staat en dat er eerder een schuldsaneringsregeling is uitgesproken. De rechter-commissaris had eerder besloten dat niet alle ziektekostenpremies in de berekening van het vtlb moesten worden meegenomen, wat tot onvrede leidde bij Quitantie B.V. en haar advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling is de visie van de rechter-commissaris besproken, waarbij de rechtbank oordeelt dat de rechter-commissaris wel degelijk in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn visie op het beroepschrift te geven. De rechtbank concludeert dat de rechter-commissaris op goede gronden kan afwijken van de richtlijnen voor de berekening van het vtlb, maar dat het aan de onderbewindgestelde is om de bewindvoerder te informeren over de omstandigheden die een hogere zorgpremie rechtvaardigen. Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van Quitantie B.V. af, waarmee de eerdere beslissing van de rechter-commissaris wordt bevestigd.