ECLI:NL:RBLIM:2019:11683

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 december 2019
Publicatiedatum
31 december 2019
Zaaknummer
7412870 CV EXPL 18-8101
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van Dexia in effectenlease-overeenkomst met adviseur Spaar Select

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 31 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Dexia Nederland B.V. [eiser] vorderde schadevergoeding van Dexia wegens onrechtmatig handelen en tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. [eiser] stelde dat hij door de adviseur van Spaar Select, een tussenpersoon, onjuist is geadviseerd over de risico's van een effectenleaseproduct, het Overwaarde Effect. De kantonrechter oordeelde dat Dexia aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden, omdat de adviseur van Spaar Select niet beschikte over de vereiste vergunning en Dexia hiervan op de hoogte was of had moeten zijn. De kantonrechter wees de vordering van [eiser] toe, waarbij Dexia werd veroordeeld tot betaling van de door [eiser] geleden schade, bestaande uit de betaalde inleg en eventuele restschuld, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter oordeelde dat Dexia onvoldoende had betwist dat er sprake was van een persoonlijk beleggingsadvies en dat de adviseur niet had gewaarschuwd voor de risico's van de overeenkomst. De vordering tot vergoeding van hypotheekschade en buitengerechtelijke kosten werd afgewezen. Dexia werd ook veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7412870 CV EXPL 18-8101
Vonnis van de kantonrechter van 31 december 2019
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. [naam 2] ,
tegen
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.R. van Staveren.
Partijen zullen hierna [eiser] en Dexia genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • de akte uitlating producties van [eiser]
  • de akte uitlating producties van Dexia.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Als enerzijds door [eiser] gesteld en anderzijds door Dexia niet of onvoldoende betwist staan de volgende feiten vast.
2.2.
Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Dexia Bank Nederland, Bank Labouchere en Legio Lease. Waar sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder begrepen.
2.3.
Tussen Dexia en [eiser] is na tussenkomst van Spaar Select op 2 februari 2000 een overeenkomst van effectenlease - te kwalificeren als huurkoopovereenkomst - tot stand gekomen met contractnummer 21781230 onder de benaming Overwaarde Effect (waarop tevens de data 11 februari 2000 zijn gestempeld, productie A van [eiser] en productie 2 van Dexia). Deze overeenkomst heeft een looptijd van 240 maanden, maar kan na 60 maanden dagelijks met onmiddellijke ingang worden opgezegd. De maandelijkse lease-som bedraagt € 455,10 (
f1.002,91) tot een totaalbedrag van € 21.844,80 (
f48.139,60). Dexia heeft voor rekening en risico van [eiser] hiervoor op1 februari 2000 telkens 236 aandelen gekocht van respectievelijk Ahold, ING, Unilever en Kon. Olie voor een bedrag van € 42.675,88 (
f94.045,26). Op de overeenkomst is vermeld als adviseur:
“ATP00306-Spaar Select B.V.”.
2.4.
Op deze overeenkomst zijn de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease van toepassing (productie 3 van Dexia).
2.5.
De echtgenote van [eiser] heeft de overeenkomst medeondertekend en aldus (schriftelijk) toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomst.
2.6.
Op 2 februari 2000 heeft Dexia aan [eiser] tevens een aanbiedingsbrief gezonden ondertekend door haar directeur verkoop [naam directeur verkoop Spaar Select] , waarin onder meer wordt meegedeeld:
“Voor overige vragen kunt u zich wenden tot uw financieel adviseur”(productie E van [eiser] )
.
2.7.
Op 18 februari 2000 heeft Dexia aan [eiser] tevens een ontvangstbevestiging
gezonden ondertekend door haar directeur verkoop [naam directeur verkoop Spaar Select] , waarin onder meer wordt meegedeeld:
“(…) Hiermee bevestigen wij de ontvangst van de door u getekende effecten lease overeenkomst, contractnummer 21781230 Overwaarde Effect.
We danken u hartelijk voor het gestelde vertrouwen in zowel uw financieel adviseur als in Bank Labouchere en gaan uit van een prettige voortzetting van onze relatie.(…)”, productie E van [eiser] .
2.8.
Na beëindiging van de overeenkomst bleek de opbrengst van de aandelenverkoop niet toereikend om de afgesloten lening ten behoeve van de aandelenaankoop te voldoen. De restschuld van € 3.947,66 (productie A van [eiser] en productie 4 van Dexia) heeft [eiser] voldaan.
2.9.
[eiser] heeft een fiscaal voordeel genoten van € 3.194,48 bestaande uit het belastingvoordeel op de betaalde rente.
2.10.
Bij brief van 27 augustus 2007 deelt Leaseproces namens [eiser] aan Dexia mee (productie D van [eiser] ):
“(…) Hierbij bericht ik u dat bovengenoemde cliënt mij verzocht heeft zijn belangen in het geschil met u te behartigen. Ik sluit een kopie van de door hem getekende volmacht bij. (…)
voor zover nodig, vernietig ik namens cliënt het contract c.q. ontbind ik namens cliënt het contract op grond van de artikelen 3:44 lid 4 BW (misbruik van omstandigheden), 6:74 BW (wanprestatie), 6:162 BW (onrechtmatige daad), 6:194 BW (misleidende reclame) en 6:228 BW (dwaling). Namens cliënt wordt het recht voorbehouden om hiertoe nog andere gronden aan te voeren.
Op grond van het bovenstaande wordt u hierbij verzocht, en voor zover nodig gesommeerd, om binnen twee weken na heden alle door cliënt aan u betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen (…)”
2.11.
Bij brief van 14 november 2018 sommeert Leaseproces Dexia - onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2016 - tot betaling van alle reeds door [eiser] betaalde bedragen en tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente (productie G van [eiser] ).

3.Het geschil

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser] dat - voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad -:
I. voor recht verklaard wordt dat Dexia onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en/of toerekenbaar jegens [eiser] tekort is geschoten op de in de dagvaarding genoemde gronden
II. Dexia veroordeeld wordt tot betaling van de door [eiser] geleden schade, bestaande uit de door [eiser] betaalde bedragen (aan inleg en/of betaalde restschuld), vermeerderd met de wettelijke rente telkens vanaf de door [eiser] gedane betalingen althans vanaf de door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum tot de dag van algehele voldoening
III. voor recht verklaard wordt dat Dexia aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden hypotheekschade, bestaande uit de afsluitkosten, de notariskosten, de taxatiekosten en de betaalde hypotheekrente voor het gedeelte van de hypotheek dat gebruikt is om de inleg in de effectenleaseovereenkomsten te betalen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de door [eiser] gedane betalingen althans vanaf de door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum tot de dag van algehele voldoening
IV. Dexia veroordeeld wordt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [eiser] conform rapport Voorwerk II, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag
V. Dexia veroordeeld wordt tot betaling van de kosten van de procedure en nakosten.
3.2.
Dexia voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter merkt vooraf op dat [eiser] door de griffier bij dienstbrief van 15 mei 2019 in de gelegenheid is gesteld bij akte enkel te reageren op de door Dexia eerst bij conclusie van dupliek in het geding gebrachte producties. [eiser] heeft zich daartoe niet beperkt. maar ook op de door Dexia bij conclusie van dupliek nieuw ingenomen stellingen (met betrekking tot de rol van Spaar Select als (vermeende) orderremisier) gereageerd. [eiser] heeft zich tegen die nieuwe stellingen niet verzet, hoewel hij daartoe gelet op het bepaalde in artikel 128 lid 3 Rv (concentratie van verweer), gerechtigd was. De reactie van [eiser] op die nieuwe stellingen zal dan ook in het kader van hoor en wederhoor in de beoordeling worden betrokken. [eiser] heeft bij zijn akte ook nog nieuwe producties in het geding gebracht die, hoewel in beginsel niet toelaatbaar want tardief, toch in de beschouwing zullen worden betrokken, omdat Dexia vervolgens de gelegenheid heeft gekregen daar bij akte nog op de reageren. Van die gelegenheid heef Dexia ook gebruik gemaakt. Dexia heeft bij akte uitlating producties van 10 juli 2019 echter ook nog gevraagd om op haar beurt weer op het verweer van [eiser] ter zake de rol van Spaar Select als orderremisier te mogen reageren. Dit zal worden geweigerd, omdat op dit punt hoor en wederhoor inmiddels heeft plaatsgevonden.
4.2.
Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenlease-overeenkomst. Kenmerk van dit product is dat de afnemer van het product met geleend geld gaat beleggen. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met het (grotendeels) verloren gaan van hun inleg of zelfs restschulden. In de afgelopen 15 á 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen (de zogenaamde Duisenbergregeling), die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, waaronder [eiser] .
Volmacht
4.3.
Dexia betwist eerst bij conclusie van dupliek - bij gebrek aan een recente volmacht - dat Leaseproces gevolmachtigd is om namens [eiser] een procedure op te starten. Zij verzoekt de kantonrechter daarom om Leaseproces te gelasten een recente volmacht over te leggen waaruit de wil van [eiser] blijkt om Dexia nog immer in rechte te betrekken.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient dit verweer als tardief te worden aangemerkt en in strijd met de eisen van een goede procesorde. Ook los hiervan, kunnen de stellingen van Dexia niet slagen. Door Dexia is niet betwist dat Leaseproces indertijd door [eiser] gevolmachtigd is. Zij wil echter bewijs dat dit nog steeds zo is. De kantonrechter ziet daarvoor geen grond, nu Dexia haar stelling dat het voorgekomen is dat Leaseproces namens een overleden cliënt procedeert
nietheeft onderbouwd. Evenmin heeft Dexia concreet gesteld en onderbouwd dat aanleiding bestaat te veronderstellen dat juist [eiser] zijn machtiging heeft ingetrokken.
De verwijten van [eiser] jegens Dexia
4.4.
[eiser] verwijt Dexia als aanbieder van het effectenleaseproduct dat hij door de door haar ingeschakelde financieel adviseur niet in niet mis te verstane bewoordingen is gewaarschuwd voor het risico van een restschuld. Dexia is aldus haar precontractuele zorgplicht jegens [eiser] niet nagekomen. Dit wordt door Dexia bij conclusie van antwoord (randnummer 9) erkend, althans niet gemotiveerd betwist, zodat dit bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt wordt genomen. De schade die [eiser] als afnemer van het product daardoor lijdt is echter mede een gevolg van een omstandigheid die aan hem zelf kan worden toegerekend (eigen schuld ex art. 6:101 BW) waardoor de schade tussen de afnemer als particuliere belegger en de aanbieder van het product in beginsel wordt verdeeld naar de maatstaf 1 staat tot 2.
De rol van de tussenpersoon
4.5.
[eiser] verwijt Dexia ook dat zij zaken heeft gedaan met een tussenpersoon die als cliëntenremisier [eiser] adviseerde om een effectenleaseovereenkomst af te sluiten en hem ook als klant bij Dexia heeft aangebracht en de administratie voor het afsluiten van die effectenleaseovereenkomst voor haar rekening nam, terwijl die tussenpersoon niet over de op grond van artikel 7 Wte 1995 benodigde vergunning beschikte. Volgens [eiser] was het de bedrijfsopzet van Dexia om Spaar Select te laten adviseren.
Dexia heeft door gebruik te maken van een adviserende tussenpersoon in strijd gehandeld met artikel 41 van de Nadere Regeling. Daardoor heeft Dexia volgens [eiser] onrechtmatig gehandeld en is zij aansprakelijk voor de gevolgen van het handelen van de tussenpersoon en moet zij hem de gehele daaruit voortvloeiende schade vergoeden. Hij verwijst naar de arresten van 2 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2012 en 2016:2015) waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld, kort weergegeven, dat indien een cliëntenremisier zich niet beperkt tot het enkel aanbrengen van potentiële cliënten bij een beleggingsinstelling of effecteninstelling, maar hij die belegger in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf ook adviseert, de aldus handelende cliëntenremisier over een vergunning moet beschikken. Als de cliëntenremisier geen vergunning heeft en zich niet alleen heeft beperkt tot het aanbrengen van de cliënt maar jegens deze ook als beleggingsadviseur werkzaamheden heeft verricht, handelt zij in strijd met artikel 41 NR 1999. Indien Dexia wist of behoorde te weten dat de cliëntenremisier tevens adviseerde, dan levert dit een (extra) onrechtmatigheidsgrond jegens de afnemer van het effectenproduct op. Gelet op de uiteenlopende ernst van de wederzijds gemaakte fouten, eist de billijkheid in dat geval in beginsel dat er geen grond is om de afnemer wegens eigen schuld een deel van de schade zelf te laten dragen. De schadevergoedingsplicht van Dexia blijft in dat geval geheel in stand, zowel wat betreft een eventuele restschuld als wat de door de particuliere belegger reeds betaalde rente, aflossing en kosten aangaat. Dit geldt ook als de mogelijke financiële gevolgen van de leaseovereenkomst geen onaanvaardbaar zware financiële last voor de afnemer vormden.
4.6.
Voormeld oordeel van de Hoge Raad zal bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt worden genomen.
4.7.
De stelplicht en zo nodig de bewijslast dat de tussenpersoon [eiser] in voormelde zin, zie r.o. 4.5. heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had, althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon aan [eiser] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden beleggingsadvies heeft verstrekt, rusten op [eiser] . Hij heeft ter zake een specifiek bewijsaanbod gedaan en diverse bewijsstukken overgelegd.
4.8.
[eiser] stelt dat hij naar aanleiding van een brief van de basketbalvereniging van zijn zoons telefonisch contact heeft opgenomen met Spaar Select voor het maken van een vrijblijvende afspraak. De overeenkomst is tot stand gekomen nadat een financieel adviseur van Spaar Select, de heer [naam financieel adviseur] , bij [eiser] thuis langs is gekomen, zijn financiële situatie met hem heeft doorgenomen en zijn financiële wensen heeft geïnventariseerd. [eiser] heeft toen met [naam financieel adviseur] gesproken over zijn wens om vermogen op te bouwen (renoveren woning). De adviseur gaf aan dat dit mogelijk was en adviseerde om een Overwaarde Effect product van Dexia af te sluiten en daarvoor de overwaarde op zijn woning te benutten, omdat op die manier een aanzienlijk vermogen opgebouwd kon worden, een constructie die hij zelf nooit zou hebben bedacht. De adviseur onderbouwde tijdens het gesprek zijn verhaal met rekenvoorbeelden en grafieken waaruit het rendement van het Overwaarde Effect product bleek. De adviseur heeft [eiser] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Hij heeft er niet op gewezen dat met een lening voornamelijk de rentelasten van het product werden betaald en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld zou kunnen ontstaan. [eiser] heeft het mondeling gegeven advies van de tussenpersoon gevolgd en ruim ƒ 48.000,- aan inleg betaald voor het Overwaarde Effect product, welk bedrag gefinancierd werd met een verhoging van de hypotheek met een bedrag van
f50.000,-. [eiser] stelt dat de tussenpersoon een tweede keer bij hem is langs geweest om het contract en de hypotheekaanvraag in orde te maken.
4.9.
Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [eiser] overgelegd:
- de overeenkomst met Dexia (productie A),
- een financieel overzicht dat hij, volgens zijn eigen stelling, tijdens het gesprek met de adviseur heeft opgemaakt (productie B) en waaruit blijkt dat hij in vijf jaar tijd een winst van
f33.000,00 zou behalen en de hypotheek van
f50.000,00 zou kunnen worden afgelost, en
- de eerste pagina van een hypotheekakte waaruit blijkt dat hij op 12 april 2000 een bedrag van
f50.242,-, iets meer dan het voor de vooruitbetaling van de Overwaarde Effect overeenkomst benodigde bedrag, heeft ontvangen (productie C) en de jaaropgave 2000 van de Postbank die betrekking heeft op deze hypotheek (productie J).
4.10.
[eiser] heeft voorts gewezen op de door hem als producties 1 tot en met 7 overgelegde stukken waaruit de werkwijze van Spaar Select blijkt. Ook wijst hij op zijn producties 8 tot en met 19 waaruit blijkt dat Dexia bekend was met deze handelwijze van de financieel adviseurs van Spaar Select.
4.11.
Dexia heeft met betrekking tot het beweerdelijke advies als verweer gesteld dat zowel het arrest HR:2016:2012 als het arrest HR:2018:1935 niet van belang is voor de schadeverdeling in deze zaak. Dexia concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] en voert daarvoor bij antwoord de volgende gronden aan:
Dexia trad niet op als orderremisier zodat zij ook niet uit dien hoofde schadeplichtig zou zijn:
- door het tijdsverloop kan onmogelijk meer worden vastgesteld of Spaar Select inderdaad de door [eiser] ondertekende formulier(en) aan Dexia heeft doorgeleid. [eiser] dient te bewijzen dat deze formulieren via Spaar Select in handen van Dexia zijn geraakt;
- het doorgeven van een order is iets anders dan het doorleiden van een aanvraagformulier,
- [eiser] miskent dat een aanvraagformulier niet voorziet in enige effectenorder;
- [eiser] onderbouwt niet dat hij als gevolg van het doorleiden van het aanvraagformulier via Spaar Select schade heeft geleden die niet zou hebben geleden als het aanvraag formulier rechtstreeks naar Dexia zou zijn gezonden, zo begrijpt de kantonrechter. Het enkel doorleiden is niet vergunningsplichtig;
er was geen sprake van een op de persoon gericht financieel beleggingsadvies:
- [eiser] heeft over een concreet advies niets gesteld en hij heeft geen op zijn persoonlijke situatie toegespitste producties overgelegd die zijn stellingen ondersteunen. Er kan daarom onmogelijk vastgesteld wordt dat hij een op zijn persoon gericht financieel advies heeft ontvangen,
- Dexia betwist nadrukkelijk dat er een structurele en gestandaardiseerde handelwijze van Spaar Select bestond, want Spaar Select was een franchise organisatie waarbij het merendeel van de lokale vestigingen geen eigendom was van de centrale organisatie. Mogelijk had zij de ambitie dat de werkwijze overal hetzelfde zou zijn, maar die ambitie is niet gerealiseerd. In werkelijkheid lijkt het erop dat de werkwijze van vestiging tot vestiging en van medewerker tot medewerker verschilde,
- de aanduiding “adviseur” in de documenten die Dexia hanteerde is breder dan de aanduiding “beleggingsadviseur”, dat is ook zo in het spraakgebruik waarin onder adviseren ook wordt verstaan het geven van algemene voorlichting en het doen van aanprijzingen die niet op de persoon zijn toegesneden,
- dat de overeenkomst als risicoloos product zou zijn aangeprezen lijkt nagenoeg uitgesloten omdat de risico’s al volgen uit de enkele lezing van de overeenkomst zelf. Die zijn voor eenieder direct uit de overeenkomst kenbaar. Daardoor moet een deel van de schade voor rekening van [eiser] blijven,
- dat het gesprek met Spaar Select is verlopen op de door [eiser] weergegeven wijze en met de door hem geschetste inhoud lijkt niet houdbaar en kan derhalve niet juist zijn. Over de daadwerkelijke inhoud van het gesprek is niets bekend;
Dexia betwist dat zij bekend was met de werkwijze van Spaar Select. De door [eiser] bij dagvaarding overgelegde documenten (producties 1 t/m 19), waarop [eiser] zich ter onderbouwing van zijn standpunt ter zake de wetenschap van Dexia beroept, vormen daarvoor geen bewijs, aldus Dexia. Dexia stelt onder andere dat het feit dat een tussenpersoon in een overeenkomst en op brieven met Dexia wordt aangeduid als “adviseur” onvoldoende is om de conclusie te rechtvaardigen dat Dexia wist of moest weten dat Spaar Select in een concreet geval beleggingsadvies had gegeven. Hetzelfde geldt voor de teksten op de website van Dexia, het interview met de heer [naam directeur verkoop Spaar Select] en het vermeende e-mailbericht van de heer [naam directeur verkoop Spaar Select] (producties 8,9 en 10 van [eiser] ). Dexia betwist bij gebrek aan wetenschap dat dit e-mailbericht van de heer [naam directeur verkoop Spaar Select] afkomstig is.
Dexia biedt tegenbewijs aan indien de kantonrechter [eiser] in het bewijs van zijn stellingen geslaagd acht.
4.12.
De kantonrechter stelt vast dat Spaar Select als bedrijfsmatig handelend tussenpersoon betrokken was bij de totstandkoming van de onderhavige effectenleaseovereenkomst, dat blijkt immers uit de op 2 februari 2000 door Dexia opgestelde overeenkomst, op welk document Spaar Select als adviseur is vermeld. Voor zover het hierboven vermelde verweer van Dexia onder 4.10. sub 1 en 2 als betwisting moet worden opgevat, is deze niet onderbouwd en wordt hieraan voorbij gegaan.
4.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat Spaar Select is opgetreden als cliëntenremisier voor Dexia. Immers is tussen (de rechtsvoorganger van) Dexia en Spaar Select een overeenkomst cliëntenremisier gesloten (productie 14 van [eiser] ). De kantonrechter gaat daarom vooralsnog voorbij aan de discussie tussen partijen met betrekking tot de kwalificatie van Spaar Select als orderremisier. Indien komt vast te staan dat Spaar Select als cliënten-remisier ook verboden advies heeft gegeven, dan is die discussie niet meer relevant voor de beoordeling van het geschil.
4.14.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat Spaar Select op 2 februari 2000 niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. Beoordeeld moet dan ook worden of Spaar Select voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst met [eiser] beleggingsadvieswerkzaamheden verrichtte en of Dexia daarvan op de hoogte was of behoorde te zijn.
4.15.
Dexia heeft de gemotiveerde stellingen van [eiser] over de wijze waarop hij door de adviseur van Spaar Select is geadviseerd over het afnemen van beleggingsproducten van Dexia, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het lag op de weg van Dexia als degene die Spaar Select heeft ingeschakeld om gemotiveerd te betwisten dat een adviseur in dienst van Spaar Select (de heer [naam financieel adviseur] ) bij [eiser] op huisbezoek is geweest, dat hij op grond van zijn persoonlijke financiële situatie en wensen met betrekking tot het opbouwen van vermogen door de adviseur mondeling is geadviseerd een overeenkomst van effectenlease af te sluiten onder de benaming Overwaarde Effect en de leasesom vooruit te betalen, dat de adviseur hem heeft verteld dat hij op die manier aanzienlijk vermogen kon opbouwen – wat een constructie was die hij zelf nooit zou hebben bedacht – en dat dit advies door de adviseur werd onderbouwd met rekenvoorbeelden en grafieken die geen rekening hielden met tegenvallende koersontwikkelingen. Dexia had concreet uiteen dienen te zetten wat er niet juist is aan het relaas van [eiser] . Dat heeft zij niet gedaan. Aan een bewijsopdracht voor [eiser] of een opdracht voor Dexia tot het leveren van tegenbewijs komt de kantonrechter dan ook niet toe. De (gemotiveerde en onderbouwde) stellingen van [eiser] zullen dan ook als vaststaand beschouwd worden. Zij vormen immers een voldoende onderbouwing voor het oordeel dat hem door de adviseur van Spaar Select een op zijn persoonlijke situatie toegesneden beleggingsadvies is gegeven. Gelet daarop gaat de kantonrechter er van uit dat sprake is geweest van verboden advisering in de zin van artikel 41 NR 1999. Het aanbod van Dexia om op dit punt tegenbewijs te leveren is niet meer ter zake dienend en zal worden gepasseerd.
4.16.
[eiser] heeft voorts gewezen op de door hem als producties 1 tot en met 7 overgelegde stukken, waaruit volgt dat het de bedrijfsopzet van Dexia was om Spaar Select te laten adviseren. Ook wijst hij op zijn producties 8 tot en met 19 waaruit blijkt dat Dexia tot op het hoogste niveau ermee bekend was en ervan uitging dat de financieel adviseurs van Spaar Select adviseerden, in de betekenis van een aanprijzing die is toegesneden op de persoon of een product (in dit geval een effectenleaseovereenkomst) dat als geschikt voor de betrokken persoon wordt aanbevolen. Dexia behoorde dit te weten, aldus [eiser] .
4.17.
De algemene werkwijze van Spaar Select in 2000 kan volgens de kantonrechter in het bijzonder worden afgeleid uit de hierna genoemde door [eiser] overgelegde documenten:
- de toenmalige website van Spaar Select waar onder meer vermeld stond:
“(…) Spaar Select werkt volgens het concept van Persoonlijke Financiële Planning. (…) Allereerst maakt de accountmanager een inventarisatie van uw huidige situatie. Vervolgens kijkt hij naar uw wensen. U kunt hierbij denken aan (…) aanvullend pensioen (…) Aan de hand van de inventarisatie (…) maakt de accountmanager een Persoonlijk Financieel Plan. Hierin omschrijft hij hoe u door de combinatie van verschillende spaarvormen van diverse banken en maatschappijen uw wensen kunt realiseren tegen zo laag mogelijke kosten. (…) In zes jaar tijd is Spaar Select uitgegroeid tot een gerenommeerd financieel adviesbureau (…)”,(productie 1);
- de schriftelijke verklaring van [naam directeur Spaar Select] , van 1993 tot 2002 directeur van Spaar Select:
“(…) de grootste omzetcomponent van Spaar Select was de verkoop van effectenleaseproducten die door (…) Dexia op de markt werden gebracht. (…) Tussen Spaar Select en (…) Dexia bestond intensief contact. Ons aanspreekpunt was de heer [naam directeur verkoop Spaar Select] , die ons wekelijks bezocht en op de hoogte was van de werkwijze van Spaar Select. (…) Spaar Select maakte bij haar verkoopactiviteiten gebruik van brochures van Bank Labouchere c.q. Dexia en ook van eigen brochures, die echter altijd vooraf door Bank Labouchere c.q. Dexia werden goedgekeurd. (…) Spaar Select werd in de contracten omschreven als adviseur en de medewerkers van Spaar Select presenteerden zich ook als zodanig.(…)”,(Productie 5);
- de schriftelijke verklaring van [naam medewerker Spaar Select] van 13 augustus 2014, inhoudend:
“(…) 1. Van april 1998 tot eind 2002 ben ik werkzaam geweest bij Spaar Select Twente B.V., een franchiseonderneming van Spaar Select B.V. (…)
4. Spaar Select kende een strakke structuur. Het hoofdkantoor bepaalde het beleid tot in de puntjes. Het hoofdkantoor bepaalde: (…)
- de werkwijze van Spaar Select, zoals de wijze waarop de adviseurs de producten moesten aanbieden;(…)
5. Er bestond geen vrijheid om van de van bovenaf opgelegde regels af te wijken. Het hoofdkantoor wenste dat alle vestigingen op exact dezelfde wijze werkten.
6. De werkwijze van Spaar Select bestond erin eruit dat adviseurs van Spaar Select (de accountmanagers) in persoonlijke gesprekken met klanten specifieke adviezen gaven over af te nemen producten. Er was steeds direct persoonlijk contact.
7. De adviesgesprekken vonden meestal plaats bij de mensen thuis (…). In deze gesprekken presenteerden de accountmanagers zich als financieel adviseur. (…) In het eerste gesprek werd bij de klant geïnformeerd naar zijn persoonlijke situatie, in het bijzonder zijn financiële situatie en de wensen van de klant. Vervolgens werd een advies opgesteld, waarin de adviseur aangaf op welke wijze hij de wensen van de klant kon realiseren. In dit advies werden concrete financiële producten geadviseerd (zoals een specifiek aandelenleasecontract of (…)). Met de geadviseerde producten kon volgens de adviseur het beoogde (financiële) doel worden gehaald. Als de klant het advies (…) wenste op te volgen, werden de contracten aangevraagd en werd het papierwerk geregeld (…).
8. De adviesgesprekken vonden plaats volgens een vaste, door het hoofdkantoor opgelegde verkoopmethode. Deze methode heette SPEND. SPEND staat voor:
- Situatie
- Probleem
- Effect
- Noodzaak om het probleem op te lossen
- Doen beslissen
9. SPEND schreef precies voor hoe een adviesgesprek behoorde te verlopen.(...)
10. Nieuwe adviseurs kregen, alvorens zij aan de slag gingen, een opleiding op het hoofdkantoor van drie tot vier weken. Tijdens deze opleiding werden de adviseurs bekend gemaakt met de producten die Spaar Select verkocht en (vooral) met de werkwijze waarop deze producten werden verkocht (…) Precies zoals tijdens de cursus werd geleerd, dienden de adviseurs de adviesgesprekken in te richten. (…)
12. De verkoop van aandelenleaseproducten was een belangrijk speerpunt van Spaar Select. Het grootste gedeelte van de geadviseerde en verkochte producten, betrof aandelenleaseproducten van (…) Dexia. (…) Het kwam vaak voor dat de combinatie aandelenleaseproduct en een extra hypotheek werd geadviseerd. De storting in het aandelenleaseproduct werd dan betaald uit de extra opgenomen hypotheek. Het betrof dan vaak een vooruitbetaling van enkele jaren. (…)
13. Negatieve koersontwikkelingen (het dalen van de aandelenkoersen) werden door de adviseurs niet voorgespiegeld.(…) Spaar Select rekende in haar adviezen met en koersstijging van 12,5% als uitgangspunt. Deze koersstijging werd dan als conservatief gepresenteerd. Dit versterkte bij de klanten het gevoel van veiligheid. Aan de klanten werd niet verteld wat de gevolgen waren als de koersen zouden dalen (het verliezen van de gehele inleg en het betalen van een restschuld als het product na 5 jaar werd beëindigd).
14. De aandelenleaseproducten werden onder meer geadviseerd om eerder te kunnen stoppen met werken, als pensioenvoorziening en om te sparen voor de studie van de kinderen.
(…)”(productie 7).
4.18.
Bekendheid van Dexia in 2000 met deze werkwijze wordt afgeleid uit de volgende door [eiser] overgelegde producties:
- citaat uit Het Financiële Dagblad van 22 april 1998:
“(…)Bank Labouchere wil dat tussenpersonen in de verzekeringswereld die hun deskundigheid bewezen hebben, gecertificeerd worden. Volgens directeur [naam directeur bank Labouchere] ontstaan er geregeld problemen omdat ondeskundige tussenpersonen verkeerd advies geven.
Labouchere werkt met 300 tussenprsonen en wil dit aantal graag uitbreiden.‘We zouden graag met dubbel zoveel tussenpersonen werken, maar vinden de selectie moeilijk. Rijp en groen zit door elkaar’, aldus [naam vice-voorzitter bank Labouchere] , vice-voorzitter van Labouchere (…) [naam directeur bank Labouchere] zegt geen directe schade te lijden van de foute adviezen die ondeskundige tussenpersonen soms geven. ‘Onze producten zijn duidelijk genoeg. Het is de klant die met de brokken zit omdat hij een product aangepraat krijgt dat niet goed aansluit op zijn persoonlijke situatie.”(…)(productie 13);
- de telefonisch afgelegde verklaring van [naam voormalig accountmanager Spaar Select 1] , onder andere als voormalig accountmanager, franchisemanager en hoofd Sales & Operations gedurende 6 jaar werkzaam geweest bij Spaar Select, door haar bevestigd bij e-mail aan [naam 1] van Leaseproces:
“(…) Dexia en Spaar Select werkten veel samen. (…) De heer [naam directeur verkoop Spaar Select] van Dexia kwam frequent bij Spaar Select langs voor overleg.
De algemene werkwijze van Spaar Select bestond erin dat de adviseurs van Spaar Select bij de klanten langsgingen voor een persoonlijk advies. Nadat zij de persoonlijke situatie van de klant in kaart hadden gebracht, werd een op de persoonlijke situatie van de klant afgestemd advies uitgebracht. (…) De heer [naam directeur verkoop Spaar Select] was bekend met de algemene werkwijze van Spaar Select, zoals hiervoor omschreven. (…)”,(productie 6);
- de tekst op de website van Bank Labouchere:
“(…) Met de effectenleaseproducten van LabouchereBeleggingsproductenis het voor iedereen mogelijk kansrijk te beleggen. Ze zijn bestemd voor particulieren die op basis van hun financiële situatie deskundig advies van gespecialiseerde onafhankelijke financiële adviseurs wensen (…) (website mei 2000
);
De producten worden uitsluitend aangeboden via onafhankelijke, gespecialiseerde financiële adviseurs in ons land. Hun kwaliteit en kennis van zaken garandeert hun cliënten een met zorg omkleed, persoonlijk advies. Door training en begeleiding van de financiële adviseurs houden de accountmanagers van Labouchere Beleggingsproducten hen uitvoerig op de hoogte van de verschillende producten. (...)” (website mei 2000
). (…)”,(productie 8);
Dexia heeft niet concreet gesteld dat vóór mei 2000 de website een andere inhoud had.
- een interview met de heer [naam directeur verkoop Spaar Select] , destijds (zo blijkt uit de overeenkomst en de onder 2.6. vermelde brief van 2 februari 2000) directeur verkoop van Bank Labouchere, waarin is vermeld:
“(…) Klanten kunnen dezelfde aandelenleaseproducten afnemen via zowel Legio Lease, als Bank Labouchere. Wat maakt het voor de klant voor verschil? [naam directeur verkoop Spaar Select] : ‘Als je als klant bij Legio Lease inhaakt op een productaanbod, dan vul je de bon of het aanvraagformulier in en stuurt het naar Leiden. Op dat moment krijg je geen advies en neem je wellicht impulsief een beslissing. (…) Voor hetzelfde geld kun je je financiële planning ook laten beoordelen en regelen door een bedrijf als Spaar Select. In die planning kan dan exact hetzelfde product worden opgenomen. Dat kost de klant niets meer dan rechtstreeks bij Legio Lease afsluiten. Maar het voordeel is natuurlijk wel, dat het product wordt afgesloten als onderdeel van een totaal financieel plan. (…)”,(productie 9);
- een e-mailbericht van de heer [naam directeur verkoop Spaar Select] van 28 augustus 2014 aan [naam 2] van Leaseproces, waarin onder meer staat opgenomen:
“(…) 3. Is het juist dat u intensief contact had met Spaar Select en dat u Spaar Select in de regel eenmaal per week bezocht?
Antw: Ja. (…)
5. Was u ermee bekend dat de adviseurs van Spaar Select hun klanten veelal thuis bezochten en hen, al dan niet door middel van een zgn. Financieel Plan, adviseerden om op bepaalde aandelenleaseproducten in te schrijven?
Antw: Ja. De adviseurs van Spaar Select (…) bemiddelden bij de klanten thuis op afspraak. (…)”,(productie 10);
- de overeenkomst cliëntenremisier Dexia en Spaar Select gesloten op 24 februari 1996 waarin de rechten en verplichtingen van de adviseurs bij de bemiddelingswerkzaamheden zijn vastgelegd (productie 14): “
(…)1.1 BL (lees: Dexia, kantonrechter)
verklaart Adviseur voor onbepaalde tijd te hebben aangesteld als Cliëntenremisier om met ingang van (…) cliënten aan te brengen inzake de verkoop van produkten als vastgelegd in (…)
2.1
Adviseur dient bij zijn bemiddelingswerkzaamheden ten behoeve van BL de zorgvuldigheid die een adviseur betaamt in acht te nemen.
2.2
Adviseur dient belangstellenden voor de produkten (…) te allen tijde volledig te informeren door hen in het bezit te stellen van de hem door BL ter beschikking gestelde brochures en geen Informatie te verstrekken die van betreffende brochures afwijkt (…)”
-het supplement op de overeenkomst cliëntenremisier (productie 14):
“(…) 3.1. BL voorziet Adviseur van Brochures en aanvraagformulieren.
(…) 3.3. BL verwerkt uitsluitend aanvragen voor Produkten inzake Labouchere Effecten Lease indien deze plaats vinden op originele door BL verstrekte aanvraagformulieren ‘Labouchere Effecten Lease’.
(…) 3.5. Door BL getekende Lease-contracten worden rechtstreeks aan Adviseur gezonden, tenzij deze verzoekt Lease-contracten direct naar betrokken lessees te zenden. Is een Lease-contract aan Adviseur gezonden dan draagt Adviseur er zorg voor dat het Lease-contract door betrokken lessee getekend aan BL wordt geretourneerd.(…)”
- een passage in het memorandum van 26 maart 2007 van Dexia, getiteld ‘De niet-aansprakelijkheid van Dexia voor gedragingen van tussenpersonen’:
“(…) Tussenpersonen kwalificeerden onder de werking van de toenmalige Wet Toezicht Effectenverkeer 1995 (“WTE”) als cliëntenremisiers. De werkzaamheden van de tussenpersonen zijn zelden beperkt gebleven tot de werkzaamheden van een cliëntenremisier in strikte zin, namelijk tot het aanbrengen van een cliënt bij een effecteninstelling. Doorgaans is er daarnaast sprake geweest van het geven van beleggingsadvies. (…)”.
Hierboven is aan de orde geweest dat tussenpersonen die hebben bemiddeld terzake van effectenleaseproducten in de praktijk doorgaans ook hebben gefungeerd als beleggingsadviseur van de desbetreffende lessee. (…)”,(productie 17).
4.19.
Een beargumenteerde bestrijding van de inhoud van die stukken heeft Dexia met haar verweer niet gegeven. De door Dexia overgelegde verklaring van [naam medewerker financieel adviesbureau] , werkzaam bij [financieel adviesbureau] (productie 8 van Dexia), werpt geen ander licht op het vorenstaande. Deze verklaring zegt immers niets over de handelwijze van Spaar Select. Ook de verklaring van [naam voormalig accountmanager Spaar Select 2] , voormalig accountmanager van Bank Labouchere, (productie 10 van Dexia) kan niet tot een ander oordeel leiden. De [naam voormalig accountmanager Spaar Select 2] was geen accountmanager van Spaar Select, zo heeft [eiser] onbetwist gesteld en verklaart nooit bij de gesprekken tussen een tussenpersoon en een klant aanwezig te zijn geweest. De kantonrechter acht [eiser] dan ook geslaagd in het bewijs dat Dexia er mee bekend moet zijn geweest, althans dat zij daarmee bekend behoorde te zijn, dat de door haar ingeschakelde tussenpersoon Spaar Select op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaf.
4.20.
Het had daarom op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomst met [eiser] navraag te doen bij Spaar Select of hij de overeenkomst is aangegaan op advies van Spaar Select, teneinde te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [eiser] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is door haar niet gesteld en is ook niet gebleken. Zij had dan ook behoren te weten dat [eiser] door Spaar Select is geadviseerd voordat hij als cliënt werd aangebracht.
4.21.
Al hetgeen Dexia omtrent het hiervoor overwogene nog anderszins heeft aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.22.
Nu Dexia met [eiser] een overeenkomst is aangegaan en vaststaat dat Dexia of de door haar ingeschakelde tussenpersoon [eiser] niet voorafgaand aan het sluiten van die overeenkomst uitdrukkelijk heeft gewaarschuwd voor de daaraan verbonden risico’s voor een restschuld en daarbij ook vast is komen te staan dat de overeenkomst tot stand is gekomen nadat aan [eiser] door een adviseur van Spaar Select een persoonlijk beleggingsadvies is gegeven en Spaar Select niet over de daarvoor vereiste vergunning beschikte én dat Dexia van deze werkwijze op de hoogte was, dan wel behoorde te zijn, rechtvaardigt dit de conclusie dat dit een extra onrechtmatigheidsgrond oplevert jegens [eiser] als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012. Dexia dient de dientengevolge door [eiser] geleden schade, bestaande uit de gehele door [eiser] betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus dividenduitkeringen en genoten fiscaal voordeel wegens renteaftrek) en restschuld te restitueren c.q. te vergoeden. De vordering onder II zal dan ook worden toegewezen.
4.23.
Nu de vordering van [eiser] onder II wordt toegewezen, heeft hij geen belang meer bij toewijzing van de door hem onder I gevorderde verklaring voor recht. Die zal dan ook worden afgewezen.
4.24.
Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1198) oordeelt de kantonrechter dat de wettelijke rente over de door Dexia aan [eiser] te vergoeden inleg verschuldigd is telkens vanaf het moment waarop een desbetreffend gedeelte van de inleg daadwerkelijk is voldaan. De daarop betrekking hebbende vordering zal op de hiervoor weergegeven wijze worden toegewezen.
Hypotheekschade
4.25.
De kantonrechter is van oordeel dat de kosten van de hypothecaire lening aangegaan op 12 april 2000 niet voor vergoeding in aanmerking komen. Het mag zo zijn dat de constructie tegelijkertijd met de aandelenleaseovereenkomst werd aangeraden, maar het moet [eiser] toen duidelijk zijn geweest dat het bij de hypotheekconstructie om een (aanvullende) lening ging en dus geld kostte, dit is immers een feit van algemene bekendheid. De gevolgen van deze keuze komen dan ook voor rekening van [eiser] en zijn daarop betrekking hebbende vordering zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.26.
[eiser] heeft aangevoerd dat nog aanspraak bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke kosten door Dexia, hetgeen Dexia gemotiveerd heeft betwist.
4.27.
Leaseproces heeft, specifiek ter zake de vordering van [eiser] , twee sommaties gestuurd voorafgaande aan deze procedure, te weten de brieven van 27 augustus 2007 (productie D van [eiser] ) en 14 november 2018 (productie G van [eiser] ). Deze brieven vormen de vereiste voorbereiding van deze procedure, waarvoor de kosten in de hierna te bepalen proceskostenvergoeding zijn begrepen. De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal dan ook worden afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring?
4.28.
Dexia verzet zich tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad. Zij stelt - kort gezegd - dat haar belang bij behoud van de bestaande toestand zwaarder moet wegen dan het belang van [eiser] . Het belang van [eiser] (kunnen beschikken over het toegewezen deel van zijn vordering) is immers ondergeschikt aan het belang van Dexia tot het voorkomen van een (massale) uitvoerbaarverklaring bij voorraad in het groot aantal aanhangige zaken waardoor Dexia mogelijk in totaal een zeer omvangrijke som zal moeten betalen. Verder stelt Dexia dat sprake is van een restitutierisico aan de zijde van [eiser] . Slechts met grote moeite kan zij achteraf als ten onrechte te bestempelen uitbetalingen aan klanten terug krijgen. Daar komt bij, aldus Dexia, dat niet de klant zelf, maar Leaseproces als gevolmachtigde namens de klant de procedure voert en zij (Leaseproces) slechts een gering belang heeft bij onmiddellijke betaling op korte termijn. Bovendien komen uitbetalingen door Dexia ook ten laste van de Belgische belastingbetaler zodat voorzichtig omgesprongen dient te worden met de nog aan Dexia ter beschikking staande middelen. Indien het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard dan verzoekt Dexia daaraan de voorwaarde te verbinden dat [eiser] zekerheid stelt voor het aan [eiser] te betalen bedrag.
4.29.
[eiser] betwist dat sprake is van een restitutierisico. Dexia maakt niet aannemelijk dat [eiser] bij een eventuele restitutie in gebreke zou blijven. Leaseproces handelt als gevolmachtigde van [eiser] en behartigt daarbij zijn belangen. Het feit dat Dexia financieel nadeel lijdt vanwege het groot aantal procedures kan niet aan het materiële belang van [eiser] worden tegengeworpen. Ook verwerpt [eiser] het standpunt van Dexia dat zij opkomt voor het belang van de Belgische belastingbetaler.
4.30.
Bij de beoordeling van een vordering op grond van artikel 233 Rv dienen de belangen van partijen te worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Bij de belangenafweging moet de kans van slagen van een eventueel aan te wenden rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing blijven en wordt degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt, vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad te hebben (vergelijk HR 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:688). Voorts dient een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd te worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994/591) en staan mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, op zichzelf niet aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad in de weg, maar moeten worden meegewogen bij de belangenafweging (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468).
4.31.
Gelet op voormeld uitgangspunt wordt [eiser] vermoed het vereiste belang bij uitvoerbaarheid bij voorraad te hebben. Dit brengt mee dat het allereerst op de weg van Dexia ligt om concrete feiten en omstandigheden aan te voeren en onder verwijzing daarnaar te stellen dat haar belang bij het achterwege blijven van uitvoerbaarverklaring bij voorraad prevaleert boven het belang van [eiser] bij toewijzing van de betreffende vordering.
4.32.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Dexia haar stelling dat sprake is van een concreet restitutierisico aan de zijde van [eiser] onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat in andere zaken is gebleken dat het haar moeite kost om bedragen terug te vorderen, is daarvoor niet voldoende. Evenmin is van belang dat Leaseproces namens [eiser] de procedure voert en bij toewijzing van de vordering het bedrag door Dexia aan Leaseproces betaald dient te worden. Leaseproces behartigt immers de belangen van [eiser] . Het argument van Dexia dat uitbetalingen ten laste komen van de Belgische belastingbetaler acht de kantonrechter rechtens niet relevant.
4.33.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het verweer van Dexia tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad faalt. De kantonrechter zal het vonnis derhalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Op dezelfde grond ziet de kantonrechter geen aanleiding om daaraan de voorwaarde te verbinden dat [eiser] zekerheid dient te stellen.
Proceskostenveroordeling
4.34.
Dexia dient, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- explootkosten € 98,01
- griffierecht € 79,00
- salaris gemachtigde
€ 600,00(2.5 punten x tarief € 240,00)
Totaal € 777,01.
4.35.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Dexia om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de door hem geleden schade, bestaande uit de door [eiser] betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus dividenduitkeringen en genoten fiscaal voordeel) en/of betaalde restschuld, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf het moment waarop een desbetreffend gedeelte van de inleg / restschuld daadwerkelijk is voldaan tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Dexia tot betaling van de proceskosten van [eiser] , die tot de uitspraak van dit vonnis worden begroot op € 777,01,
5.3.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan de veroordelingen hiervoor onder 5.1. en 5.2. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de kosten van dat exploot,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoer bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en is in het openbaar uitgesproken.
CJ/RJ/WE