ECLI:NL:RBLIM:2019:1634

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
21 februari 2019
Zaaknummer
7495134 AZ VERZ 19-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verandering in omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoeker, een medewerker van een cafetaria, heeft een arbeidsovereenkomst met de verwerende partij, de werkgever. De werkgever heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2019, onder verwijzing naar een gewichtige reden die voortvloeit uit een verandering in de omstandigheden. De werkgever stelt dat er een onoverbrugbaar verschil van inzicht is ontstaan over de uitvoering van de werkzaamheden, wat heeft geleid tot een onwerkbare situatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 februari 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De verzoeker heeft verweer gevoerd tegen het ontbindingsverzoek, maar erkent de door de werkgever aangevoerde redenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een verandering in omstandigheden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. Er is geen bewijs dat het ontbindingsverzoek verband houdt met een bijzonder opzegverbod.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 april 2019 en heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een beëindigingsvergoeding van € 5.000,00 bruto aan de verzoeker. Daarnaast is de werkgever verplicht om het loon tot de datum van beëindiging door te betalen en zorg te dragen voor een correcte eindafrekening en een positief getuigschrift. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 7495134 AZ VERZ 19-15
Beschikking van de kantonrechter van 21 februari 2019
in het verzoek van
[verzoeker] ,
wonend in [woonplaats] , aan de [adres 1] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. C.M. Dentro
tegen
[verweerder] ,
handelend onder de naam
[handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] , aan de [adres 2] ,
verwerende partij,
gemachtigde mr. R.M.J.K.M. Teeuwen.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 28 januari 2019 per fax ter griffie ontvangen verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 19 februari 2019, waar partijen hun respectieve standpunten nader hebben toegelicht, de gemachtigde van [verzoeker] aan de hand van een pleitnota, en waar [verweerder] verzocht heeft om ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[verzoeker] is krachtens een arbeidsovereenkomst als medewerker cafetaria in dienst van [verweerder] .
2.2.
[verweerder] verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een gewichtige reden, bestaande in een zodanige verandering in de omstandigheden, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve met ingang van 1 april 2019 dient te eindigen.
2.3.
Ter staving van haar verzoek voert [verweerder] - kort weergegeven - aan dat tussen partijen een onoverbrugbaar verschil van inzicht is ontstaan omtrent de wijze waarop uitvoering dient te worden gegeven aan de door [verzoeker] te verrichten werkzaamheden, waardoor er thans onvoldoende basis is voor een verdere vruchtbare samenwerking.
2.4.
[verzoeker] heeft tegen toewijzing van dat verzoek verweer gevoerd, doch hij erkent niettemin de reden zoals deze door [verweerder] is gesteld.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat - zonder dat gebleken is een van de partijen daarvan een verwijt te maken valt - er sprake is van een verandering in de omstandigheden, die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te leiden. Voorts is niet gebleken dat het ontbindingsverzoek verband houdt met enig bijzonder opzegverbod.
2.6.
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst dan ook ontbinden met ingang van
1 april 2019, onder toekenning van [verzoeker] van de hierna te noemen vergoeding.
2.7.
De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten in beide procedures te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.Beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de tussen [verzoeker] en [verweerder] bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2019,
3.2.
verstaat dat:
  • [verweerder] het loon tot datum einde arbeidsovereenkomst op reguliere wijze doorbetaalt, waarbij het nog niet betaalde loon over december 2018 en januari 2019 zo spoedig mogelijk zal worden betaald inclusief de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
  • [verzoeker] vanaf heden is vrijgesteld van het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden en geacht wordt de hem toekomende vakantiedagen volledig te hebben opgenomen;
  • [verweerder] binnen een maand na datum einde arbeidsovereenkomst zorg draagt voor een correcte eindafrekening en die aan [verzoeker] doet toekomen alsmede een positief getuigschrift,
3.3.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoeker] € 5.000,00 bruto te betalen als beëindigingsvergoeding,
3.4.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.
RK