ECLI:NL:RBLIM:2022:10393

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
Zaak: 9979694 AZ 22-63
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek tot betaling van transitievergoeding en eindafrekening na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de werkgever, na toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst met de werknemer opgezegd. De werknemer heeft verzocht om betaling van de transitievergoeding en de eindafrekening, aangezien het UWV de loonbetalingsverplichting van de werkgever heeft overgenomen. De rechtbank heeft op 9 november 2022 uitspraak gedaan in Maastricht. De werknemer is op 1 september 2018 in dienst getreden als pedagogisch medewerker. De arbeidsovereenkomst is per 1 mei 2022 beëindigd, maar er is geen eindafrekening gemaakt en het loon over de maanden februari tot en met april 2022 is niet betaald. De werknemer verzoekt de rechtbank om de werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, het achterstallige loon en de wettelijke rente.

De werkgever heeft als verweer aangevoerd dat zij een wettelijke schuldsanering heeft aangevraagd en dat het UWV de loonbetalingsverplichting heeft overgenomen. De werkgever stelt dat de loonvorderingen van de werknemer na aftrek van de betalingen van het UWV niet ter discussie staan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de werknemer op alle onderdelen toewijsbaar is. De rechtbank heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, het achterstallig loon, de openstaande verlofuren, vakantiebijslag en de eindejaarsuitkering, met inachtneming van de betalingen van het UWV.

De beslissing van de rechtbank houdt ook in dat de werkgever de proceskosten moet vergoeden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werknemer recht heeft op onmiddellijke uitvoering van de uitspraak, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9979694 AZ VERZ 22-63
Beschikking van 9 november 2022
in de zaak van
[verzoekende partij],
wonend te [woonplaats 1] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. F.L.H.F.A.H. Wolfs,
tegen
[verwerende partij],
voorheen handelend onder de naam ‘ [handelsnaam] ’,
wonend te [woonplaats 2] ,
verwerende partij,
gemachtigde mr. Y.H.M. van Mierlo.
Partijen zullen hierna [verzoekende partij] en [verwerende partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen
  • de mondelinge behandeling op 7 september 2022 waarbij [verwerende partij] niet is verschenen
  • het e-mailbericht van 17 oktober 2022 van de gemachtigde van [verwerende partij]
  • de mondelinge behandeling op 19 oktober 2022 waar beide partijen zijn verschenen en waarbij namens [verwerende partij] stukken zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij] is op 1 september 2018 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van [verwerende partij] in de functie van pedagogisch medewerker.
2.2.
[verwerende partij] heeft, nadat UWV haar daarvoor toestemming heeft gegeven, de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] opgezegd per 1 mei 2022.
2.3.
Tot op heden heeft geen eindafrekening van het dienstverband met [verzoekende partij] plaatsgevonden. Bovendien is het loon over de maanden februari tot en met april 2022 onbetaald gebleven en evenmin heeft [verwerende partij] de transitievergoeding aan [verzoekende partij] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt [verwerende partij] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en de eindafrekening, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de wettelijke verhoging over het achterstallige loon van de maanden februari tot en met april 2022.
3.2.
[verwerende partij] heeft als verweer aangevoerd dat zij een wettelijke schuldsanering heeft aangevraagd en dat UWV de loonbetalingsverplichting van haar heeft overgenomen. Verder heeft zij aangevoerd dat de loonvorderingen van [verzoekende partij] na aftrek van de betalingen van UWV van € 5.470,66 niet ter discussie staan. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat het mogelijk is dat UWV nog vervolgbetalingen aan [verzoekende partij] zal doen en dat die betalingen dan ook in mindering dienen te strekken.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek van [verzoekende partij] op alle onderdelen toewijsbaar is. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen met dien verstande dat in de beslissing zal worden opgenomen dat op de toegewezen bedragen (met uitzondering van de transitievergoeding) de betaling van UWV van € 5.470,66 en eventuele vervolgbetalingen van UWV die voortvloeien uit de betalingsonmacht van [verwerende partij] in mindering strekken.
4.2.
[verwerende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verzoekende partij] tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 86,00
  • salaris gemachtigde
totaal: € 833,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [verwerende partij] tot betaling aan [verzoekende partij] van:
de transitievergoeding van € 1.754,96 bruto
het achterstallig loon van € 3.081,30 bruto
de openstaande verlofuren ten bedrage van € 2.963,13 bruto
e vakantiebijslag van € 1.214,61 bruto
de eindejaarsuitkering van € 239,61 bruto
de overuren ten bedrage van € 323,58 bruto
5.2.
veroordeelt [verwerende partij] tot betaling aan [verzoekende partij] van de wettelijke rente over de in 5.1. in de onderdelen a. tot en met f. genoemde bedragen,
5.3.
veroordeelt [verwerende partij] tot betaling aan [verzoekende partij] van de maximale wettelijke verhoging van 50% over het in 5.1. in onderdeel b genoemd bedrag,
5.4.
verstaat dat de betaling van UWV van € 5.470,66 en eventuele vervolgbetalingen van UWV aan [verzoekende partij] die voortvloeien uit de betalingsonmacht van [verwerende partij] in mindering strekken op de onderdelen 5.1. sub b. tot en met f.,
5.5.
veroordeelt [verwerende partij] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [verzoekende partij] tot op heden begroot op € 833,00,
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW