In deze zaak heeft de werkgever, na toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst met de werknemer opgezegd. De werknemer heeft verzocht om betaling van de transitievergoeding en de eindafrekening, aangezien het UWV de loonbetalingsverplichting van de werkgever heeft overgenomen. De rechtbank heeft op 9 november 2022 uitspraak gedaan in Maastricht. De werknemer is op 1 september 2018 in dienst getreden als pedagogisch medewerker. De arbeidsovereenkomst is per 1 mei 2022 beëindigd, maar er is geen eindafrekening gemaakt en het loon over de maanden februari tot en met april 2022 is niet betaald. De werknemer verzoekt de rechtbank om de werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, het achterstallige loon en de wettelijke rente.
De werkgever heeft als verweer aangevoerd dat zij een wettelijke schuldsanering heeft aangevraagd en dat het UWV de loonbetalingsverplichting heeft overgenomen. De werkgever stelt dat de loonvorderingen van de werknemer na aftrek van de betalingen van het UWV niet ter discussie staan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzoek van de werknemer op alle onderdelen toewijsbaar is. De rechtbank heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, het achterstallig loon, de openstaande verlofuren, vakantiebijslag en de eindejaarsuitkering, met inachtneming van de betalingen van het UWV.
De beslissing van de rechtbank houdt ook in dat de werkgever de proceskosten moet vergoeden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werknemer recht heeft op onmiddellijke uitvoering van de uitspraak, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.