ECLI:NL:RBLIM:2024:4555
Rechtbank Limburg
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een huurwoning op basis van artikel 13b Opiumwet wegens aangetroffen harddrugs
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een huurder wiens woning door de burgemeester van Heerlen was gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten de huurwoning van verzoekster voor de duur van twaalf maanden te sluiten, nadat in de woning een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs was aangetroffen. Verzoekster, die samen met haar drie meerderjarige zonen in de woning woonde, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 juni 2024 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigden van verzoekster en de burgemeester aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs en de ligging van de woning in een kwetsbare wijk. Verzoekster betwistte de noodzaak van de sluiting en stelde dat er geen feitelijke drugshandel vanuit de woning had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting van de woning, maar dat de duur van twaalf maanden niet voldoende was onderbouwd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de burgemeester de mogelijkheid had om het besluit in bezwaar te heroverwegen en te motiveren.
De uitspraak benadrukt de afweging tussen het algemeen belang van openbare orde en de bescherming van de woonrechten van verzoekster. De voorzieningenrechter vond dat de burgemeester voldoende gewicht had kunnen toekennen aan het belang van het herstel van de openbare orde in de wijk, maar dat de sluiting voor de standaardperiode van twaalf maanden niet zonder meer gerechtvaardigd was zonder nadere motivering.