ECLI:NL:RBLIM:2024:4555

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
ROE 24/3327
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een huurwoning op basis van artikel 13b Opiumwet wegens aangetroffen harddrugs

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een huurder wiens woning door de burgemeester van Heerlen was gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten de huurwoning van verzoekster voor de duur van twaalf maanden te sluiten, nadat in de woning een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs was aangetroffen. Verzoekster, die samen met haar drie meerderjarige zonen in de woning woonde, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 juni 2024 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigden van verzoekster en de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs en de ligging van de woning in een kwetsbare wijk. Verzoekster betwistte de noodzaak van de sluiting en stelde dat er geen feitelijke drugshandel vanuit de woning had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting van de woning, maar dat de duur van twaalf maanden niet voldoende was onderbouwd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de burgemeester de mogelijkheid had om het besluit in bezwaar te heroverwegen en te motiveren.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen het algemeen belang van openbare orde en de bescherming van de woonrechten van verzoekster. De voorzieningenrechter vond dat de burgemeester voldoende gewicht had kunnen toekennen aan het belang van het herstel van de openbare orde in de wijk, maar dat de sluiting voor de standaardperiode van twaalf maanden niet zonder meer gerechtvaardigd was zonder nadere motivering.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/3327

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.J.H.M. de Crom),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen (de burgemeester)

(gemachtigde: mr. drs. C. Swieb).

Inleiding

1. In het besluit van 30 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten de huurwoning van verzoekster in Heerlen (de woning) op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten voor de duur van twaalf maanden.
1.1.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft ook de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekster is de huurder en bewoner van de woning. In de woning wonen ook de drie meerderjarige zonen van verzoekster.
2.1.
Op 20 maart 2024 werd de slaapkamer van een meerderjarige zoon van verzoekster ( [naam] ) doorzocht door de politie. In deze slaapkamer werd in een Louis Vuitton tasje (kort gezegd) het volgende aangetroffen: 136,2 gram heroïne, 5,4 gram amfetamine, 9,6 gram cocaïne, 9,9 gram hennep en een geldbedrag van € 490,00. Gebleken is dat ten aanzien van deze zoon sprake is van eerdere antecedenten op het gebied van handel in verdovende middelen. Verder heeft de politie de slaapkamer van een andere meerderjarige zoon van verzoekster ( [naam] ) doorzocht. Daarbij is in een zwarte rugzak een geldbedrag van € 15.000,00 gevonden en een autosleutel. De politie heeft vervolgens een onderzoek ingesteld naar deze personenauto, die op naam van [naam] stond. In deze auto werd 19,8 gram cocaïne en een geldbedrag van € 1.432,95 aangetroffen. De bevindingen van de politie zijn opgenomen in de bestuurlijke rapportage van 2 april 2024.
2.2.
Naar aanleiding van deze rapportage heeft de burgemeester laten weten voornemens te zijn de woning van verzoekster te sluiten voor de duur van twaalf maanden. Verzoekster heeft hiertegen haar zienswijze kenbaar gemaakt.
2.3.
In het bestreden besluit heeft de burgemeester – onder verwerping van de zienswijze – zich onder verwijzing naar artikel 13b van de Opiumwet en het Damoclesbeleid Heerlen op het standpunt gesteld dat hij bevoegd is om de woning te sluiten en dat hij dat ook in redelijkheid voor de duur van 12 maanden kan doen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemzaak niet.
Spoedeisend belang?
4. De voorzieningenrechter vindt het belang van verzoekster bij het treffen van een voorlopige voorziening in dit geval voldoende spoedeisend, omdat zij niet in de woning kan wonen als die wordt gesloten. De voorzieningenrechter zal inhoudelijk naar de zaak kijken om te beoordelen of er een voorlopige voorziening moet worden getroffen.
Overweging vooraf
5. Verzoekster heeft in deze procedure verzocht om vrijstelling van betaling van griffierecht. Gelet op de door haar in deze procedure overgelegde informatie wordt dit verzoek door de voorzieningenrechter toegewezen. Omdat verzoekster inmiddels het griffierecht heeft voldaan, zal de griffier het door verzoekster betaalde griffierecht van € 187,00 terugstorten.
Het beoordelingskader
6. Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning en het bijbehorende erf op te leggen, indien in een woning harddrugs en softdrugs voor de verkoop, het afleveren of het verstrekken aanwezig zijn. Cocaïne, heroïne en amfetamine zijn harddrugs [1] en hennep is softdrugs [2] .
6.1.
De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Heerlen tegen te gaan. Dit beleid staat in het Damoclesbeleid Heerlen (beleid), dat in werking is getreden op 17 december 2019 en gold ten tijde van het bestreden besluit. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning. Uit het beleid [3] volgt dat bij het aantreffen van harddrugs in een woning bij een eerste constatering de woning voor twaalf maanden wordt gesloten.
6.2.
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader, zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), in haar uitspraak van 28 augustus 2019 [4] (hierna: de overzichtsuitspraak) uiteengezet, in acht te worden genomen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst geoordeeld te worden in hoeverre de sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De sluiting van een woning moet, indien bevoegd genomen, geschikt en noodzakelijk zijn om de beoogde doelen te bereiken en de sluiting dient ook evenredig te zijn [5] .
Bevoegdheid tot sluiten
7. Niet in geschil is dat in de woning een ruime handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen en dat de burgemeester daarom in beginsel bevoegd was om de woning te sluiten. De gronden van verzoekster zijn gericht op de noodzaak en de evenredigheid van de sluiting. Verzoekster heeft dit ter zitting bevestigd.
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
8. Als de burgemeester bevoegd is om een woning te sluiten, is vervolgens de vraag of er ook een noodzaak is om een woning te sluiten. Daarbij is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt [6] . Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde [7] . Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag of er vanuit de woning werd gehandeld, maar ook om andere omstandigheden, zoals de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
8.1.
Verzoekster meent dat het niet nodig is om de woning te sluiten. De burgemeester had kunnen volstaan met het opleggen van een lichtere maatregel, zoals een waarschuwing.
Zo is er volgens verzoekster geen sprake van recidive. Ook zijn er geen meldingen van (drugs)overlast of andere signalen uit de buurt, waaruit blijkt dat de openbare orde daadwerkelijk is aangetast. Verzoekster heeft in dit verband aangegeven dat zij al meer dan 25 jaar zonder problemen in de woning woont. Verzoekster heeft twee verklaringen van buurtbewoners overgelegd, waaruit volgens haar blijkt dat de buurtbewoners nooit enige vorm van overlast hebben ervaren. Verder heeft verzoekster aangevoerd dat er geen feitelijke handel van drugs in of vanuit de woning heeft plaatsgevonden. Daarnaast stelt verzoekster zich op het standpunt dat het aantreffen van het geldbedrag van € 15.000,00 in de slaapkamer van één van haar zonen geen verband houdt met de handel in verdovende middelen. Dit standpunt wordt onderbouwd door een verklaring van haar zoon waarin hij stelt dat hij dit bedrag heeft gewonnen met gokken en dat de aangetroffen harddrugs en het geldbedrag in zijn auto niet van hem zijn, maar van vrienden, die regelmatig in zijn auto meerijden. Bovendien zijn deze middelen en het geldbedrag in de auto gevonden en niet in de woning, aldus verzoekster.
8.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft kunnen achten en niet met een minder ingrijpende maatregel, zoals een waarschuwing, heeft hoeven te volstaan. Ook wanneer verzoekster gevolgd wordt in haar standpunt dat het in de bestuurlijke rapportage genoemde cashgeld in de kamer van haar zoon [naam] geen verband houdt met drugshandel, is in de woning een grote handelshoeveelheid harddrugs en softdrugs aangetroffen, die de toegestane hoeveelheid voor eigen gebruik ruimschoots overschrijdt. Alleen al op grond daarvan heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een ernstige situatie en dat het aannemelijk is dat de woning van verzoekster een schakel vormt in het criminele drugscircuit. Dat op zichzelf levert al een belang op bij sluiting om de woning tijdelijk aan dit circuit te onttrekken, ook als er ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd en er geen sprake is van een recidive situatie. Daarnaast heeft de burgemeester in dit geval groot belang mogen toekennen aan het feit dat de woning ligt in een voor (drugs)criminaliteit kwetsbare wijk. Gebleken is immers dat de woning is gelegen in de wijk Meezenbroek-Schaesbergerveld en dat vanaf januari 2019 tot en met december 2023 in deze wijk 19 keer hard- en/of softdrugs is aangetroffen en 23 hennepplantages. Bovendien ligt de wijk in een gebied dat door de Rijksoverheid is aangemerkt als een van de zestien stedelijke vernieuwingsgebieden waarbij de veiligheid en leefbaarheid ernstig in het geding zijn. In zo een wijk is de signaalfunctie die uitgaat van een sluiting extra belangrijk. Tegen deze achtergrond en de omstandigheid dat het zichtbaar sluiten van de woning door de burgemeester voor de bij die woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in woningen heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is. Anders dan verzoekster is de voorzieningenrechter daarom van oordeel dat de burgemeester in dit geval niet met een waarschuwing hoeft te volstaan. In de zaak waar verzoekster ter zitting naar heeft verwezen [8] speelde een ander feitencomplex dan in deze zaak (de woning in die zaak lag niet in een wijk waarin het woon- en leefklimaat onder druk staan).
8.3.
De vraag is wel of een sluiting van de woning voor twaalf maanden, zoals het beleid voorschrijft, in dit geval noodzakelijk is. Uit vaste rechtspraak [9] van de Afdeling volgt dat een sluiting van zes maanden bij het aantreffen van harddrugs redelijk en noodzakelijk is. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt niet dat het aantreffen van de drugs in de woning het gevolg is van een doorzoeking die iets met drugshandel in de woning te maken had. Over de woning zijn verder geen klachten van omwonenden bekend, of andere signalen of meldingen over verkoop van drugs vanuit de woning of aanloop van en naar de woning. Ook is niet gebleken dat de woning bij de politie bekend is als drugspand en naast de drugs en het cashgeld, waarvoor door verzoekster een verklaring is gegeven, zijn geen andere voorwerpen aangetroffen die wijzen op feitelijke handel vanuit de woning. Verder is van belang dat de voor de burgemeester belangrijke signaalfunctie ook kan worden bereikt met een sluiting korter dan twaalf maanden. De voorzieningenrechter is gelet hierop van oordeel dat in het bestreden besluit (vooralsnog) onvoldoende is onderbouwd waarom het in dit geval toch noodzakelijk en dus redelijk is de woning voor de in het beleid genoemde standaardperiode van twaalf maanden te sluiten en niet bijvoorbeeld voor de duur van zes maanden. De feiten en omstandigheden die in rechtsoverweging 8.2. zijn genoemd zijn weliswaar voldoende om een sluiting noodzakelijk te vinden, maar zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet voldoende voor een sluiting van twaalf maanden. Dit maakt echter niet dat daarom thans een voorlopige voorziening moet worden getroffen. De burgemeester kan dit gebrek in bezwaar nog herstellen.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
9. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, komt de vraag aan de orde of de sluiting ook evenwichtig is. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval de bescherming of het herstel van de openbare orde en de woon- en leefomgeving, en de te respecteren grondrechten van verzoekster. Of de sluiting evenwichtig is hangt ook af van de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om weer van de woning gebruik te kunnen maken. De gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de omstandigheden die maken dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig [10] .
9.1.
Verzoekster heeft in dit verband aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning. De (hard)drugs lag niet zichtbaar verstopt op de kamer van één van haar zonen. Het controleren van de slaapkamers van de zonen werd niet gedaan vanwege het respecteren van elkaars privacy. Verder heeft verzoekster gesteld dat zij niet op de hoogte was van het feit dat een van haar zoons antecedenten had, zodat zij ook niet alert hoefde te zijn op mogelijke druggerelateerde feiten van die zoon. Dat het hele gezin rond moet komen van de Wajong-uitkering van verzoekster, zoals de burgemeester stelt, en zij had moeten vermoeden dat haar zonen zich in het criminele circuit bevonden en zij dus persoonlijk verwijtbaar is, acht verzoekster te kort door de bocht. Verzoekster ging er vanuit dat haar zonen werkten.
9.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester heeft kunnen stellen dat verzoekster een verwijt kan worden gemaakt omdat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van verdovende middelen in haar woning, dan wel redelijkerwijs hiervan op de hoogte had moeten zijn. Van verzoekster mag als (hoofd)bewoner immers worden verlangd dat zij toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. Dat er grenzen kunnen zijn aan het toezicht dat redelijkerwijs mag worden verwacht, begrijpt de voorzieningenrechter, maar in deze zaak is niet gebleken van een situatie die buiten deze grenzen valt [11] . Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoekster samen met haar meerderjarige zoons een gezin vormt en onder een dak woont. De burgemeester heeft onweersproken gesteld dat de betreffende zonen van verzoekster niet legaal werkten of over een uitkering beschikten. Gebleken is dat het gezin het niet breed had en moest rondkomen van het inkomen van verzoekster (bestaande uit een wajong-uitkering, toeslagen en alimentatie). Verzoekster had moeten zien dat er bij haar zoons wel geld in omloop was en zij wist dat haar zoon, [naam] , in het bezit was van een Volkswagen Polo uit 2020. Het had op de weg van verzoekster gelegen om hier vragen over te stellen. Dat zij die vragen om haar moverende redenen niet heeft gesteld of de kamers van haar zoons niet (dagelijks) heeft doorzocht kan daarom niet tot de conclusie leiden dat sprake is van geen verwijtbaarheid.
9.3.
Ook in de medische problematiek van verzoekster (de ziekte van Crohn) hoeft de burgemeester geen reden te zien om van sluiting van de woning af te zien. Niet in geschil is dat verzoekster niet om medische redenen aan de woning gebonden is. De wens van verzoekster om op loopafstand van haar huisarts te kunnen blijven wonen, zoals nu het geval is, kan evenmin tot het gewenste resultaat leiden. Het moet namelijk gaan om de binding met de woning zelf en niet om binding met de omgeving van de woning.
9.4.
De burgemeester heeft zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verzoekster in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het vinden van vervangende woonruimte. Dat kan ook door tijdelijk bij vrienden of familie te verblijven. Tijdens de zitting heeft verzoekster verklaard dat zij bij een vriendin terecht kan maar dat ze dit uit schaamtegevoel niet wil. Verder heeft verzoekster vooralsnog niet aangetoond dat zij gelet op haar financiën niet in staat is om vervangende woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter is gebleken dat verzoekster samen met haar oudste zoon acties heeft ondernomen om vervangende woonruimte te vinden, die passen binnen haar budget, terwijl de burgemeester Team Toegang heeft ingeschakeld, die haar kan ondersteunen bij het vinden van vervangende woonruimte. In het ergste geval zal verzoekster volgens de burgemeester gebruik kunnen maken van maatschappelijke opvang. De burgemeester heeft daarmee in voldoende mate voldaan aan zijn plicht om de huisvestingsmogelijkheden te onderzoeken en verzoekster daarbij te helpen. Het betoog van verzoekster dat zij al meer dan 25 jaar zonder problemen in de woning woont, is van onvoldoende gewicht voor een ander oordeel. Daarnaast is de voorzieningenrechter ter zitting gebleken dat de verhuurder van de woning, [naam] , voornemens is – of de woning nu wordt gesloten of niet – een gerechtelijke procedure op te starten om de huurovereenkomst te ontbinden of om deze overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden vanwege het feit dat er drugs is gevonden in de woning.
9.5.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester meer gewicht kunnen en mogen toekennen aan het belang van het herstel van de openbare orde en een veilig woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning dan aan de belangen van verzoekster. Dit betekent dat de voorlopige voorziening dus wordt afgewezen. Voor een schorsing van het bestreden besluit bestaat dan ook geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester gebruik kon maken van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2024.
de griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 11 juli 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Is een middel als bedoeld in lijst I van de Opiumwet.
2.Is een middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet.
3.Zie artikel 1, sub II, onder a, van het beleid.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
6.Zie noot 5.
7.Zie in dit verband de uitspraken van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916 en ECLI:NL:RVS:2022:1910.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3950
10.Zie noot 7.
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2023:553.