Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
1. Bij verordening kan worden bepaald dat een cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd is voor het gebruik van een algemene voorziening.
2. Bij verordening kan de hoogte van de bijdrage voor het gebruik van een algemene voorziening worden vastgesteld. Bij die verordening kan de hoogte van de bijdrage per soort voorziening verschillen of kan een korting worden bepaald per in de verordening omschreven categorie van cliënten.
3. In afwijking van het tweede lid worden bij verordening algemene voorzieningen aangewezen, waaronder in ieder geval die voorzieningen ter compensatie van beperkingen in de participatie of zelfredzaamheid waarbij een duurzame hulpverleningsrelatie wordt aangegaan tussen degenen aan wie een voorziening wordt verstrekt en de betrokken hulpverlener. De hoogte van de bijdrage voor het gebruik van een of meerdere van die aangewezen voorzieningen tezamen bedraagt, onverminderd artikel 2.1.4a, vierde lid, € 19,– per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt en diens echtgenoot tezamen.
4. Onverminderd het eerste lid en in afwijking van het derde lid kan bij verordening worden bepaald dat de hoogte van de bijdrage, bedoeld in dat lid:
a. op een lager bedrag wordt vastgesteld;
b. wordt verlaagd tot nihil voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van cliënten, indien het inkomen over een bij algemene maatregel van bestuur aan te geven tijdsperiode van de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt en diens echtgenoot tezamen niet meer bedraagt dan een bij verordening vastgesteld bedrag.
5. Voor het gebruik van de algemene voorziening cliëntondersteuning is geen bijdrage verschuldigd.
6. De bijdrage, bedoeld in het tweede lid, gaat de kostprijs van de voorziening niet te boven. Bij verordening wordt bepaald op welke wijze de kostprijs wordt berekend.
1. Bij verordening kan worden bepaald dat een cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd is voor een maatwerkvoorziening, dan wel een persoonsgebonden budget.
4. De hoogte van de bijdrage voor één of meerdere maatwerkvoorziening, persoonsgebonden budgetten of krachtens artikel 2.1.4, derde lid, aangewezen voorzieningen, tezamen, met uitzondering van beschermd wonen, de maatwerkvoorziening opvang of andere bij algemene maatregel van bestuur omschreven maatwerkvoorzieningen, bedraagt € 19,– [Red: per 1 januari 2024 € 20,60] per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt en diens echtgenoot tezamen.
1. Het college kan een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 herzien dan wel intrekken, indien het college vaststelt dat:
a. de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid,
b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget is aangewezen,
c .de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten,
d. de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden,
e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt.
2. Het college bepaalt in de beslissing, bedoeld in het eerste lid, het tijdstip waarop de beslissing in werking treedt.
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Maastricht 2020
Geldend van 21-07-2022 t/m 03-01-2023
Artikel 18. Regels voor bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen
1. Regels voor de algemene voorziening scootmobielen:
a. Ten behoeve van de verstrekking van scootmobielen kent de gemeente een algemene voorziening waarvoor een lichte toegangstoets plaatsvindt. Het betreft hier een algemene voorziening waarbij geen sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie conform het bepaalde in art. 2.1.4, lid 3 van de wet.
b. Gebruikers van de onder a. genoemde algemene voorziening, die hiertoe een bruikleenovereenkomst afsluiten met de door het college gecontracteerde leverancier, betalen een bijdrage. Deze bijdrage wordt bepaald op de kostprijs van de verstrekte scootmobiel zoals overeengekomen tussen de gecontracteerde leverancier en het college.
c. Aan de volgende categorieën gebruikers wordt op aanvraag een tegemoetkoming in de meerkosten verleend op de in lid b genoemde bijdrage:
- Inkomen tot 110%: 60% tegemoetkoming op kostprijs,
- Inkomen tussen 110% en 150%: 30% tegemoetkoming op de kostprijs.
d. Het college draagt zorg voor een redelijke overgangstermijn voor cliënten die op het moment van inwerkingtreding van dit artikel in het bezit zijn van een geldige beschikking voor een scootmobiel, indien deze wordt beëindigd omdat gebruik wordt gemaakt van de algemene voorziening zoals genoemd onder a.
e. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de uitvoering van dit artikel.
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Maastricht 2019 – versie 1
Geldend van 22-04-2022 t/m 15-01-2023
Artikel 18A: Regels voor de algemene voorziening scootmobielen
1. Conform het bepaalde in artikel 18 lid 1 sub e. van de verordening, stelt het college nadere regels ten behoeve van de algemene voorziening scootmobielen.
2. De in artikel 18 lid 1 sub a. van de verordening benoemde lichte toegangstoets omvat de volgende voorwaarden, waarbij aan elke voorwaarde voldaan dient te worden door de persoon die gebruik maakt van deze algemene voorziening:
a. Inwoner van de gemeente Maastricht,
b. Minimale leeftijd van 18 jaar,
c. Situatie van uiterst beperkte mobiliteit,
d. Voldoende aangetoonde rijvaardigheid op de scootmobiel,
e. Adequate stallingsmogelijkheid aanwezig van de scootmobiel.
3. De in artikel 18 lid 1 sub b. en c. van de verordening benoemde kostprijzen zijn als volgt:
a. Scootmobiel STANDAARD-COMPACT (A): €42,- per maand;
b. Scootmobiel STANDAARD (B): €42,- per maand;
c. Scootmobiel COMFORT (C): €65,- per maand.
4. De in lid 3 van dit artikel genoemde kostprijzen worden jaarlijks per 1 januari aangepast met maximaal de jaarmutatie september van de CPI totale besteding (laatst vastgestelde basisjaar) zoals gepubliceerd door het CBS. De eerste indexering vindt plaats per 1 januari 2023.
5. De in artikel 18 lid 1 sub b. van de verordening gestelde verplichting tot het betalen van een bijdrage start vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin de bruikleenovereenkomst is aangegaan. Deze verplichting loopt door tot het einde van de kalendermaand waarin de bruikleenovereenkomst is beëindigd. Daarbij zijn enkel volledige maandbedragen van toepassing.
6. Personen die gebruik maken van de in artikel 18 lid 1 sub c. van de verordening benoemde tegemoetkoming in de meerkosten, zijn verantwoordelijk voor de juistheid en juiste aanlevering van de relevante gegevens waaronder het inkomen, rekening houdend met het bepaalde in artikel 1 lid 18 en 27 van de verordening. Hieronder wordt tevens verstaan het uit eigen beweging en onverwijld doorgeven van mutaties hierin indien deze van invloed zijn op deze tegemoetkoming. Indien uit materiële controle achteraf door het college blijkt dat de verstrekking van de tegemoetkoming op onjuiste of onvolledige gronden is gebaseerd, kan het college van de cliënt de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten tegemoetkoming.
7. De in artikel 18 lid 1 onder d. van de verordening genoemde overgangstermijn voor cliënten die uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van dit artikel een scootmobiel als maatwerkvoorziening in natura ontvangen, bedraagt 3 maanden vanaf het moment van aankondiging door het college dat deze maatwerkvoorziening zal worden beëindigd. De in artikel 18 lid 1 sub b. van de verordening gestelde verplichting tot het betalen van een bijdrage start vanaf de eerste dag van de 4e maand volgend op de in dit lid genoemde aankondiging van het college, uitgaande van de bruikleenovereenkomst die op dat moment van toepassing is.