Uitspraak
[handelsnaam],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- de brief van 16 augustus 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 12 oktober 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De feiten
Over de klanten die je namens CMC Media beheert zullen wij jou nog provisie uitbetalen over de gefactureerde en betaalde omzet tot 31-12-2022. Over de klanten van CMC Media die ik in 2020 aan je heb overgedragen, zal vanaf nu geen provisie meer betaald worden. Dit zijn [naam 1] / [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] .”
3.Het geschil
4.De beoordeling
(…), omdat een tijdvak van twaalf maanden niet als enig criterium kan worden aanvaard. Er kunnen zich allerlei figuren voordoen, waarbij de toepassing daarvan onmogelijk of dwaas zou zijn. Men denke aan agentuurovereenkomsten die betreffen zeer kostbare goederen of prestaties, doch die slechts weinig talrijke transacties meebrengen: (…); het kan voorkomen dat geen enkele transactie is tot stand gebracht in de loop van de twaalf maanden die aan de verbreking voorafgingen.” (Kamerstukken II 1970-71, 11022, nr. 4, p. 24). De kantonrechter ziet op basis hiervan en de door CMC naar voren gebrachte argumenten, aanleiding om in het onderhavige geval af te wijken van een referentieperiode van twaalf maanden en uit te gaan van een langere termijn, te weten 1 april 2018 tot 1 september 2022. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
- i) de handelsagent nieuwe klanten heeft aangebracht of de overeenkomsten met bestaande klanten aanzienlijk heeft uitgebreid, en
- ii) de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog – dat wil zeggen na het einde van de agentuurovereenkomst - aanzienlijke voordelen opleveren. Deze voordelen dienen enig duurzaam karakter te hebben.