Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
De besloten vennootschap SAMEN IN BEWIND B.V.,in hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam onderbewindgestelde],
2 [gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de dagvaarding met 31 producties,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] met 4 producties,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] met 7 producties
- de conclusie van repliek, met producties 32 tot en met 42,
- de conclusie van dupliek van [gedaagde sub 2] ,
- de conclusie van dupliek van [gedaagde sub 1] met 1 productie,
- de akte uitlating van verhuurster.
2.De vorderingen
3.De beoordeling
De huurovereenkomst(en)
ik betaal deze nog en dan zeg ik de huur van mijn kant op ik woon al enkele maanden er niet meer”. Dat bericht is door verhuurster ontvangen, want zij heeft daarop gereageerd. Verhuurster antwoordde diezelfde dag: “
Opzegging dient cfrm. de huurovereenkomst schriftelijk te gebeuren met inachtneming van de opzegtermijn en geldt voor beide huurders”. [gedaagde sub 2] stelt dat hij de overeenkomst vervolgens een dag later per brief heeft opgezegd. Die brief is niet in het geding gebracht en wordt door verhuurster betwist. [gedaagde sub 2] stelt verder de opzegtermijn in acht te hebben genomen zodat de huur eindigt per 5 april 2022. Tot die datum heeft hij ook (een deel van) de huur betaald. Verhuurster en [gedaagde sub 2] hebben na 5 januari 2022 verschillende berichten gewisseld waaruit blijkt dat verhuurster de opzegging niet accepteert omdat [gedaagde sub 1] niet ook opzegt. Zo schrijft [gedaagde sub 2] op 3 april 2022: “
ik weet niet wat er aan de hand is maar heb begrepen dat [gedaagde sub 1](ktr: [gedaagde sub 1] )
niet mag tekenen om van dat contract af te komen, want ik wil er vanaf, maar het is eigenlijk belachelijk dat ik nu steeds moet blijven betalen terwijl ik er helemaal niet ben.”.
In alle gevallen waarin (ver)huurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan (ver)huurder doet uitbrengen , of in geval van procedures tegen (ver)huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of huurder tot ontruiming te dwingen, is (ver)huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte – met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door (ver)huurder te betalen proceskosten – aan (ver)huurder te voldoen, voor zover op de vergoeding van die kosten de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit incassokosten niet van toepassing is.”.De kantonrechter begrijpt dat een natuurlijk persoon is die woonruimte verhuurt aan gedaagden, die de woonruimte voor eigen gebruik huurden en daarom zijn aan te merken als consument-huurders. Verhuurster verhuurt een woning en zal daar inkomsten uit verwerven. Omdat niet iets anders is aangevoerd gaat de kantonrechter er daarom van uit dat de verhuur een bedrijfsmatig karakter heeft en dat sprake is van bedrijfsmatige verhuur. Deze procedure heeft dus betrekking op een overeenkomst tussen een bedrijfsmatig handelende verhuurder en consument-huurders. Daarom moet de kantonrechter ambtshalve (uit zichzelf, ook als de gedaagde partij daar niet om vraagt) beoordelen of het beding oneerlijk is tegenover de consument in de zin van artikel 3 van de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a BW, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is tegenover de consument vernietigbaar is.