Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
Slachtoffer: [slachtoffer 1]
schouwverslagblijkt dat hij op niet natuurlijke wijze is overleden aan de gevolgen van een hoog energetisch trauma (ongeluk bij varen) met uitgebreide letsels, waaronder fataal hersenletsel en multipele fracturen. [5]
medische informatieover [slachtoffer 2] blijkt dat er naar aanleiding van het ongeval op 5 september 2021 bij haar is geconstateerd dat er sprake is van een persisterend verlaagd bewustzijn bij ernstig traumatisch hersenletsel en dat zij volledig zorgafhankelijk is. [6]
proces-verbaal van bevindingen Scheepsvaartincident aanvaring Bernico vs Phantom, van de Landelijke Eenheid volgt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende: [8]
- snelle motorboot, merk Bernico voorzien van registratienummer [registratienummer 1] ;
- snelle motorboot, merk Phantom, voorzien van registratienummer [registratienummer 2] .
de rechter-commissarisverklaarde verbalisant [naam 10] over de aanvaring op 5 september 2021 te Roermond – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt: [9]
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
- de aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed;
- de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was. Bij het aan dit gezichtspunt toe te kennen gewicht kan meewegen of het secundaire slachtoffer beroepsmatig of anderszins bedacht moest zijn op een dergelijke schokkende gebeurtenis;
- de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
[medeverdachte 1]vordert als nabestaande en secundair slachtoffer een schadevergoeding als gevolg van het overlijden van zijn zoon (feit 1 primair). Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
[naam 1]vordert schadevergoeding als nabestaande en als secundair slachtoffer als gevolg van het overlijden van haar zoon (feit 1 primair). Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
[naam 2]vordert schadevergoeding als nabestaande en als secundair slachtoffer een schadevergoeding als gevolg van het overlijden van zijn broer (feit 1 primair). Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
[naam 3]vordert schadevergoeding tot een bedrag van
€ 2.219.415,20 ter zake van feit 2 primair. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
[naam 4], de pleegmoeder van [slachtoffer 2] , vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 17.500,- ter zake van feit 2 primair, bestaande uit immateriële schade (affectieschade).
[naam 5], de pleegvader van [slachtoffer 2] , vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 17.500,- ter zake van feit 2 primair, bestaande uit immateriële schade (affectieschade).
[naam 6], de tweelingbroer van [slachtoffer 2] , vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 15.000,- ter zake van feit 2 primair, bestaande uit immateriële schade (affectieschade).
[medeverdachte 2]vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 7.500,- ter zake van feit 1 primair en feit 2 primair. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:
8.Het beslag
9.De wettelijke voorschriften
10.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen;
de bevoegdheid tot het voeren van schepenvoor zover daartoe een vaarbewijs is vereist, voor de duur van
1 jaar;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [medeverdachte 1] (feit 1 primair)
- wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde
[medeverdachte 1] gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen €
20.000,- euro(immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
5 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening; - verklaart de benadeelde partij voor het overige in zijn vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [medeverdachte 1] van een bedrag van 20.000,- euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
- wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde
[naam 1] gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 20.000,-(immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
5 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening; - verklaart de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 1] van een bedrag van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
- de verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 2] (feit 1 primair)
- bepaaltdat de benadeelde partij
[naam 2] niet-ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding; - veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde
[naam 3] gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen
€ 392.567,20(bestaande uit € 92.567,20 materiële schade en € 300.000,- immateriële schade), voor wat betreft de materiële schade onder post (a) zonder vermeerdering van wettelijke rente, voor wat betreft de materiële schade onder post (b), zijnde het bedrag van € 37.950,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, voor wat betreft de materiële schade onder post (d), zijnde een bedrag van € 10.125,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en voor wat betreft de immateriële schade van € 300.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; - verklaart de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 3] van een bedrag van € 392.567,20, voor wat betreft de materiële schade onder post (a) zonder vermeerdering van wettelijke rente, voor wat betreft de materiële schade onder post (b), zijnde het bedrag van € 37.950,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, voor wat betreft de materiële schade onder post (d), zijnde een bedrag van
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
- de verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald;
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde
- veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 4] van een bedrag van 17.500,- euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
- de verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 5] (feit 2 primair)
- wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde
[naam 5] toeen veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen €
17.500,-(immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
5 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 5] van een bedrag van € 17.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
- de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
- de verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald;
- wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde
[naam 6] toeen veroordeelt de verdachte (hoofdelijk) om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen €
15.000,-(immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
5 september 2021tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
- legt aan de verdachte op de (hoofdelijke) verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam 6] van een bedrag van € 15.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
- de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
- de verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald;
- bepaaltdat de benadeelde partij
[medeverdachte 2] niet-ontvankelijkis in de vordering tot schadevergoeding; - veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggavevan het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte: